Reizen (518)

 

 

Winter 1984: Cairo

1. Hondenzoon & Hoerenjong

De taxichauffeur is groot, bonkig en emotioneel. Hij is een kettingroker, die steeds gele stinkende sigaretten aansteekt met de peuk van de vorige. Wij rijden over de Sharia Salah Salem, één van de drukste straten in Cairo, de hoofdstad van Egypte. Eigenlijk rijden we niet, maar staan we vrijwel voortdurend stil in files, die zich soms even oplossen.
      Het is tumultueus en rumoerig in Cairo. De over het algemeen oude auto’s zijn gammel en maken lawaai. Bovendien stinken ze. Iedereen schreeuwt en iedereen toetert hoewel dat eigenlijk verboden is. De jeugdige fietsers piepen overal tussen door. Zij hebben peppers, die ze continue gebruiken. Ook dat mag officieël niet. Voetgangers proberen de overkant van de straat te bereiken door gewoon auto’s tegen te houden. 
      De chauffeur wilde voor het ritje naar het Nederlands Instituut veertien Egyptische pond ontvangen. Mijn begeleider Marco, een Egyptoloog die hier al zes jaar woont, moest daar erg om lachen. Na een luidruchtig afdingingsproces wordt de prijs afgemaakt op vijf en een half pond. 
      De offciële koers in die dagen is 80 pond voor 100 US $. Maar op de zwarte markt buiten op straat ontvang je voor 100 US $ toch al snel 115 pond. Zeer lucratief dus, hoewel je in hotels en in musea pas kunt betalen als je een briefje laat zien, dat je officieël op een bank gewisseld hebt. Maar ook dat is op te lossen, want voor vijf pond kun je een briefje met een indrukwekkend stempel kopen dat je ''officieel'' voor tweehonderd pond gewisseld hebt.

De chauffeur stopt ineens midden op straat, stapt uit en doet zijn motorkap open. Dan begint hij tegen zijn rechtervoorband te plassen.
      Er staat een mevrouw achter hem, die daar een opmerking over maakt. Er volgt dan een vermakelijke discussie, die Marco vrijwel synchroon vertaalt. 
      De chauffeur wordt voor zwijn en pooier uitgemaakt, waarna de vrouw een ezel en kinderverleidster wordt. Vervolgens is de één een hondenzoon en de ander een hoerenjong.
De uitsmijter komt van de taxichauffeur die het volgende zegt:
      ‘Als jouw lippen er beneden net zo uitzien als van boven, moet ik je niet. Echt niet!

 

 

Januari 1984

2. Aswan-Wadi Halfa


      In januari 1984 willen we van Aswan in het zuiden van Egypte naar Khartoum, de hoofdstad van Sudan. Dat is vrij lastig. Er ligt een groot stuwmeer ten zuiden van de Aswandam en als je dat gehad hebt moet je door de Nubische woestijn.
      De eerste etappe kan per boot. Naar Wadi Halfa in het uiterste noorden van Sudan. Het tweede deel naar Khartoum met de trein. Maar er valt hier niets te plannen. Ter plekke moet alles geregeld worden en ben je afhankelijk van mensen, die op allerlei manieren aan je willen verdienen.
      En dan is er de zogeheten Sudanfactor. Er is veel kapot, alles duurt langer, over alles moet onderhandeld worden en als je denkt dat alles geregeld is, blijkt bijna alles toch weer anders.

 

 

De Ferry

   

Er ligt een wat gammele boot bij de grote Aswandam. Dat wil zeggen: Een boot met twee bijboten. De hoofdboot vervoert passagiers eerste klas, rechts is de tweede klas en links de derde. Veel verschil is er overigens niet. Hier en daar is een hut, maar daarin zijn spullen opgeslagen. En ook op het dek en in de gangen liggen spullen. Zakken en dozen. Teilen, tapijten, doeken, meubilair, kleren, kooien met beesten erin etc.

  

Op die zakken en dozen zitten, hangen en liggen mensen. En hoewel dat verboden is, heeft een enkeling een soort brandertje bij zich om eten warm te maken. Officials die dit verbieden zijn er niet, maar er is sociale controle. Andere passagiers maken duidelijk, dat vuurtjes maken hier levensgevaarlijk is. In het verleden is het al meermalen gebeurd, dat er brand uitbrak waarbij tientallen slachtoffers vielen.
      Hoewel het januari is, is het warm. Natuurlijk is nergens een airco. De mensen zijn geïnstalleerd, het water ziet er kalm uit en het uitzicht op de dam is rustgevend. Maar niemand weet wanneer de boot vertrekt. Niemand lijkt zich daar ook over op te winden. Dat is de Sudanfactor. De boot vertrekt als dat zo uitkomt. Vandaag is dat zo’n tien uur na het officiële vertrekuur. Mensen die vaker deze boot nemen vinden dat een zeer acceptabele vertraging. “Hoewel’’, zeggen ze dan,’’ hoewel je nooit weet hoe de tocht verder verloopt’’.
      Als alles normaal gaat moeten we over twee dagen in Wadi Halfa aankomen. Een stad, die verlegd werd toen het Nasser-meer werd aangelegd. Maar natuurlijk gaat het niet normaal. Na een paar uur varen, wordt de boot ergens aangemeerd. Waarom? Niemand weet het. Vragen aan bemanningsleden blijven schouderophalend onbeantwoord. Mensen slapen op zakken en dozen. De nacht gaat voorbij. En pas als het licht wordt, gaan we verder. Mensen kruipen nu over zakken en dozen. Drinken iets en eten wat. Handelaars doen goede zaken, want niet iedereen heeft proviand bij zich. De sfeer is eigenlijk wel goed. Hier en daar klinkt muziek. De oevers aan beide kanten van het meer zijn zichtbaar. Alles is kaal, alles is leeg. Nergens begroeiing. Maar daar in de verte ligt ineens de tempel van Abu Simbel.

Ramses II

 

 

3. Wadi Halfa-Aswan

(Door Rolf Weijburg)

In het sjieke Oberoi Hotel op Elephantine Island, net stroomafwaarts van de Grote Aswan Dam in de Nijl in Egypte, was alles rustig. Het hotel zat voor een groot deel vol. Veel Amerikanen en Britten, maar ook Canadezen, Duitsers, Fransen en Italianen. Toeristen en een enkele zakenman. De meeste gasten lagen al op bed in de comfortabele kamers. Hier en daar brandde nog licht en in de stemmig verlichte bar zat nog een enkeling te genieten van een peperduur drankje. Het was bijna middernacht.

      Telefoontjes verstoorden plotseling de rust, geroezemoes weerklonk, gedonder in de glazen. Mannen in donkere pakken kwamen de lobby ingerend. Egyptian Secret Police. De bar moest worden gesloten. Hotelpersoneel, maar ook politieagenten renden door de gangen. Op alle kamerdeuren werd hardhandig geklopt. Het hotel moest worden ontruimd. Nu. Onmiddellijk. Orders van hogerhand. De hotelgasten en het meeste personeel werden in bootjes gepropt en naar Aswan op de oostelijke Nijloever gebracht. Daar waren in allerijl in andere hotels kamers geregeld voor de nacht. Dat wel, maar toch.

       Diezelfde nacht sneed een merkwaardig drijvend object door het strakke nachtelijke water van het Nassermeer. Het waren een drietal aan elkaar gebonden schepen, ieder met één verdieping. Het middelste schip was de motor en ploegde door middel van een groot rad aan de achterkant het hele handeltje noordwaarts richting Aswan. Dit was de Lake Nasser Ferry die twee dagen geleden uit het Soedanese Wadi Halfa, vijfhonderd kilometer naar het zuiden, was vertrokken. Het miezerige plaatsje is het eindstation van de lange spoorlijn die vanuit Khartoem dwars door de Nubische woestijn loopt en de vertrekhaven van de ferry die een paar keer per maand over het Nassermeer naar Aswan vaart. Aankomen en zo snel mogelijk weer vertrekken dat is wat bijna iedereen in Wadi Halfa deed.

               

Aan boord was het een stuk minder rustig dan in het Oberoi Hotel. De dekken lagen overvol met mensen, bagage, geiten, kippen en kamelen, heel veel kamelen. Soedanese kamelen die op de grootste kamelenmarkt in Egypte, de Daraw-markt, iets ten noorden van Aswan, verhandeld zouden worden om waarschijnlijk in de slachthuizen van Cairo te eindigen. De ferry had ook een paar auto’s aan boord waaronder een kleine vrachtwagen. Tussen alles en iedereen in lag het dek bezaaid met butagasflessen waarvan onduidelijk was of ze vol of leeg waren. Iedereen rookte gewoon door dus ik hoopte maar dat ze leeg waren. Ondanks dat er luid gepraat werd en flink gerocheld, waren her en der passagiers, soms in de meest onmogelijke posities, vredig in slaap gevallen.

      Twee dagen dobberden we zo al voort over dit merkwaardige meer dat is ontstaan door de bouw van de gigantische Aswan Dam. Een enorm smaragdblauw meer met oevers als maanlandschappen zonder ook maar het minste stukje groen.
Tomorrow Egypt! Tomorrow Aswan!” De stuurman die boven het grote schoepenrad op de brug zat was er absoluut zeker van. Morgen zouden we er zijn. Maar voor de zekerheid voegde hij er, terwijl hij zijn ogen ten hemel sloeg “Inch Allah” aan toe. Als God het wil.

      God leek het werkelijk te willen: de volgende dag zagen we het meer zich vernauwen. De oevers kregen weer detail en aan de horizon recht voor ons verscheen in de middag de vage rechte lijn van de Aswan Dam. Rechts op de oever vlekjes, vierkantjes, kubussen, huizen. Bomen. Een haven tekende zich af. Steigers, vrachtauto’s, ezelkarren en mensen met steekwagentjes. Drukte. Lawaai. Getoeter. Dit was Sad-el-Ali, eindpunt van de tocht. Op de ferry stond iedereen al te dringen. De tassen waren dichtgeritst. Kleedjes opgerold. De kamelen werden van hun kniehalsters ontdaan en de geiten losgemaakt van de relingen.

      Een touw werd uitgegooid. Iemand ving het op, trok, hield de lijn strak, maar maakte het touw niet vast. Hij schrok van een politie-auto die met piepende banden langs de kade aan kwam rijden en waarvan de deuren openzwaaiden nog voordat de wagen goed en wel stil stond. Vier geüniformeerde mannen stapten uit en begonnen te schreeuwen naar de kapitein en zijn kornuiten. Er werd heftig gediscussieerd. Andere geüniformeerden arriveerden. Twee bootofficials sprongen van boord om druk gebarend de uniformen te woord te staan.

      Het leek een opstootje. Niemand wist wat er aan de hand was.

Maar net zo snel als ze verschenen vertrokken ze weer, de uniformen in hun auto. De auto reed het haventerrein af. De bootjongens klommen weer aan boord. De man liet het touw in het water vallen zodat het kon worden teruggetrokken, de al wegvarende ferry op.
Niemand mocht van boord. Niemand mocht Egypte in. God had het toch niet gewild. We voeren terug het meer op.

      Er was consternatie alom aan boord. Waarom legden we niet aan? Waarom mochten we niet van boord? Wat was er aan de hand?

De kapitein spreidde zijn armen, haalde de schouders op en zei:“We stay on the lake tonight. Die mensen in de haven, dat was de Egyptian Secret Police. Onze president Anwar Sadat heeft een aantal hooggeplaatste gasten op bezoek en gaat met hen een tochtje maken over het meer en langs de dam. Daarom hebben ze de hele haven verboden terrein verklaard en de grens gesloten. We mogen niet aanleggen en moeten nog een nacht doorbrengen op het meer. Morgen zullen we aanleggen in Sad-el-Ali. Morgen kunnen we Egypte in, Inch Allah.”

      Mopperend namen de passagiers hun plekken weer in en na enig schikken en schuiven maakte de boosheid plaats voor berusting. De ferry had inmiddels het anker uitgegooid bij wat rotsige eilandjes. Als een stateloos vluchtelingenkamp dobberden we op het water. Soedan verlaten, maar nooit in Egypte aangekomen.
Later in de middag kwam de oorzaak van al dit oponthoud langsvaren. Omringd door een aantal politiebootjes gleed een luxe motorjacht over het water. Mannetjes in glimmende uniformen en in pak stonden aan dek. Ze zwaaiden naar ons. Op de ferry zei iedereen “Sadat! Sadat!” Maar slechts weinigen zwaaiden terug.

      De volgende ochtend was het dan zo ver. De ferry legde aan in de haven en de passagiers stormden de loopplank af. Chaos. Kruiers boden zich aan. Vrachtwagens verdrongen zich om zo dicht mogelijk bij de boot te komen. Kamelen. Mannen hadden fantastische hotels in de aanbieding. Of taxi’s. Of de beste koersen voor het Egyptische pond. Havenpersoneel stuurde iedere passagier die de loopplank afkwam naar een barak waar tientallen mensen al met hun paspoorten stonden te zwaaien. De douaniers stempelden er flink op los en het lukte me vrij snel ook mijn paspoort onder de ritmisch doorstempelende douanehand te schuiven. Ik betwijfel of de man ook maar iets van mijn visum heeft kunnen lezen, maar ik was nu officieel gearriveerd en kon het haventerrein verlaten.

      Ik was in Egypte. Vanaf het station van Sad-el-Ali nam ik een boemeltje naar Aswan Centraal. Daar ging ik in het vroege ochtendzonnetje op een terras zitten voor een uitgebreid ontbijt.

      Er zat een Canadees echtpaar naast me en we raakten in gesprek. “Nee, dat waren niet zomaar hooggeplaatste mensen op dat motorjacht. Dat was Sadat, samen met de Shah van Perzië en de Amerikaanse ex-president Gerald Ford! Er is revolutie in Iran en de Shah is eergisteren zijn land ontvlucht. Hij is op het vliegtuig gestapt en naar Aswan gevlogen, naar zijn goede vriend Anwar Sadat. Ford, die toevallig in Caïro was, werd gevraagd om voor overleg ook naar Aswan te komen. Er werd een impromptu meeting georganiseerd in het Oberoi Hotel en uit veiligheidsoverwegingen werd besloten om het complete hotel te ontruimen. Rond middernacht werden we van ons bed gelicht en moesten we verhuizen naar een kamertje hier in de stad. Daar hebben we twee nachten geslapen en vanmiddag pas mogen we weer terug naar het Oberoi. Isn’t it un-be-lie-vable?”

 

 

 


September 2014: Montreuil-sur-Mer

1. Wallen, klinkers en Les Misérables



Place Charles de Gaulle


Er is een groot plein en een paar kleinere pleinen. Klinkerstraten alom. Er zijn wallen en muren. Abdijen en kerken. Hotels,
restaurants en terrassen. Mooie herenhuizen, twee museums, een theater en beeldhouwwerken.
      En toch heeft het slechts 2.000 inwoners. 
Montreuil-sur-Mer. Maar het is een bekend en gezocht plaatsje. Victor Hugo was er op 4 september 1837 een halve dag, raakte geinspireerd en situeerde hier zijn Les Misérables.
      Vrijwel dagelijks komen hier groepjes mensen om zijn korte spoor te volgen en
zich voor te stellen waar hoofdpersoon Jean Valjean - een ontsnapte gevangenisboef, die burgemeester van Montreuil werd- zoal verbleef.


Wallen & muren



Montreuil-sur-Mer is oud. De eerste wallen werden al in de negende eeuw gebouwd. Aanvankelijk ter verdediging tegen aanvallen uit
zee. Van die wallen is inmiddels niets meer over, maar er kwamen anderen voor in de plaats.
      Montreuil ligt niet meer aan zee, maar zo'n vijftien kilometer het
land in. De plaats werd tijdens de honderdjarige oorlog vrijwel volledig verwoest door de Engelsen. Maar de restauratie werd later ter hand genomen en zo werd Montreuil een aardig en aantrekkelijk plaatsje.

Bar Victor Hugo


Literatuurliefhebbers




Zicht vanaf de wallen

 

Monument ter herinnering aan WO1





Tot slot


 

 

Le Touquet-Paris-Plage

2, Badplaats met curieuze architectuur



Le Touquet-Paris-Plage is een mondaine badplaats in het noordwesten van Frankrijk. Het ligt aan de zogeheten Opaalkust, tussen Calais en Normandië. Er wonen iets meer dan 5.000 mensen, maar er komen in de zomer zo'n 250.000 toeristen. Badgasten, golvers, surfers en zeilers, die in dure hotels terecht kunnen of verblijven in studio's of appartementen. Vaak met uitzicht op zee. Op de Boulevard Docteur Jules Pouget komt men elkaar tegen. Zien en gezien worden is het hier in het seizoen.


Louis Quetelart



Aan de Boulevard staan rijen flats met appartementen, die tot negen hoog reiken. De flats worden afgewisseld door huizen waar architecten zich heerlijk op hebben kunnen uitleven. Er is zelfs een naam voor de stijl: Louis Quetelart vernoemd naar de lokaal beroemde architect.


Strand bij eb



Het is DE badplaats voor de beter gesitueerden uit Parijs, hoewel ook veel Britten de Kanaaltunnel nemen om even in Le Touquet bij te komen. Bij eb is het strand zo'n honderd meter breed. Zwinnetjes trekken grillige patronen in het zand.


Strand bij vloed

Bij vloed komt het water tot aan de Boulevard.

Strandzeilen



Het strandzeilen is een veel boefende activiteit. Op het zuidstrand is er een school voor, waar dagelijks tientallen mensen de lessen volgen en kunnen oefenen. Wel wachten natuurlijk tot het eb is.


Badhuisjes



Badhuisjes staan in het gelid, vaak met opvallende kleuren.


Stratenpatroon


Potje Vlees

Het stratenpatroon is simpel. Een paar boulevards die parallel met het strand lopen en straten die loodrecht van de buitenwijk, via het centrum altijd naar het strand gaan. Een mooi winkelbestand met veel viszaken. Bakkers & slagers. Regionale producten, waaronder Pot'je Vlees, want Frans Flandre is niet ver weg.



 

Juni 2019: Broyes

3. Een leeglopende plattelandsgemeente

Deze watertoren staat in Broyes, een dorpje in de Franse Champagne, zo’n zeventig kilometer ten zuiden van Reims.
      Het is een typisch Franse plattelandsgemeente: Mooie panden, intieme straatjes afgewisseld met leegstand, achterstallig onderhoud en leegloop.
      Een kerk, een gemeentehuis, maar geen enkele winkel meer. En geen horeca.


Rue de l’Ėglise



Ons onderkomen

Leegloop

Het dorpje heeft 362 inwoners. In 1846 waren dat er nog 892 en daarna is het gestaag achteruit gegaan, Van 747 in 1872, naar 577 in 1954, naar 436 in 1990.


Flitsverkoop



Er staan veel panden te koop. Om daar een beetje verandering in aan te brengen werd er een zogeheten Flitsverkoop gehouden. Met aantrekkelijke aanbiedingen tot wel 70% voordeel inclusief levenslange garantie.
     
Ik ben er die middag om drie uur naar toe gegaan en was voorbereid op een enorme drukte, waarbij met veel Frans melodrama luidkeels tegen elkaar zou worden opgeboden. Dat viel tegen.
      Er was een open tent opgericht, een paar tafeltjes en stoeltjes en twee mannen van het makelaarskantoor.

Verder was er niemand.
     
Toen ik een half uur later nog eens langsging veerden de mannen op. ‘’Eindelijk een klant’’.
Anderhalf uur later ging mijn echtgenote even langs. Nog steeds niemand.


Baguette

Er is zelfs geen bakker meer en dat betekent dat je het stokbrood uit een automaat moet trekken.
      Voor 1 Euro ontvang je dan een slap naar niets smakend brood.


Doorkijkje


Gemeentehuis



Het dorp heeft met z’n nog geen 400 inwoners een enorm groot gemeentehuis


Champagne

Er zitten diverse wijnboeren in het dorp. Je kunt proeven en kopen. Eerst even een afspraak maken.


Yves Jacopé

De beroemdste wijnmaker is het familiebedrijf Yves Jacopé.
      Men gaat er prat op al sinds de tiende eeuw wijn te maken.
Santé dus maar op een bijna 1.000 jaar oude familietraditie.

 

 

Sézanne

4. Petite Cité de Caractère


Place de la République

 
In het zuiden van de Franse Champagne ligt een enigszins verstild Middeleeuws stadje: Sézanne.     
Een kleine 5.000 inwoners.
      De activiteiten spelen zich vooral af op het centrale pleintje Place de la République. Hier zijn de terrassen. staan een paar markante huizen en er is natuurlijk de gotische Saint-Denis kerk.  Het stadje afficheert zich als een Petite Cité de Caractère.
      Daar valt wel iets voor te zeggen.

 

Saint-Denis


Terrassen



   
Promenades

De stad kent een paar wandelpromenades met dubbele rijen linden


La femme sans tête



En in de Rue de Broyes bevindt zich dit hotel-restaurant.
     
Waar die naam vandaan komt is niet duidelijk, maar omdat Sézanne een middeleeuws stadje is, wordt aangenomen dat er hier ooit een guillotine gebruikt is om een vrouw om wat voor reden dan ook te onthoofden.

 

 

Champagneroute

5. Wijngaarden, akkers & verstilde dorpjes

Als je in de Franse Champagne bent, moet je champagne drinken. Zelfs als je niet zo dol bent op dat drankje moet je eraan geloven.
      En -die oude waarheid gaat altijd op- daar op je eigen terras in die glooiende heuvels onder milde temperaturen smaakt het natuurlijk uitstekend.
      Te midden van die mooie, verstilde vaak enigszins uitgewoonde en verloederde dorpjes.  

 

Coteaux de Sézannais

Je kunt champagneroutes volgen. Bijvoorbeeld te beginnen in Sézannne in het uiterste zuiden.
      Maar je kunt ook je eigen weg kiezen over smalle tussendoor wegen.  
Via Broyes, Montgivroux, Fère Champenoise, Villeseneux, Clamenges en Coligny naar Vertus en dan weer terug naar Sézanne.
      Je laat dan de grootste Champagneplaatsen Epernay en Reims aan je voorbij gaan.


Wijngaarden



Lang niet overal zie je dit soort wijngaarden.
      Er is veel meer akkerbouw: graan, aardappelen, uien. Veeteelt heb ik niet gezien.

Je kunt stoppen bij de Champagnemakers, maar dan moet je vrijwel altijd eerst een afspraak maken.
      Bovendien zie je soms afnemers, die zo’n honderd dozen tegelijk inslaan. En daar kom jij dan aan met die ene doos.

Wij leren dat de meest gebruikte druif in dit gebied de Pinot Meunier is (56%). Gevolgd door de Chardonnay (32%) en de Pinot Noir (12%).


Gemeentehuis Fère Champenoise


Hond


Vertus

 

 

Najaar 2014: Le Crotoy

6. Vissershaventje aan de Somme


Eindpunt

Ik hou van geografische eindpunten. Tot hier en niet verder.
      Zo kwam ik laatst in Le Crotoy, een vissersplaatsje in het
noordwesten van Frankrijk.

      Het ligt in Picardië bij de brede monding van de Somme. Aan de overkant begint Normandië.
Naar het westen
ligt een breed strand waarachter Het Kanaal zo langzamerhand overgaat in de Atlantische oceaan.

      Het verschil tussen eb en vloed kan hier oplopen tot tien meter.


 Centrum


Je kunt hier mooie wandelingen maken, een beetje slenteren in de straatjes en op tijd een visje eten op een terras.
      De grotere
vissersboten liggen in verband met aanslibbing in Le Tréport, maar dagelijks wordt verse vis aangevoerd. En veel mensen in Le Crotoy hebben werk in de (paal)-mosselkwekerijen.
      Jules Verne had hier een huis. Net als Toulouse-Lautrec. Jeanne d'Arc zat er gevangen.


Huis Toulouse-Lautrec
          


Gemeentehuis

 

Einder


 

Najaar 2014: Saint-Valery-sur-Somme

7. Wallen, water en zout



Brede monding

 Saint-Valery-sur-Somme is een aantrekkelijk plaatsje aan de brede monding van de Somme in het noordwesten van Frankrijk.
      Het heeft niet meer dan 3.000 inwoners, maar in het seizoen is het behoorlijk druk.
Het stadje heeft middeleeuwse wallen, smalle kronkelende winkelstraten, vaak met klinkerbestrating en langs de rivier loopt een smal pad met hier en daar cafés en restaurants, die natuurlijk een terras aan het water hebben.  



Winkelstraat



Terrassen



Er is hier uiteraard veel vis in de restaurants, maar ook het lamsvlees wordt aanbevolen. Er is een groot tijverschil, waardoor de weides waarop die lammeren grazen iedere dag onderlopen. Het gevolg is een zoutwatervegetatie, die de lammetjes een unieke smaak geeft.


Zoutopslag



Straatje

 

Somme


 

 

September 2008: Crémant de Bourgogne

8. Lekkere mousserende wijnen

Mag je je een wijnkenner noemen als je al meer dan vijftig jaar zeer regelmatig een paar glazen drinkt?
      Waarschijnlijk niet.
Wijnkenners hebben op dit onderwerp gestudeerd. Ze ruiken bloemetjes, amandelen of andersoortige vruchten of noten, ze proeven zoetgevooisde aardbei, of abrikoos met iets vrouwelijks in de nasmaak dan wel een vleugje anijs met een toets van veenbessenfantasie. 
    
Ik heb zelfs wel eens een paar zogeheten kenners horen uitwijden over kaarsvet en een hint van benzine en staal 
       En dat was merkwaardig genoeg niet om die wijn af te serveren, maar het was bedoeld als aanbeveling. (Eten & drinken 39)
Een beetje humbug dus. Zeker als je over staal begint, want dat is een legering. Een mengsel van ijzer en koolstof.
      Dat kan van alles zijn.

Een jaar of dertig geleden dronken wij in de Franse Bourgogne een Crémant. Een lekkere mousserende wijn. Het zat in eenzelfde fles als Champagne en smaakte ook zo. Het smaakte zelfs beter, maar dat is natuurlijk een domme opmerking, omdat er zeer veel verschillende soorten Champagnes en Crémants bestaan. 


Crémant-route 

Vorige week reed ik op de N 71 vanuit Troyes in de Champagne naar Autun in de Bourgogne.
      Bij Mussy-sur-Seine verlaat je de Champagne en vrijwel onmiddellijk bij Châtillon-sur-Seine in de Bourgogne is een gemarkeerde Crémant-route. Je kunt daar overal proeven en de wijnen natuurlijk ook inslaan.
      Voor prijzen die drie tot vier maal zo laag zijn als voor champagne.

Ik koop regelmatig crémants. Zeker sinds december 2005, toen het VARA-consumenten programma Kassa in verband met de komende jaarwisseling een interessante test deed. Vijf ECHTE deskundigen moesten blind tien mousserende wijnen proeven. Er waren acht champagnes en twee ‘namaak-champagnes’.
      De deskundigen hadden het niet alleen over bloemetjes en amandelen, maar hadden ook forse kritiek. Zo was er een bubbelwijn, die leek op een Semtexbom. Andere wijnen waren kartonnerig, sponzig, te zuur, te zoet, te droog of te nat
.

 
Verbluffend  

Het verbluffende resultaat was dat de duurste champagne, een Moët & Chandon brut Impérial (30 Euro; 2005!) er het slechtst afkwam.
      Maar het meest verbluffende was, dat niet een champagne als beste uit de bus kwam, maar een crémant; een Bourgogne Blanc de Noirs voor 7.49 Euro.

In nog zeven andere regio's produceren ze in Frankrijk crémants. In Italië en Spanje maken ze trouwens ook mousserende wijnen. En de Russische ‘champagne’ bijvoorbeeld smaakt ook vaak goed.

Hieronder het volledige testresultaat van Kassa.

 

Voorjaar 2007: Sept Saulx

9. Een Jacquet voor Le Cheval blanc


VAN LINKS NAAR RECHTS
 

 


BOM VAN DE VIJAND
  

Remi Jaquet was getrouwd met Eugénie Vallé. Hij overleed in 1896 en werd 83 jaar. Vrij oud voor die tijd. Zijn echtgenote werd maar 61 jaar.
      Ze hadden twee zonen.
De oudste was François Remi, die ook al zo oud werd: 89 jaar; overleden in 1929.
      Ook hij overleefde zijn vrouw Elise Cochut, want die werd 75. Overleden in 1924.
De tweede zoon Adzire werd 70 jaar. Maar hij raakte in 1914 tijdens de eerste wereldoorlog zwaar gewond door een vijandelijke bom.
      Zijn echtgenote Alice Bertrand werd 83 jaar en overleed in 1934.
Kennelijk hadden zij geen nageslacht.

ZEVEN WILGEN  

We leren dat Sept Saulx niets anders betekent dan zeven wilgen. En dat het iets meer dan 500 inwoners heeft.

STRAFREKENING  

Als je vooraf geen champagne neemt maar een glaasje wodka, rekenen ze daar voor straf 12 Euro voor.
      De kamers van het hotel liggen mooi aan een parkje en zijn knap gehorig.

 

 

10. Het vermiste echtpaar

 

 
(Door Peter Flik)

Dit verhaal loopt niet goed af, U weet het nu. Maar het moet worden verteld. Voor Bretagne waren we gewaarschuwd, er zou daar een bijna magnetische sfeer hangen; een sfeer waar zaken een onvoorspelbare wending konden nemen.
       Voor de radio werkend volgde ik mijn favoriete aanpak: niets voorbereiden maar ergens zo maar naar toe gaan en dan met iets dat de moeite waard is terugkomen. Dit was in dit deel van Frankrijk een fluitje van een cent.
      We vonden een zeer authentieke harpiste die liederen in de Bretonse taal kon zingen. De opnames werden buiten op een verlaten camping gemaakt. 

Tot zover gaat dit verhaal nogal gewoon, vindt U ook niet. Maar hier komt de wending.
      We waren de enige gasten op die camping, geleid door een Frans echtpaar Louise en Jacques. Dit echtpaar benaderde ons met de mededeling dat zij de volgende dag met vakantie zouden gaan en we konden rustig blijven als we iedere avond de poort maar zouden sluiten.
      En, o ja, nog een verzoek. Zij hadden als gewoonte om iedere dag de foto's die zij die dag gemaakt hadden, polaroids, naar huis te sturen. Of wij die dan uit de brievenbus wilden halen en op een bepaalde plaats wilden neerleggen. Die volgende dag brak aan en we waren van plan om er nog tien dagen te blijven. Museum hier, kerkje daar, U kent het wel.
      De foto's komen inderdaad iedere dag binnen. Op de vijfde dag komt de politie het terrein op en moet ons dringend spreken. Of wij familie van Louise en Jacques zijn. Ze aarzelden om nu verder te gaan aangezien wij geen familie waren, maar gezien de toestand was het toch beter om ons maar in te lichten. Louise en Jacques waren op de vijfde dag van hun vakantie bij een auto-ongeluk omgekomen bij Lyon, verbrand in hun auto. Wij lieten hen de binnengekomen polaroids zien. Zij namen deze mee.
      Maar dan gebeurt het verschrikkelijke. Alle dagen die volgen blijven die polaroids binnen komen.... Louise en Jacques levend en wel. We worden er angstig van. De politie reageert koel, er zal iets fout zijn gegaan, maar we weten nog niet wat. Zelfs op de tiende dag als wij naar huis gaan komt er nog een polaroid, uit Algiers. Eenmaal in Nederland bel ik nog één keer naar het politiebureau om iets te weten te komen. Er is niemand die ons iets kan vertellen.

 (Luister HIER naar authentieke opnames van de harpiste Morgan, die voor deze gelegenheid in het Engels zingt)

 

 

Zomer 1981

1. Een onverwacht feestje  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook mijn buurvrouw, die vlak voor de landing op een apart stoeltje was gaan zitten. Nor, stond op haar badge. Zij was stewardess. 
Het was duidelijk. Ik had iets gemist, maar had geen idee wat.
Nor was  het prototype van een ''Singapore girl''.
Goed figuur, jong, vrij lang, slank, sluike zwarte opgebonden haren en een eeuwige glimlach. 

''Wat is er aan de hand Nor?'' vroeg ik maar eens.  Zij keek mij aan met die glimlach, die ineens iets vertederends kreeg. 
''Weet u dat echt niet sir?"

''Nee Nor. Vertel''.
''Het nieuwe vliegveld is gisteren geopend. Wij zijn de eerste lijnvlucht die hier landt. Het woordt feest, sir. Groot feest".

Onbekende helden  

Toen wij in de aankomsthal kwamen begon ook daar iedereen te klappen en te juichen alsof wij -simpele passagiers- een soort Wereldcup gewonnen hadden.
      We werden uitgenodigd om naar een mooi versierde ruimte in de terminal te gaan om een drankje te gebruiken en een snack te eten.

Pas toen ik bij mijn tweede glas whisky en een paar uitstekende dim-summetjes een informatiepakket ontving, drong het echt tot mij door dat ik stomtoevallig op het nieuw geopende vliegveld van Singapore was geland: Changi Airport. 


Informatie

De informatie leerde ondermeer dat de bouw 1.5 miljard Singaporese dollars had gekost -toen ongeveer 1 miljard US$-. 
      Voorts dat er voor het vliegveld 200 ha. zeemoeras was opgeofferd en dat de luchthaven was dichtgegooid met 12 miljoen kubieke meter zand en gesteente, dat was verwijderd van de nabij gelegen heuvels.
       En er zat deze foto bij van de opening.

Nor was natuurlijk bij de crew aangeschoven. Maar toen zij mij zag, hief ze haar glas.
      Ik meende een knipoog te zien, maar betwijfel achteraf of dat echt waar was. 
      Die Singapore-girls kunnen zich niets veroorloven. 
Daar is later nog wat literatuur over verschenen.

 

 

 

Zomer 1986.

2. Geflambeerde vleermuis

We zijn op de weg terug van Indonesië naar Nederland en hebben besloten een dagje in Singapore te blijven. Dat is een drukke keurig aangeharkte stad, waar je geweldig boodschappen kunt doen. Dan moet je naar Orchard Road. Veel kleine winkeltjes waar je interessante dingen kunt kopen als scharen voor linkshandigen, kunstogen, condooms met voelsprieten, looprobotjes en boekjes over de techniek van het touwtrekken.
      Maar er zijn aan die weg ook gigantische warenhuizen.
      We kopen een grote zak gedroogde paddestoelen.
Een week later laat ik thuis de paddestoelen wellen en wat blijkt: de dingen die daar in de pan alsmaar groter worden, lijken verdacht veel op vleermuizen.

  

Hoe bereidt men vleermuizen?

In China, Maleisië en Indonesië staat het regelmatig op het menu en wordt het op diverse manieren bereid. Zo ook op een aantal eilanden in de Stille Zuidzee.
      Het volgende recept komt uit Samoa.
      De vleermuizen worden geflambeerd zodat de haren geschroeid worden. De ingewanden eruit halen en de beestjes in stukjes snijden.
      Olijfolie en een scheutje walnotenolie in een wok verhitten en daarin uitjes, knoflook en gemberwortel fruiten.
      De stukjes vleermuis in de wok aan alle kanten dichtschroeien, nog wat vocht erbij, geplette korianderzaadjes, zwarte peper en een paar kruidnageltjes. Dit alles nog even laten sudderen en de vleermuis Samoa is klaar.

Volgens culinair deskundige Johannes van Dam die ik daar toen voor de radio over raadpleegde, zijn vooral de zogeheten fruitbats -de vruchtenetende vleermuizen dus- een delicatesse.

 


3. Twee kleine enclaves

(Door Rolf Weijburg)

Singapore is het op negentien na kleinste land ter wereld. Het is een eiland-stadstaat die onderaan het Maleisische peninsula bungelt, nèt boven de evenaar.

Het is lastig om te bepalen hoe groot Singapore precies is. Het hoofdeiland en de eilandjes eromheen blijven namelijk alsmaar groeien.
      Bij Singapore’s onafhankelijkheid in 1965 was de totale oppervlakte van het land nog 581 km², tien jaar later, in 1975 was het land gegroeid tot 596 km².

Masterplan 1958-2003

Weer twintig jaar later in 1995 waren daar maar liefst 50 km² oppervlak bijgekomen. In 2019 was het totale oppervlak van de republiek 725 km², 144 km² meer dan bij de onafhankelijkheid. Als dat zo door gaat haalt het land het Koninkrijk Tonga (met 748 km² het op twintig na kleinste land) binnen tien jaar in.


Masterplan 2019-2030

Landwinning
Het land presenteert iedere vijf jaar zogenaamde masterplans waarbij zaken als infrastructuur, havens en industrieterreinen, maar ook ruimte voor recreatie en wonen worden ingepland. Waar nodig worden daar dan ook grootse landwinningsprojecten aan vastgekoppeld, die in de loop der jaren of bij een volgend master plan, kunnen worden bijgesteld of uitgebreid.

     


Witte Rots

Het zal nog wel even duren voordat het Singaporese grondgebied dusdanig is uitgedijd dat het contact maakt met de twee kleine exclaves die het bezit: Pedra Branca oftewel Batu Puteh, de 8,500 m² grote Witte Rots, ongeveer 45 kilometer oostwaarts in de Straat van Singapore (precies halverwege Johor State in Maleisië en het Indonesische eiland Bintang).
      Vijftig kilometer ten westen van Singapore ligt het Maleisische eilandje Pulau Pisang, Bananen Eiland, waarop een vuurtoren staat die samen met een stuk land eromheen, de toegangsweg er naartoe en de aanlegsteiger officieel Singaporees eigendom is.


Pedra Branca

 

Proces

Pedra Branca, de Middle Rocks en South Ledge waren tot 1979 nauwelijks onderwerp van discussie totdat Maleisië in 1979 een kaart publiceerde waarop de eilandjes als Maleisisch gebied stonden ingetekend. De Britten hadden er in 1850 vanuit hun kolonie Singapore een vuurtoren (Horsburgh Lighthouse) gebouwd, ze waren er actief aanwezig voor onderzoek naar scheepswrakken, bouwden er een militaire zendmast en een paar gebouwtjes en maakten plannen om het eilandje uit te breiden.
      Toen Singapore in 1965 onafhankelijk werd, erfde het als het ware het beheer over de vuurtoren op Pedra Branca. Na de publicatie van de Maleisische kaart in 1979 begon een jarenlang  gesteggel over de soevereiniteit van de rotsen en in 1998 besloten beide landen de zaak bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag neer te leggen. 
      Na een drie weken durend proces in 2008 oordeelde het Hof uiteindelijk (eigenlijk hoofdzakelijk op basis van het feit dat Maleisië vóór 1979 nooit echt belangstelling voor de eilandjes had getoond), dat de soevereiniteit over Pedra Branca met haar vuurtoren, zendmast en constructies, naar Singapore ging. De Middle Rocks, niet groter dan 250 m², mocht Maleisië hebben. Het onbeduidende South Ledge dat bij hoog water onder water verdwijnt, bleef betwist gebied.

      Hoewel Maleisië not amused  was en nieuwe bewijzen zei te gaan aanvoeren, is de termijn van tien jaar voor het mogelijkerwijs heropenen van de zaak inmiddels verlopen.

Banana Light

 

Pula Pisang

De Singaporese enclave op het Maleisische Pula Pisang heeft in Maleisië sinds de uitkomst van de Pedra Branca zaak nieuwe aandacht gekregen.
      Toen er rond 1900 een noodzaak ontstond voor een vuurtoren aan de westelijke ingang van de steeds drukker bevaren Straat van Singapore, werd het hoge deel van het eilandje Pulau Pisang ( Banana Island) aangewezen als de meest geschikte locatie.

      Sultan Ibrahim van Johor sloot een overeenkomst met de Britten waarin hij, terwijl de Britten de soevereiniteit van de Sultan over het eiland bleven garanderen, een stuk land tezamen met de toegangsweg ernaartoe en de aanlegsteiger “tot in de eeuwigheid” toekende aan de Britten “zolang de noodzaak van een vuurtoren op deze plek bleef bestaan”.
      De vuurtoren werd in 1914 gebouwd en kreeg de naam Banana Light. Hoewel het eiland ook na de onafhankelijkheid van Maleisië en Singapore onbetwist Maleisisch territorium bleef, bleven vuurtoren, toegangsweg en aanlegsteiger integraal in het bezit van Singapore en bemand en onderhouden door Singaporees personeel. Het stukje grond is niet alleen een Singaporese exclave, het is doordat het geheel door Maleisië is omsloten ook een Singaporese enclave in Maleisië.

Vuurtoren

Het langdurig touwtrekken om Pedra Branca en de voor Maleisië nadelige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, zetten de situatie rondom de vuurtoren op Pulau Pisang weer helder op de kaart. Om het de Singaporezen niet al te makkelijk te maken kwam er een regel die vereiste dat Singaporezen die wilden aanleggen aan de Singaporese steiger van Pulau Pisang, ook al kwamen ze direct over zee vanuit Singapore, éérst hun paspoort moesten laten stempelen bij de Maleisische immigratiedienst in Kukup op het vaste land.

      Toen enige jaren geleden werd ontdekt dat Singapore het hek rondom de vuurtoren honderd meter verderop had gezet en was begonnen om de toegangsweg te verbreden, gingen de alarmbellen in Maleisië af. Als de Singaporezen zó beginnen, kan het vast niet lang meer duren voordat ze het hele eiland innemen.

      Maleisië zocht naar een list en lijkt die nu gevonden te hebben. Als er rondom Pulau Pisang slimme boeien gelegd konden worden die de zeevaart voldoende kunnen waarschuwen en de routes veilig kunnen aangeven, zou de noodzaak van een vuurtoren weggenomen zijn en zou de overeenkomst uit 1900 zijn geldigheid verliezen.
      Dan zou Singapore opeens weer een stukje kleiner zijn.

 

 

4. Niet plassen in de lift


Een volk in het gareel


(Door Rolf Weijburg)

De grootse plannen van Singapore, het op 19 na kleinste land ter wereld, en de haast die het land had om zich gedurende de afgelopen decennia tot ongekende hoogte te ontwikkelen stonden een al te democratisch bestel een beetje in de weg. Er moest niet te veel naar de vertragende democratische wensen van een volk geluisterd worden. Kritiek op het beleid moest worden beperkt. De bevolking moest in het gareel. Het recht van meningsuiting werd aan banden gelegd en ook andere fundamentele mensenrechten werden nogal eens met voeten getreden.

     

      In de straten verschenen steeds meer camera’s, samenscholingen van meer dan vijf personen moesten een politievergunning kunnen overleggen en als je wilde protesteren mocht dat alleen op bepaalde daarvoor gereserveerde plekken. De Singaporese overheid is zich zo langzamerhand gaan bemoeien met alle aspecten van het politieke-, sociale- en bedrijfsleven en zelfs in de slaapkamer is aan de bemoeienis niet te ontkomen - er kwam een wet die het aantal kinderen per gezin beperkte tot maximaal twee.

Geen Persvrijheid

Hoewel het juridische systeem als een van de betrouwbaarste in Azië wordt gezien en op de wereld index op de dertiende plaats staat, is het met de persvrijheid in het land slecht gesteld: in de 2021 World Press Freedom Index staat Singapore op een lijst van 180 landen op een belabberde 160ste plaats, tussen Soedan en Somalië.

 

De vrijheidsindex van Freedom House klasseert de eilandstadstaat als partly free, maar daartegenover staat dan weer dat Singapore heel hoog scoort op veiligheidsindexen en dat het land ieder jaar weer in de laagste regionen van de Corruption Perceptions Index voorkomt.
      Die overheidscontrole en - beperkingen zijn uitingen van de autoritaire kant van het Singaporese systeem dat samen met goed bestuur en economische prioriteiten de basis vormt van wat The Singapore Model wordt genoemd.

      Dat model werpt tot op de dag van vandaag zijn vruchten af waardoor Singapore nu niet alleen de op drie na grootste valutamarkt en het op zes na grootste financiële centrum ter wereld is, maar ook het op twee na grootste handels- en logistieke centrum op aarde. De Singaporezen behoren door dit alles tot de rijkste mensen ter wereld die de kwaliteit van het leven heel hoog inschatten.

Geen Kauwgum

Op straat is het er allemaal heel geordend en schoon. Zo is Singapore het enige land ter wereld dat kauwgom - het bezit, de verkoop én de invoer ervan - heeft verboden. De bordjes waarop een kauwgombel blazend hoofd staat afgebeeld met een streep erdoorheen en de prijs van de boete bij overtreding zijn tegenwoordig nog maar nauwelijks te vinden. Misschien omdat ze een zeer geliefd toeristisch souvenir waren en ze voortdurend gejat werden. In plaats daarvan zijn de bordjes gereduceerd tot ijskastmagneten waar de souvenirwinkels vol mee liggen.

       Ik vind het wel een goed idee, geen uitgeplette kauwgom resten op het plaveisel. Over het algemeen valt het misschien niet zo op, maar let er maar eens op, vooral in voetgangersgebieden vind je nauwelijks een vierkante meter zonder kauwgom. Ik ken kruispunten in Utrecht, waar bij de stoplichten complete kauwgomdrempels zijn ontstaan.

Geen Durian

In Singapore is ook stank verboden. In de smetteloze wagons van MRT, de Mass Rapid Transit metrolijnen van het land, mag je geen durians, de heerlijke maar heftig stinkende vruchten, meenemen. Alsof je in Parijs niet met een tas vol Franse kaasjes de metro in mag.
      In Singapore zijn er bordjes voor.

Het is deels een Britse overlevering - Britten houden van ge- en verbodsbordjes - maar in het postkoloniale Singapore is de bordjescultuur flink doorgeschoten. Het lijkt wel bestuurs graffiti.

Niet skateboarden

 


Niet zitten

 

Niet vliegeren

 

Niet slapen

 

Niet spugen

 

 

NIETS

 

 

1. Losse zeden en wat lichtzinnigheid

Van half 1967 tot begin 1971 woonde ik in een nieuwbouwwijk in het West-Brabantse Roosendaal. Vlakbij Nispen waar de grens met België is. Ik werkte bij het plaatselijke Dagblad De Stem, dat ook behoorlijk goed gelezen werd in een paar Belgische plaatsen net over de grens. Essen bijvoorbeeld en Kalmthout. Ik kwam daar dus zeer regelmatig en kende nogal wat mensen.

      Ook privé gingen wij er vaak naar toe. Bij het kot in Essen kon je de perfecte frieten eten, er waren café's met mooie terrassen die bij goed weer tot diep in de nacht open bleven en op de Kalmthoutse Heide kon je urenlang lopen zonder mensen tegen te komen.,

      Regelmatig was ik verbaasd over dingen en gebeurtenissen, die wezenlijk anders waren dan bij ons. De omgang met mensen was losser, afspraken maken was bijna taboe en afspraken nakomen was er vaak ook niet bij. Er heerste een zweem van lichtzinnigheid, van losse zeden en gewoontes en sommige Vlamingen meenden dat een vlucht naar lichte corruptie wel toegestaan was.

      Verbaasd was ik over het gebrek aan regels en voorschriften. Schoonheidscommissies kende het land niet met als gevolg dat er maar raak gebouwd werd. De meest vreemde bouwsels stonden naast elkaar in dorpen en steden en het verkeer erlangs kende ook weinig discipline. Aan verkeersregels stoorde men zich nauwelijks met als gevolg chaos en verwarring.

      Ik noemde dat altijd Belgische Toestanden. Mij beviel het overigens wel en of het nog steeds zo is weet ik eigenlijk niet. Ik kom overigens nog regelmatig in het land. De komende bijdrages zullen dat duidelijk maken.   

 

Winter 2017. Antwerpen

2. Craeybeckx en het publicatieverbod

 Ik rij in Antwerpen door de Craeybeckxtunnel en merk dat de radio zonder storing gewoon doorgaat.
      Craeybeckx. Lode Craeybeckx!
Burgemeester van Antwerpen van 1947 tot 1976.

Een niet geheel onomstreden vertegenwoordiger van de Socialistische partij.
Vlaams nationalist, doener, taalliefhebber, bouwer en afbreker.

We gaan terug naar april 1973. De havenarbeiders in Antwerpen, die daar dokkers genoemd worden, zijn al dagen in een verbeten stakingsstrijd gewikkeld.
      Ik ben daar bij voor de Volkskrant en word wegwijs gemaakt door een collega van de Volksgazet, de partijkrant van de Socialisten; enigszins te vergelijken met het Vrije Volk van Nederland in die dagen.
      Craeybeckx werkte daar ooit als buitenlandredacteur.
Het is een zogeheten wilde staking, die geïnitieerd is door de KPB, de Kommunistische Partij van België .
      De vakbonden, waaronder de grote BTB, de Belgische Transportarbeiders Bond, doen niet mee.

De collega neemt mij mee naar ‘t Kot het inschrijflokaal waar de dokkers zich iedere dag melden en maar moeten afwachten of ze diezelfde dag werk zullen hebben.
      Ik leer dat zij -vergeleken bijvoorbeeld met hun collega’s in Rotterdam- slecht verdienen, nauwelijks een rechtspositie hebben, veel te veel uren moeten maken en werken onder zeer onveilige omstandigheden.
      Ik ga ook mee naar kantoortjes waar alternatieve organisaties vergeefs proberen de arbeiders achter zich te krijgen.
Het zijn de maoïstische AMADA , Alle macht aan de Arbeiders en de Trotskistische RAL, Revolutionaire Arbeidersliga.

Na een tijdje loopt het in Antwerpen volledig uit de hand. Duizenden dokkers trekken door de straten en dan verschijnt daar ineens de Mobiele Eenheid.
      Er wordt hard ingehakt op de stakers.
Op straat liggen gewonden. Ambulances met luide sirenes rijden af en aan.
      Het is een volslagen chaos.

Ik doe uiteraard verslag en haal de volgende dag de opening van mijn krant.
      Vooral ook omdat ik daar één van de weinige Nederlandse journalisten ben.
Ik sla de Volksgazet van diezelfde dag op en ben benieuwd wat mijn vriendelijke en bereidwillige collega ervan gemaakt heeft.

En dan komt het:

GEEN WOORD, GEEN FOTO, NIETS OVER DIE RELLEN.

Burgemeester Lode Craeybeckx had het verboden!


Walter Slosse en Radio Vrij België

Toen ik in mei 1977 bij de VPRO in dienst kwam werd ik uitgenodigd door Walter Slosse. Hij was een Belgisch journalist, die een wekelijks programma had onder de enigszins provocerende titel Radio Vrij België.
      Hij had een zelfgebouwde radiostudio in zijn huis te Gent. Het was gezellig. Mooi zacht muziekje. Er was van alles te drinken en er waren lekkere hapjes.
      Wij spraken toen onder meer over die staking en Walter raakte begeesterd. Hij was er zelf ook bij geweest. Dat was nou precies de reden waarom hij dat programma maakte.
      De Nationale omroep BRT deed volgens hem precies hetzelfde.

In 2016 is Walter plotseling overleden. Maar… er is een ‘’erfenis’’.


Ik ontving gisteren van mijn oud VPRO-collega Nienke Feis de volgende mededeling.
     
Met daarbij een werkelijk prachtig filmpje uit 1978 over de bezigheden van Walter.


Radio Vrij België en zijn maker


Kort na het overlijden van Walter Slosse kreeg ik een bericht van een voormalig student van een sociale academie.
       Hij heeft voor een studieproject in 1978 Walter gefilmd in zijn bezemkast, waar hij een complete radiostudio had opgebouwd. Daar vandaan zond hij zijn programma Radio Vrij België uit: via een kabeltje naar de telefooncentrale in het nabijgelegen postkantoor, een zogenaamde RF verbinding. Op de achtergrond hoor je omroeper Cor Galis met mede presentator Jan Lenferink.
      Je ziet Walter op reportage, tijdens de staking bij Volvo Cars in Gent in het voorjaar van 1978. Het soort onderwerpen waar de Vlaamse pers destijds nauwelijks aandacht aan besteedde. We zien het gebouw van de BRT: ´bolwerk van rechtse politieke macht´. Waar toen de makers van kritische programma’s problemen konden krijgen door controle van hogerhand.


Mooie radiogeschiedenis, gefilmd met Super 8 camera. Bekijk het filmpje hier:

https://vimeo.com/202915342



 

Zomer 2011. Brecht

3. Onthoofd en weer opgestaan

 

 
Gabriël Mudaeus

 Hij staat er weer. Gabriël Mudaeus. Midden op het centrale plein van het plaatsje Brecht in de Belgische Kempen.
      Recht voor het oude gemeentehuis.
      Vorig jaar was dit beeld even wereldnieuws.
In verband met restauratiewerkzaamheden van het plein moest het beeld een paar meter verplaatst worden.
      Dat gebeurde op een uitermate amateuristisch manier. Het beeld viel uit de touwen, klapte op de grond en werd letterlijk onthoofd.
Het leverde
een hilarisch Internet-filmpje op, dat wereldwijd druk werd bekeken.

 
 

Humanist 

Gabriël Mudaeus, de Latijnse naam voor Gabriël van der Muyden, was in de zestiende eeuw een vermaard humanist, hoogleraar en jurist.
      Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de Belgische school voor rechtswetenschappen.
Vorig jaar zou zijn 450ste sterfdag in Brecht gevierd worden, maar omdat het beeld gerestaureerd moest worden werd dat feest uitgesteld.

 


150 jaar oud 

Het beeld is bijna 150 jaar oud. Het werd gemaakt door J.Ducaju.
      Bij de inhuldiging in 1865 speelde het plaatselijke muziekgezelschap Vlijt en Eendracht voor ‘t eerst.
Het bestaat nog steeds.

 


Schandpaal

Brecht is overigens een rustig plaatsje. Je kunt er natuurlijk Boerenhesp kopen.
      Er is een Kempisch museumpje. Daar staat een echte schandpaal voor.
Bij Brasserie De Schandpaal kun je een hapje eten en een tripel drinken.   

Motto:

 "Is er iets niet naar Uwen tand,

wees een toffe klant.

Vertel het ons,

en niet de krant''

 

Oktober 2019. De Panne

4. Druk, tikje unheimisch



Dit is het brede strand van De Panne, een badplaats in het uiterst zuidwesten van België vlakbij de grens met Frankrijk..



Er gebeurt hier veel; ook nu buiten het drukke seizoen. Mensen flaneren over het strand en langs de boulevard, die pal langs de appartementencomplexen loopt.

Het heet de Zeedijk, hoewel van een echte dijk geen sprake is. Het strand loopt richting appartementen wel enigszins omhoog.
      Er staan hier veel huizen te koop. Maar er is ook al veel verkocht.
Let op de gele bordjes (te koop) en de rode bordjes ernaast (verkocht).


Hier kom je niet alleen brommers en fietsers tegen, maar ook kinderen op driewielers, op scooters en trapkarretjes.   

Soms word je op het strand gepasseerd door strandzeilers, die hoge snelheden bereiken.

Mooi is het allemaal niet die rijen aaneengeschakelde appartementencomplexen.
       Die muur van beton, steen en glas.

Soms zit er een ouder veel kleiner pand tussen en dat maakt het nog gekker.

Maar als je op je balkon in zo’n appartement zit is het uitzicht fantastisch. En het beeld wisselt voortdurend.


     

Meer naar het zuiden richting Frankrijk wordt nog druk gebouwd.
       Daar loopt geen boulevard langs de appartementen en daardoor krijgt het iets unheimisch.

 

 

De Kusttram

5. Een behoorlijke Klerezooi

Als je de Belgische kust wil verkennen, kan je dat het best doen met de tram. Je koopt voor zeven Euro een dagkaart en kan overal in- en uitstappen.
      De kusttram gaat van De Panne in het uiterste Zuidwesten -vlakbij Frankrijk- naar Knokke -vlakbij Nederland-.  Het traject is 67 kilometer lang en is daarmee de langste tramroute van de wereld. (Zeggen ze in Vlaanderen). Er zijn 68 haltes. Het duurt zo’n twee en een half uur om van begin-naar eindpunt te gaan.
     
De conclusie daarna kan niet anders zijn dan: ‘’Wat hebben ze er daar aan die kust een klerezooi van gemaakt’’.
Vrijwel de hele rit zie je reeksen appartementencomplexen aan zee, die daar zijn neergekwakt zonder enige architectonische esthetiek.
      De uitzichten op zee zijn daarentegen mooi en afwisselend.  

En de kustplaatsen zijn -ook buiten het seizoen- levendig, kennen een uitgebreid winkelbestand en horeca is er natuurlijk uitermate goed vertegenwoordigd.
     
We hebben er een heel dagje van gemaakt. We begonnen in De Panne en stapten uit in Middelkerke, Nieuwpoort en Oostende.


Middelkerke

Winkelstraat


Beeld Suske & Wiske


Appartementen

 

Fiets

 

Nieuwpoort


 

Winkelstraat

 

Zeedijk/Boulevard

 

Centrum

 

Oostende

Trambaan & Jachthaven

 

Centrum


Zeedijk


Omstreden Kunst

Dit kunstwerk heet Rock Strangers en is gemaakt door Arne Quinze. Het staat op de hoek van de Zeedijk en het Zeeheldenplein in Oostende.
     Elf felrode blikken dozen. Het kunstwerk werd onthuld op 12 juni 2012 en sinds die tijd is er gedoe over.
      Veel mensen in Oostende vinden het lelijk dan wel afschuwelijk. Regelmatig werden de objecten vernield -onder meer met hooivorken-, er was een rechtszaak en de dozen moesten gerenoveerd worden omdat ze op een zeer kwetsbare plak staan.  En ook over de locatie waren veel mensen zeer ontevreden. Vooral omdat het in verband is gebracht met de zeehelden.


Zeehelden

 

 

Winter 1998. Sint-Job in 't-Goor

6. Een hond in shock

 Het gebeurde op de E-19 in België vlak voor de afslag Sint-Job-in-’t-Goor. Onweer. Donder en bliksem. Stortregens. Het zicht was minimaal. Ineens was daar die grote hond. Remmen hielp niet meer. Wij hoorden een doffe harde bonk. 

      Ik stuurde de wagen naar de vluchtstrook vlak tegen de vangrail. Wij stapten uit en gingen op zoek naar de hond die wel dood zou zijn en ergens moest liggen. Het was donker en het verkeer raasde in dit noodweer pal langs ons heen.
      Geen spoor van de hond te vinden
Ook aan de andere kant van de vangrail zagen we niets. We besloten om weer weg te rijden, maar de auto blokkeerde.
      Ik stapte uit en daar lag de hond. Gekromd voor mijn linkerachterwiel. Hij leefde nog. Onder het bloed, drijfnat, trillend over zijn hele lijf. Waarschijnlijk in shock. Hij keek ons indringend aan. Vragend bijna.
      ‘Doe iets. Laat me hier niet achter’.

‘Dit is hopeloos’, zei ik maar eens tegen Heleen, mijn echtgenote.
      Ook wij waren inmiddels doorweekt en wisten in eerste instantie niet zo best wat we moesten doen. Het was zondagavond en we wilden het liefst zo snel mogelijk thuis zijn.
      Maar ja.
De blik in de ogen van die trillende hond schreeuwde om actie. 
      Ik reed de auto voorzichtig een stukje naar achteren en pakte daarna de hond op en legde hem in de achterbak. We reden naar het stadje Sint-Job-in-’t-Goor waar natuurlijk niemand op straat was. Onder een lantaarnpaal nam ik maar eens de schade op. Bumper verbogen, deuk in de motorkap, kapotte voorlamp links, losgeslagen accu. Opeens zagen we het politiebureau. We vertelden het verhaal aan een dienstdoende politieman, die daarna weinig inschikkelijk was. Hij vond dat we maar naar een dierenarts moesten gaan. 
      Zou hij dan misschien even met de dierenarts kunnen bellen?
Hij belde, maar kreeg geen gehoor en legde uit waar de dierenarts woonde. Toen zei hij:
       ‘Dan kan ik verder niets voor u doen’.

Bij de praktijk van de dierenarts hing een bordje voor het raam. Voor zondagsdienst moesten we bij een arts in Maria ter Heide zijn.  Een blik achter in de kofferbak leerde dat de hond nog steeds in een soort shock verkeerde.
      De regen was gestopt, maar het bleek met één werkende koplamp, een rammelende bumper, een zwervende accu en een doodzieke hond toch een heel eind van Sint-Job-in-‘t- Goor naar Maria ter Heide.

      'Die namen', dacht ik onderweg volkomen irrelevant. 
     
'Wie was Sint Job en wat deed hij in 't Goor?'
      'Wat is dat trouwens 't Goor?'
      'En wat had Maria daar op de heide uitgespookt?

Dokter Vandeweyer kwam zelf naar buiten, wierp een blik op de hond en vroeg:
      ‘Bijt ‘em?’
      ‘Nee dokter. Tenminste hij heeft ons niet gebeten. Dat beest is doodsbang‘.
Hij pakte de hond voorzichtig op, bracht hem naar zijn praktijk en legde hem op een tafel. Anderhalf uur bleef hij bezig. Rustig en vakkundig. Toen legde hij hem in een verwarmd hok.
      ’Ik kan u niet voorspellen hoe het afloopt, maar de eigenaar mag tevreden zijn dat u dierenliefhebbers bent’.
Hij bood ons een kopje koffie aan -’iets sterkers mag ook wel, maar u moet nog naar Holland rijden’- en noteerde wat gegevens.
      Tja, de rekening’, zei hij. ’Hopelijk vinden we de eigenaar, want ik zou het terug gênant vinden om u die te sturen’.
Hij gaf ons het advies om de affaire bij de politie te melden. Hij belde en zei even later: ’U wordt verwacht in Brasschaat’.

Het was inmiddels weer gaan regenen en het bleek van Maria ter Heide naar Brasschaat met één koplamp, een dolende accu en een rammelende bumper ook zonder doodzieke hond een behoorlijk eind.
      Bij de politie moesten we apart verhoord worden.
      ‘Dat vereist de wet Franchimont’, zei de inspecteur. ’Die is dit jaar aangenomen. Een strenge wet. Dat komt allemaal door Dutroux’.
Bij het verhoor leerden we wat die wet ondermeer inhoudt.
      Of de hond van links naar rechts liep, of andersom of misschien wel van voor naar achter of van achter naar voor. Bovendien vereiste de wet Franchimont, dat wij ieder een situatietekening moesten maken.
      Toen ik de tekening inleverde, waarop ik een vakje had getekend met daarop geschreven ‘hond’ schudde de inspecteur zuchtend zijn hoofd. Misschien kunt u proberen iets te tekenen wat echt op een hond lijkt. Dat vereist nu eenmaal de wet Franchimont’.

Op weg naar huis praatten we uiteraard over de hond. Een Mechelse herder, hadden we intussen geleerd.
      Stel dat het beest blijft leven en stel de eigenaar komt niet opdagen!
      Dan houden wij hem.
      En we noemen hem Rokus.

De volgende dag belde de dierenarts.
      De hond zou het overleven en de eigenaar had zich al gemeld.
      Tja.
      Geen Rokus.

      En wij hoorden niets van die eigenaar.
Belgen zijn soms net Nederlanders.

 

 

Oktober 2019. De Panne

7. Wijsneuzen, hoeders en uitkijkers

Je zit op je balkon op de zesde verdieping van een appartementencomplex in De Panne aan de Belgische kust. Het uitzicht is mooi. Er gebeurt veel.    
      Maar dan zie je die zwarte paal daar midden achter. Wat is dat?

Het is een monument. Twee palen; drie mannen.
      Het heet De drie Wijsneuzen van De Panne en is in 2018 gemaakt door Jos de Gruyter en Harald Thys.
De mannen kijken respectievelijk richting Engeland Frankrijk en België.



Op een bord ernaast worden vergelijkingen getrokken met het Vrijheidsbeeld in New York, Cristo Redentor in Rio de Janeiro en de Kolossus van Rhodos. 
     
Dat lijkt me een tikkeltje overdreven.
Eerder zou ik denken aan een paar plekken, die ik al eerder op mijn blog behandeld heb.


Utkieker

Dit beeld staat op het Duitse Waddeneiland Spiekeroog. Het heet De Utkieker, gemaakt in 2007 door Hannes Helmke.


Mannen aan Zee

Dit monumentale beeld is te zien in de Deense havenstad Esbjerg. Gemaakt in 1995 door Sven Wiig Hansen naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de gemeente


Ramses II

Dit beroemde beeld werd verhuisd naar de tempel Abu Simbel aan het Nassermeer in het zuiden van Egypte.
     
Vier maal farao Ramses II.
Het beeld is gemaakt in de dertiende eeuw.


Christophorus

In het zuiden van datzelfde De Panne in de duinen vlakbij zee, staat dit beeld van Christophorus.
     
Gemaakt in 2003 door Gerhard Lentink.


Meer (voor-)Beelden

Er passen natuurlijk nog veel meer beelden in dit rijtje.
      Van mijn oud VPRO-collega Wim Bloemendaal ontving ik bijvoorbeeld deze foto’s:


Angel of the North

Een stalen beeldhouwwerk dat werd ontworpen door Antony Gormley. Het staat in Gateshead Engeland.
      Deze Engel van het Noorden werd gemaakt in 1998. Het beeld is 20 meter lang en heeft vleugels van 54 meter breed.
De vleugels staan ​​3,5 graden naar voren om, volgens Gormley, "een gevoel van omhelzing" te creëren. Het staat op een heuvel bij Low Eighton.


De Stiennen Man

De Stiennen Man (Stenen Man) staat op de Westerzeedijk in Harlingen.
      Het is een replica van een monumentale grenspaal die daar in 1576 werd geplaatst..

 
The Kelpies

Deze paardenhoofden (The Kelpies) staan in Falkirk Schotland. Gemaakt in 2013 door Andy Scott.

 

Færoer

             
 

Dit curieuze beeld bevindt zich op de Færoer eilanden.
       We zien de plaatselijke viking Tróndur i Gøtu, die een voorname rol speelt in de Færeynga Saga, waarin verteld wordt hoe het Christendom de eilanden bereikte.
       Het beeld is in 2008 gemaakt door de plaatselijke kunstenaar Hans Pauli Olsen.

 

Port William
Van Rina de Regt ontving ik ook twee suggesties.

                  

Dit beeld staat in het vissersdorpje Port William in het zuidwesten van Schotland.
      Man looking out to the Sea gemaakt door Andrew Brown.


Village

En dit beeld bevindt zich op het Vesterâlen Island in het noorden van Noorwegen.
      Man from the Sea van Kjell Erik Killi Olsen.

 

De Westhoek
8. OUD-STRIJDER IN BEDREIGDE TAAL

In de provincie West-Vlaanderen van België gaan veel mensen vlot over van Vlaams naar Frans  en andersom. In advertenties voor winkelpersoneel bijvoorbeeld staat steevast, dat tweetaligheid een vereiste is.
       Maar.... ze spreken nog een derde taal: West-Vlaams. Het staat in de atlas van bedreigde talen van de UNESCO, het cultuurfonds van de Verenigde Naties. In De Westhoek van de provincie spreken ze een variant: Kustwest-Vlaams. Zeer lastig voor ons om te volgen. 

 In 1994 sprak ik daar met één van de zeer weinige nog levende Belgen, die gevochten had in de Eerste Wereldoorlog. (Naar schatting waren dat er toen nog 200, waarvan tien 'coherent').
      Hij was 97 jaar en in die oorlog doof geworden, omdat er volgens hem beter voor de paarden dan voor de soldaten werd gezorgd.  De paarden kregen namelijk watjes in hun oren om ze te beschermen tegen het lawaai van geweervuur en bombardementen.

Hoe klinkt origineel Kustwest-Vlaams. Ga hier naar toe om het te beluisteren (1’54”)

Ik was daar in gezelschap van mijn Belgische collega Fred Stroobants en Piet Chielens uit Reningelst in de Vlaamse Westhoek, een groot kenner van de Eerste Wereldoorlog 

Zij verstaan het wel. 

 

 

Najaar 2019. Veurne

9. Een ‘’apoteek’’ met een hert op dak

Dit is de Grote Markt van Veurne, een stadje nabij zee in De Westhoek van Vlaanderen.
      Een mooi plein met karakteristieke huizen en gebouwen.

Maar kijk eens naar dit pand.

Niet alleen de trapgevels vallen op, maar vooral diverse andere zaken.
      Apoteek -geschreven zonder h- en een dier op het dak, dat lijkt op een eland of een hert.
Het is de apotheek Van Damme.
      Ik mailde ze met de vraag waarom er geen h in de reclamezuil staat.  Het antwoord: 


Beste Meneer

Ik denk dat dit de schrijfwijze was in het oud Vlaams (een soort dialect van het algemeen Nederlands).

Vriendelijke groeten,

Charlotte Van Damme


Apotheek en Zorgpunt Van Damme
Grote Markt 15
8630 Veurne


Toegelaten spelling   

Omdat dit niet erg overtuigend klonk benaderde ik Ruud Hendrickx, taaladviseur van VRT Taal.
     
Dit was het licht amusante antwoord:


Geachte heer,

De spelling ‘apoteek’ is een tijdje correct geweest. Het was de toegelaten spelling (naast de voorkeurspelling) in de Spelling 1954. Veel apothekers lieten in hun lichtreclame de h weg, want dat scheelde heel wat kosten.

Met vriendelijke groeten,

Ruud Hendrickx
Taaladviseur
Media & Productie

 

Renaissance

Het pand aan de Grote Markt werd in 1906 drastisch verbouwd in de stijl van de regionale renaissance architectuur. Eigenaar was toen Honoré Ruyssen, niet alleen apotheker, maar ook kunstenaar en fotograaf.
      Hij noemde zich aanvankelijk Pharmacien Agrée. Dat is -met wat moeite- te zien op deze foto uit 1918, toen het pand tijdens de Eerste Wereldoorlog vrijwel volledig vernield werd.

                   

 

Le Cerf

De apotheek had eerst de naam Le Cerf (Het Hert). Later werd dat ‘’vervlaamst’’ tot ‘’In den Hert’’.
      Die naam was gegeven omdat aan het gewei van een hert medicinale krachten worden toegeschreven.
En dat verklaart weer de aanwezigheid van een hert op het dak.  

 

Zomer 2012. Zelzate

10. Een beetje circus daar

 

Zelzate ligt in Oost-Vlaanderen vlakbij de Nederlandse grens. Als je er bent weet je overigens zeker, dat je in België bent. 

      Waar wij een overdosis aan bureaucratie hebben op het gebied van bouw- en woonvergunningen, schoonheids- en welzijnscommissies, munt België uit door een gebrek daaraan.


Rommelig dorp

In Zelzate komt dat bij elkaar. Een rommelig dorp, waar allerlei huizen en andere bouwsels naar ieders wens naast elkaar gezet zijn. 

      Een dorp waar in het centrum op de Grote Markt de auto’s niet alleen in twee rijen in de rijrichting geparkeerd worden, maar ook nog eens haaks daarop in twee andere rijen.


Parkeergedoe

 


Terrassen

Het is overigens wel gezellig in Zelzate. 

      Er zijn restaurants in allerlei prijsklassen, cafés met veel streekbieren en terrassen die ‘s ochtends al vollopen.
Het winkelbestand is groot voor zo’n betrekkelijk klein plaatsje, er zijn ambachtelijke slagers en bakkers en een relatief groot aantal nachtwinkels, waar natuurlijk ook onze Zeeuws-Vlamingen terecht kunnen.

Dozen


Gemeentehuis

Het gemeentehuis is een mooi eenvoudig gebouw, strak en asymmetrisch. Een beetje in de stijl van Dudok. 

      Maar kijk eens naar de plaats waar dat gebouw staat.
Recht tegenover de Grote Markt aan een drukke doorgaande straat.
      Een commissie van het één of ander zou hier toch een stokje voor gestoken hebben.

 

Chemische industrie

 

Het dorp wordt doorsneden door het kanaal Gent-Terneuzen. 

      Er is veel industriële activiteit en dat is vrijwel overal in het dorp weer te zien.
Dat kanaal werd in 1827 geopend door koning Willem 1, want België hoorde toen nog bij Nederland.
      Het kanaal is er tegenwoordig vooral voor binnenvaartschepen, maar ook voor niet al te grote zeeschepen, die hier gesleept en geduwd worden


Kanaal Gent-Terneuzen

 

 

Tanker in Kanaal

 


Circus

       

Burgemeester Freddy de Vilder schrijft (in 2012) op de site van de gemeente het volgende:

      ‘Zelzate, beste bezoeker, is een mooie gemeente. Een gemeente met glans, spirit en toekomst.’

Laat ik me maar hierbij aansluiten.
      Maar h
et is ook een beetje circus daar.

 

Winter 2013. Putte

11. Twee Landen, 2 provincies, 3 gemeentes

 

 

 

    

 

 

 

 

 

 

Het dorpje Putte ligt zo’n twintig kilometer ten zuiden van Bergen op Zoom.

     Het ligt in twee landen (België en Nederland), in twee provincies (Noord-Brabant en Antwerpen) en in drie gemeentes (Woensdrecht, Kapellen en Stabroek).

 

Grenskruispunt.

 Op dit kruispunt komt het allemaal samen. Op de voorgrond de Putsestraat (België ), die overgaat in de Antwerpsestraat (Nederland). Rechts is de Grensstraat waar de huizen aan de noordzijde in Nederland liggen en aan de zuidzijde in België (Gemeente Kapellen) . Links is de Canadalaan, die ligt in Putte Woensdrecht en Putte Stabroek.


Grenspaal

 Achter deze grenspaal ligt verderop de Grensstraat

 

Verloedering

 Het Nederlands deel van Putte is levendig. Er zijn veel winkels, die iedere zondag open zijn. Er zijn supermarktjes, specialiteitenwinkels, horeca en terrassen en de Belgen kunnen er hun seksspeeltjes kopen. Aan de Belgische kant is natuurlijk ook horeca, maar veel winkels zijn dicht of gaan sluiten en er is behoorlijk veel leegstand.


Ero Boutique

   

 

Jacobus Jordaens

              

 Aan de Nederlandse kant staat vlak voor de grens het borstbeeld van de Antwerpse schilder Jacobus Jordaens. Hij werd hier begraven.

      Dat komt zo.

Jordaens overleed in 1678 in Antwerpen. Aan de pest. Maar hij mocht daar niet begraven worden omdat hij in 1650 protestant was geworden.


Ravenhof

 Even buiten Putte ligt het Moretusbos met het kasteelpark Ravenhof. In Het koetshuis zit een brasserie, waar je voor twaalf Euro redelijke garnaalkroketten kunt eten.

      Het kasteel Ravenhof was van Jonker Johannes Josephus Moretus, die er in het midden van de achttiende eeuw een parkbos liet aanleggen. Veel beuken, grove dennen en langs de lanen rododendrons.


Theehuis

Recht tegenover het kasteel ligt op een heuvel het zeszijdige theehuis De Gloriëtte.

      Van hieruit kijk je uit over het symmetrisch aangelegde bos met mooie wandellanen.


Wandellanen

 

Bos

 Er is overigens nog meer bos in de omgeving van Putte.

      Zelfs als je het plaatsje binnenkomt..


Joodse begraafplaatsen

 En voorts zijn er drie immens grote Joodse begraafplaatsen.

      Hoe dat komt vertel ik morgen.  


Winter 2013. Putte

12. Joodse begraafplaatsen voor Belgen

 

 Als je in het zuiden van Nederland rijdt van Ossendrecht naar Putte kom je zomaar deze enigszins onheilspellende poort tegen. Bij nadere inspectie blijkt het de grote Joodse begraafplaats Shomre Hadass.
      Verder onderzoek leert dat er nog twee grote Joodse begraafplaatsen in deze buurt zijn: Machsike Hadass en een andere van de Frechiestichting. In totaal gaat het om tienduizenden graven.
      Alles bij elkaar is het -volgens een bezoeker- zo groot dat je het vanuit een vliegtuig op tien kilometer hoogte goed & duidelijk kunt zien.

 

Rode Poort

 Het zijn begraafplaatsen die begin vorige eeuw zijn opgericht op initiatief van Joodse organisaties uit Antwerpen. Er liggen dan ook vrijwel alleen maar Belgen begraven.

      Dat komt zo:

Volgens Joodse wetten mogen graven nooit opgeruimd worden. Maar in België is een wet die bepaalt dat een graf na 25 jaar moet worden overgraven.

      Daarom is men uitgeweken net over de grens.


Zwarte poort

Wat staat er boven die poorten?

Ik benaderde Anne Frid de Vries (Te Gast 14), een Nederlandse kennis die in Israël woont.

Hij schrijft:

 

De teksten op de poorten komen uit de bijbel. Op de rode poort staat:

כִּי

מַלְאָכָיו, יְצַוֶּה-לָּךְ; לִשְׁמָרְךָ, בְּכָל-דְּרָכֶיךָ.

Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,

die over je waken waar je ook gaat.

(Psalm 91:11 - NBG)


En op de zwarte poort:

הַאֱנוֹשׁ

, מֵאֱלוֹהַּ יִצְדָּק; אִם מֵעֹשֵׂהוּ, יִטְהַר-גָּבֶר.

Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God,

of een man rein tegenover zijn Maker?

(Job 4:17 NBG)

 

Rommelig

De begraafplaatsen maken op het eerste gezicht een enigszins rommelige indruk.

      Toch zijn de stenen zoveel mogelijk rechtgezet, is het gras gemaaid en onkruid gewied.


Steentjes

Op veel graven liggen steentjes.

Anne Frid de Vries hierover:

Onder joden is het gebruikelijk om een steen op het graf te plaatsen als je hem bezoekt. Ik ken niet de oorsprong of de betekenis van het gebruik, maar het is wijd verbreid. Hier in Israël doet iedereen het, ook wie volkomen seculier is. Bloemen plaatst bijna niemand, hoewel je dat wel geleidelijk meer ziet.

 

Voorjaar 2017. Moerbeke

13. Een rustiek lindenpleintje

   

Moerbeke is een plaatsje in Oost-Vlaanderen. Het ligt dichtbij de Nederlandse grens, ten zuidwesten van Hulst. Het is er rustig en rustiek.
      Het meest karakteristieke plekje is de Lindenplaats, ook wel liefkozend het Lindenpleintje genoemd. De geknotte linden staan in een V-vorm.
Achter op de foto het kasteel Lippens, dat sinds 1977 dienst doet als gemeentehuis.
       Rechts de voormalige brouwerij, die in 1940 dichtging.

Oud Gemeentehuis

   

Het pleintje gefotografeerd vanaf de andere kant. Midden achter in wit het oude gemeentehuis.


Wereldoorlogen
   

Het plaatsje zuchtte erg onder twee Wereldoorlogen. De Bevrijdersstraat (genoemd naar een Poolse divisie) komt uit op het plein.  
      En voor de kerk is een monument opgericht voor de slachtoffers uit WO I.


Kasteel Lippens

   

Het kasteel Lippens telt drie verdiepingen. Gebouwd in 1879 toen August Lippens nog burgervader was. Het is nu ‘t gemeentehuis. Vrij groot lijkt me voor een gemeente van zo'n 6.000 inwoners.


August Lippens

   

August Lippens was burgemeester van Moerbeke van 1847 tot 1892.


Brouwerij

   



Bouwsels

   

Je zit hier onmiskenbaar in Vlaanderen. Curieuze bouwsels naast elkaar zijn daar eigenlijk nooit een probleem.
      Schoonheidscommissies? Ik geloof niet dat ze bestaan.


Activisme

   

Activistische affiches en een Belgische vlag.


Kruisstraat Heilige Hartkerk

    

Naast het dorp Moerbeke bestaat de gemeente nog uit het gehucht Kruisstraat en het Vlaamse deel van grensdorp Koewacht.

 

Peerke Koewacht   
   

 

 

Februari 2015. Kalmthout

14. Toverhazelaars en spinachtige bloemen
 


Route

Ik heb nog wel een leuk winteruitje voor u. In het Belgische plaatsje Kalmthout (zo’n 15 kilometer onder Roosendaal) is een prachtig arboretum. Je vindt daar de grootste verzameling Toverhazelaars (Hamamelis) van Europa.
      Ze zijn van ongeveer half januari tot eind februari op hun mooist, want het zijn winterbloeiers. Je kunt in Kalmthout de -coronavriendelijke- Hamamelisroute volgen. De kale struikentakken hebben spinachtige bloemen in geel, oranje en rood.
      Ze ruiken sterk. Een beetje zoetig.

De tuin is iedere dag open van van 10.00 tot 17.00 uur. (Met Kerst en op Nieuwjaarsdag gesloten)

Vorstprikkel

Toverhazelaars komen oorspronkelijk uit Noord-Amerika, China en Japan. Er zijn inmiddels ook kruisingen. 
      De struiken moeten een vorstprikkel krijgen om te gaan bloeien. Als dat eenmaal gebeurd is, bloeien ze altijd. Het maakt niet uit hoe koud of nat het is. De bloempjes bezitten (staat hier op een bordje) namelijk een soort natuurlijk antivries.
      ’s Nachts als het te koud wordt, rollen ze zich dicht. Bestuiving gaat via fruitvliegjes, die op de geur afkomen.
Het extract wordt van oudsher gebruikt voor zeep, crèmes en shampo’s.


  

Er is natuurlijk meer te zien in het Arboretum   


Witte Himalayaberk
                


Rode Snijbiet

   


Artisjok

   


Bloeiende Rhododendron

   

Hier en daar staan de rhododendrons al in bloei. Dat is wel erg vroeg, want dat gebeurt meestal pas eind maart, april en mei.


Skimmia

    


Arboretum

   

De tuin ligt vlakbij het kleine station. In het plaatsje volg je de borden richting Kalmthoutse Heide. Direct na de spoorwegovergang is het Arboretum.
      Als het een beetje mooi weer is, kun je prettige wandelingen op de Heide maken.
Cafe’s en restaurants zijn er natuurlijk volop in Kalmthout. Het is hier namelijk provincie Antwerpen. 


 

15. De ‘’politica’’ Anne Vondeling

Ik rij in België van De Panne naar Oostende en luister naar Radio Klara. Dat is een Vlaamse culturele zender met veel rustgevende muziek en een enkel taalspelletje. Even over tien uur in de ochtend volgt in het programma Klassiek Leeft Georges Bizet’s Carmen Suite uitgevoerd door het Four Aces Guitar Quartet.
      Daarna gaat de presentator wat uitweiden en spreekt over het gedicht Afvaart van Gerrit Achterberg. En hij weet dat dit gedicht werd voorgelezen bij de begrafenis van de Nederlandse politica Anne Vondeling.

Tja.
Is dit nu verkeerde interessantdoenerij, nonchalance of onbenul?
       Jarenlang heb ik gecorrespondeerd met Anne Frid De Vries, een Nederlander (Fries) die in Israël woont.
Hij werd nog wel eens voor een vrouw gehouden en noemde zijn weblog  http://anneisaman.blogspot.com/ .

Afvaart

Dan even over het gedicht Afvaart. Dat bestaat helemaal niet. Afvaart is de titel van Achterbergs debuutbundel uit 1931.
      Er staan twee gedichten in met de titel Afscheid.
Bij nadere lezing lijkt het mij uitgesloten dat één van die gedichten bij zijn begrafenis werd voorgedragen.

Na wat zoeken vind ik het Leidsch Dagblad van 22 november 1979. Die dag kwam Anne Vondeling om het leven bij een verkeersongeluk nabij Mechelen.  Op de autoweg tussen Brussel en Antwerpen botste zijn wagen op een spookrijder. 
     
Hij was toen 63 jaar en ondervoorzitter van het Europees Parlement. Even later staat in diezelfde krant een rouwadvertentie van de familie. Daarin worden de volgende dichtregels van Achterberg aangehaald:

Over de heide, door de ijle mist,
rinkelt de nacht aan kettingen omlaag
en gaat het deksel van de wereld dicht.

Deze regels komen uit het gedicht Fait accompli.
     
De crematie van Anne Vondeling ging in besloten kring.
Het lijkt mij aannemelijk dat dit gedicht daarbij werd voorgelezen:

  

Fait accompli

De avond krijgt metaal om zich te sluiten.
Gij kunt niet meer naar binnen of naar buiten.
Ik zie het stipje van de reiger stuiten.
Dit is het uur van de grote besluiten.
En om het leven op u uit te buiten.

Onder de wolken ligt een witte kier.
Bijna een oog dat slaapt voor zijn plezier.
Het licht verlegt zijn grenzen al tot hier.
Mijn schaduw is een lange populier.
De hemelkoepel wordt van pakpapier.
Nog houden wij elkander in 't vizier.

Over de heide, door de ijle mist,
rinkelt de nacht aan kettingen omlaag
en gaat het deksel van de wereld dicht.

Tussen ons is vandaag alles beslist.
Morgen verschijnt Bert Bakker uit Den Haag.
Vannacht rijdt Eddy Hoornik naar Maastricht.

 

 

Koewacht

16. De Doodendraad langs de grens

Onze boze medemens wil grenzen sluiten en hekken plaatsen. Onze boze medemens vindt namelijk dat er ongewenste medemensen zijn, die er bij ons niet in mogen. De boze medemens zou eens naar Koewacht moeten gaan. Dat is een grensdorp in Zeeuws-Vlaanderen. Deels Nederlands, deels Vlaams.
      Dat was al in de eerste Wereldoorlog zo.
Omdat wij neutraal waren en de Belgen ernstig onder het oorlogsgeweld te lijden hadden, vluchtten veel Belgen in die tijd naar Nederland.
      De boze Duitsers besloten in 1915 om hier een eind aan te maken. Ze legden langs de hele grens een hek van kippengaas aan. Toen dit niet afdoende bleek verstevigden ze het hek met prikkeldraad. Maar de Belgen knipten dat gewoon door en toen namen de boze Duitsers een zeer ingrijpende maatregel.


2.000 Volt

   

Ze zetten het hek onder stroom. Met 2.000 volt. Mensen die hiermee in aanraking kwamen waren op slag dood. Toen dat bekend werd hield het de vluchters tegen, maar spelende kindertjes wisten dit natuurlijk niet.
      De boze Duitser nam dat op de koop toe.
Naar schatting 1.000 mensen (veel kinderen) kwamen om het leven. Het hek kreeg de naam Doodendraad.


Klaproos

   

Op de grens in het centrum van het dorp bij de Kerkstraat zijn tegels aangebracht, die herinneren aan dit hek.
      De klaproos was het symbool van de eerste Wereldoorlog.  

   

Koewacht ligt niet alleen in twee landen, maar ook in drie gemeentes.
      Het Nederlandse deel valt onder Terneuzen, het Belgische onder Stekene of Moerbeke.


Elektriciteitspalen

   

Toen België zich in 1830 van Nederland afscheidde werd besloten dat Koewacht in tweeën werd gedeeld. En die situatie is nog steeds zo. Op diverse plekken zie je ineens een gietijzeren grenspaal, maar verder is het niet steeds duidelijk of je in Nederland of in België bent.
      Hoewel!  

Nederland heeft zijn elektriciteit vrijwel overal ondergronds, maar de Belgen zijn nog niet zover.  
      Als je dus elektriciteitspalen ziet, weet je dat je in België bent.   

Kerken

   

Het is behoorlijk Rooms in Koewacht. Vrij lang hebben de Nederlanders in België moeten kerken.
      Dat gebeurde in de Sint-Philippus en Jacobuskerk.  

  

In de eerste Wereldoorlog werd het dus moeilijk om in België naar de kerk te gaan. Aanvankelijk lieten de Duitsers nog een opening door het hek, maar daar werd een eind aan gemaakt.
      In het Nederlandse deel werd een noodkerk neergezet, die in 1922 vervangen werd door de H.H. Philippus en Jacobuskerk.

Gemeentehuizen

   

In de Nieuwstraat staan maar liefst drie voormalige gemeentehuizen.
      Hierboven het oudste, dat ooit een café annex raadhuis was.

Raadhuis uit 1907

            


Villa Mathilde.

  

De Villa was gemeentehuis tot 1970, toen Koewacht bij de gemeente Terneuzen werd gevoegd.

 

 

Voorjaar 1999; KATHMANDU

1. Een mooie stinkende stad

Het contrast kan niet groter zijn.

      Na twaalf dagen rust, ruimte, schone lucht en nauwelijks verkeer in het koninkrijk Bhutan (Reizen 27) kom ik terug in de hoofdstad van Nepal: Kathmandu. Het is er druk & chaotisch. Oude ronkende auto’s, walmende bussen en vrachtwagens, beroete riksja’s en krakende scootertjes.
      Het is er droog en stoffig en het stinkt. Veel mensen lopen of fietsen met stofkapjes op en in veel straten zitten jongetjes, die deze kapjes verkopen. Soms kom je een op gas rijdend voertuig tegen met daarop de tekst: 
      ‘Niet vervuilend vervoermiddel’.

  

Kathmandu ooit het Nirwana van de hippies is niet zo groot. Ik besluit om te gaan lopen. Je moet dan wel voortdurend riksjarijders en taxichauffeurs van je afschudden. Ze zien handel ook al omdat ze niet begrijpen, dat jij met je westerse kleding en zonder twijfel genoeg poen op zak voor je plezier in deze stinkende chaos gaat rondlopen.

Toch is het ook een mooie stad met een rijke historie. Hoog boven de stad ligt de stupa van Swayambudnath, er is het belangrijkste heiligdom van Nepal het tempelcomplex van Pashupatinath en het Durbar Square is volgepropt met grote en kleine tempels.
      Tussen de voormalige hippie-wijk Thamel, waar overigens nog veel toeristen komen en Durbar Square kun je rondzwerven in kleine straatjes en steegjes. Overal zijn kleine gangetjes, die weer uitkomen op binnenpleintjes en andere gangetjes. Complete doolhoven, die het slenteren eigenlijk zeer aantrekkelijk maken.

Aan het eind van die eerste dag ben ik echter bekaf. Stekende ogen. Koppijn. Kotsneigingen.

De volgende dag pak ik de brief erbij, die ik kreeg van Brieke Steenhof, een Nederlandse vrouw, die in het Nepalese stadje Pokhara woont. Zij wist dat ik een tijdje in Kathmandu zou blijven en had mij een paar adviezen gegeven om de drukte, de chaos en de stank even te ontvluchten.

‘Neem’, schreef zij, ’een taxi naar Chobar, een mini-stadje op een heuveltje net buiten de stad, dwaal daar wat rond en loop door de velden via Kokani (weer een mini-stadje) naar Bungumati.

En dan:

Ik heb het allemaal gedaan. ‘t Klopt.

  
Hieronder nog wat tips van Brieke om in Kathmandu te eten:

2. Beestenboel in buitenwijk

 


3. Van Kathmandu naar Bungumati

   

 

  

 

  

 

  

 

  

 

  

 

 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh