Winter 1995
1. Een surrealistische lagoon
De voorspellingen leken gunstig.
Woensdag 18 januari 1995 zou wel eens een mooie dag kunnen worden. Temperaturen rond het vriespunt, vrijwel geen wind en een stralende sterke zon.
Dat trof, want we zouden die dag Reykjavik verlaten en IJsland gaan verkennen.
We hadden een grote 4W Jeep gehuurd met chauffeur Sigurd Thorbergson en navigator Gunnar Solveigson.
In de wagen bevond zich een voor die tijd zeer geavanceerd GPS-systeem.
Wij reden over dit soort wegen.
Langs dit soort bestemmingen.
Overal rook het naar zwavel.
UITKLAPBARE SLEDEN
Rond het middaguur gebeurde het. De zon verdween, de wind stak op en werd een storm. Hevige sneeuwval afgewisseld met zware hagelbuien. Het zicht was nog geen twee meter. Ineens begrepen wij waarom er twee chauffeurs waren en waarom achter in de auto extra kleren, scheppen, ladders, gereedschap, blikvoer, jerrycans met water, uitklapbare sleden en andere ‘overlevingsspullen’ zaten.
We stopten ergens. Zelfs met de GPS was de weg niet meer te vinden.
’Wachten’, zei Sigurd, ’wachten, dat is het enige wat we kunnen doen'.
Toen ik vroeg waar we waren, keek hij mij langdurig aan, maakte een fronsend gebaar en zei:
’ We zitten wel goed. Vlak bij de kust. Reykjavik is een kilometer of vijftig, maar hier ergens in de buurt ligt Grindavik. Een vissersplaatsje’.
AUTOBIOGRAFIE
Sigurd haalde een notitieblok tevoorschijn en begon te schrijven. Hij stelde ons ook een paar vragen.
Eerst een paar algemene dingen: Waarom we bijvoorbeeld in januari zo nodig naar IJsland moesten. Hoe we het hier vonden etc.
Daarna werd het persoonlijker. Niet alleen wat we voor de kost deden, maar ook hoe we elkaar ontmoet hadden of we getrouwd waren -en zo ja; waarom- of we kinderen hadden en of we wel eens een IJslands boek hadden gelezen.
Toen ik op mijn beurt vroeg waarom hij dat allemaal wilde weten zei hij :''Ik schrijf een autobiografie. Dat doen veel IJslanders, Mensen lezen hier veel , maar ze schrijven ook graag. Bovendien: als je met een autobiografie naar een uitgever stapt moeten ze het uitgeven. Dat is een verplichting hier. Ze worden ervoor gesubsidieerd''.
Ik vertelde de EDDA te hebben gelezen, de IJslandse Brieven van W.H. Auden en ook iets van Nobelprijswinnaar Laxness.
Sigurd keek me toen weer peinzend aan en knikte tevreden en instemmend.
Na ongeveer anderhalf uur werd het iets lichter, hoewel de sneeuw nog steeds in dikke pakken naar beneden viel. Sigurd startte de wagen en heel langzaam gleden wij naar Grindavik. Ook in het dorpje was het zicht minimaal. Op de wegen lag zeker een halve meter sneeuw. Toch vonden we een café, waar we -omgerekend- voor ruim 100 gulden vier koffie en vier cognac bestelden.
BLUE LAGOON
Gunnar belde wat en kwam terug met de mededeling dat het die dag vrijwel zeker niet meer zou opklaren. ’We kunnen hier blijven wachten, maar we kunnen ook naar de Blue Lagoon’.
Die keus was niet zo moeilijk. We wilden Grindavik zo snel mogelijk verlaten want het stonk er enorm. Stank, die werd verspreid door een grote visfabriek.
Bovendien: De Blue Lagoon was immers IJslands toeristische attractie nummer één. Een heilzaam warmwaterbad waar je zelfs in deze temperaturen volgens onze gidsen gewoon buiten in het water kon zitten.
Wij bereikten de Lagoon. Het sneeuwde niet meer, de wind was weer afgezwakt en het zicht was goed.
Te goed missschien wel, want het beeld was volkomen surrealistisch.
Daar lag een turkoois gekleurd meertje waar op diverse plekken grote stoomwolken omhoog kwamen.
Maar direct daarachter rezen pijpen met stoom omhoog van een geothermische elektriciteitscentrale.
Het water bleek echter lekker; 39 graden stond ergens op een bordje. Soms kwamen er van onderen hete stoten.
Zeewater dat op 2.000 meter diepte op een natuurlijke wijze verhit wordt en omhoog wordt gestuwd. Daar vermengt het zich met het afvalwater van de centrale. Wij zijn er uren gebleven en waren vrijwel de enige bezoekers.
Sigurd en Gunnar gingen het water niet in, maar bleven in de bar.
Er moest nog wat geschreven worden.
2. Edda; monument in IJslandse literatuur
Het was januari 1995 en het was koud in Reykjavik, hoofdstad van IJsland. We waren in een muziekwinkel geweest in de drukste straat van de stad, de Laugavegur. Vandaar was het naar hotel Holt aan de Bergstaðastraeti niet meer dan 300 meter. Ineens begon het verschrikkelijk hard te sneeuwen. Het zicht was minder dan een meter. Wij vluchtten terug die winkel in. En daar raakten we in gesprek met de eigenaar.
Marcel Otten
Hadden wij bijvoorbeeld de Edda gelezen, het epos van de Noordse mythologie en het beroemdste werk uit de IJslandse literatuur?
Dat trof, want ik had dat boek bij me. Het was namelijk net verschenen in de Nederlandse vertaling van Marcel Otten. Ik had die man daarover geïnterviewd voor de VPRO-Radio. Dat beviel de eigenaar wel.
Maar wisten wij bijvoorbeeld ook, dat proza en poëzie uit de Edda gezongen werd. En wisten wij, dat er nog steeds IJslanders waren die het uit hun hoofd konden zingen of voordragen. Sveinbjörn Beinteinsson bijvoorbeeld.
Wij kochten de CD en probeerden na een uur ons hotel te bereiken. Er lag zeker een halve meter sneeuw. Glibberend en met de hand aan de muren bereikten wij ons hotel. Wij namen een borrel. Een Hollandse, want die hadden we meegenomen. IJslandse drank was namelijk niet te betalen. Een fles Wodka deed daar toen zo'n 80 gulden. En… we zetten de muziek op.
Luister eerst een stukje naar Beinteinsson en dan leg ik uit, waar dit allemaal over gaat.
Hij zingt de Völuspá, het visioen van de zieneres. Daar begint de Edda mee. Het is één van de belangrijkste IJslandse sagen. Een mengeling van historische feiten, mythen en sprookjesmotieven. Het ontstaan en het verloren gaan van de godenwereld wordt erin beschreven en er wordt een nieuwe wereldorde voorzien. Dat laatste gaat gepaard met veel geweld. Een strofe:
Broers bevechten elkaar, slachten elkaar af
verwanten zullen hun banden breken;
hard is de wereld, hoererij regeert,
een tijd van bijlen, zwaarden, splijtende schilden,
van winden en wolven eer de aarde kantelt
geen enkel mens zal de ander nog sparen
Aardig actueel lijkt me voor een visioen dat rond 1200 werd geschreven..
Laugavegur in de winter
Zomer 1996
3. Gegrilde borst in Brennevin-saus
Op de rotskusten van het IJslandse schiereiland Snæfallsnes zitten er vele duizenden.Tuinduizenden. Papegaaiduikers.
Lundi’s in het IJslands. Je kunt ze overal eten. Meestal gegrild met een saus van Brennevin, de locale brandewijn.
Ze zijn lekker.
Vooral de borst. Mals, vol van smaak, enigszins leverachtig.
Als je in het restaurant van hotel Budir aan de zuidzijde van het schiereiland zit en uitzicht hebt op de beroemdste gletcher van het land, de Snæfellssjökull , is het ‘t lekkerst.
De rest van Europa is ver weg en zelfs Reykjavik dat over de weg zo’n 100 kilometer naar het zuiden ligt is vergeten.
Hier immers begon Professor Lidenbrock met neefje Axel zijn reis naar het middelpunt van de aarde. In het boek van Jules Verne staat het zo:
’Saterday, June 20 at six o’clock we arrived at Budir, a small hamlet in a pleasant setting next to the shoreline. Here our guide asked for his pay, which my uncle promtly paid. Now it was our guide’s family, his uncle and aunts, that provided us with accommodation for the night’.
Middelpunt van de aarde
Nationaal symbool
De papegaaiduiker is een soort nationaal symbool van IJsland.
Er zitten er naar schatting zo’n 8 tot 10 miljoen op het eiland. Mensen die principiële bezwaren hebben tegen het eten van deze schattige beestjes zijn dus een beetje de weg kwijt.
Het is ook geen -zoals soms beweerd wordt- bedreigde diersoort. Ze worden niet geschoten maar gevangen in netten die aan een lange stok vastzitten. Het is een aparte kunst.
De luidruchtige Engelse kok Gordon Ramsay probeerde het. Daar werd een filmpje van gemaakt. We zien hoe Gordon uiteindelijk zo’n beestje vangt en klaarmaakt.
Hierop kwam in Engeland een stroom van kritiek, vooral omdat duidelijk te zien is hoe de begeleider van Ramsay de papegaaiduiker de nek omdraait.
Klik HIER voor het filmpje.
4. Saga’s en trollen, feeën en dwergen
Het voormalige radioprogramma Ongehoord van de VPRO was nogal bijzonder. Het begon in 1995.
De makers trokken naar een plek ergens op de wereld en vertelden daar verhalen met geïmproviseerde teksten. Het werd verzonnen door mijn vriend en collega Ton van der Graaf. Hij was eens voor een documentaire naar een ver buitenland geweest en vertelde daar met verve over. Toen het programma was uitgezonden kon menigeen zijn teleurstelling niet verbergen. Inclusief Ton zelf.
Zijn verhalen waren spannender, dan het gemonteerde programma. Die kon je dus ook gewoon voor de radio vertellen.
Zo ontstond Ongehoord. De programmamaker als solistische verhalenverteller. Gesteund door lokale geluiden.
Ik heb er tien gemaakt. Arnold Karskens deed in die periode ook wel eens wat voor de VPRO.
Hij heeft die titel dan ook schaamteloos overgenomen voor zijn nieuwe omroep. Beetje treurig wel.
Mijn eerste Ongehoord speelde zich af op IJsland. Over de cultuur, de mensen, de geschiedenis. Over saga’s, trollen, feeën, dwergen en reuzen.
Over het Noorderlicht, de lokale literatuur, de taal en vooral over de Edda; het roemruchte epos van de IJslanders.
Solveig
Ik werd bij het maken van dat programma geholpen door Solveig. Een IJslandse kunstenares, die tien jaar in Nederland had gewoond, maar sinds kort was teruggekeerd. “Tien jaar lang heb ik heimwee gehad’’, vertelde ze. Overigens in accentloos Nederlands. Wij werden in IJsland eens van achteren aangereden door een onoplettende chauffeur. Zij stapte uit en riep: ’’Godverdomde klootzak’’.
In het telefoonboek, dat toen nog geraadpleegd werd, stonden alleen maar voornamen. De lijst met Solveigs was dan ook heel lang. De achternaam krijgt men van de voornaam van de vader of moeder. Dat is vrij naar keuze. Jongens krijgen er -son achter en meisjes -dottir. Haar ware naam was dan ook Solveig Thorbergsdottir.
U kunt HIER naar dat programma luisteren.
De uitzending leidde ertoe dat de VPRO later een hele nacht van 01.00 tot 07.00 uur aandacht zou besteden aan de Edda. Dat ging onder regie van Lida Iburg rechtstreeks vanuit De Doelen in Rotterdam.
Er was een IJslands orkest, er waren IJslandse hapjes en drankjes en medewerkers van het RO-theater traden diverse malen op met sketches uit de Edda.
Speciale gasten waren Solveig (midden op de foto) en Marcel Otten (links met sigaar), die de jongste vertaling van de Edda in het Nederlands had gemaakt. Uw bloghouder (rechts) presenteerde het programma.
In 2000 werd zij opnieuw overgevlogen, toen zij één van de gasten was op mijn zogeheten verrassingsdag, waarbij ik zeven uur lang werd geconfronteerd met gasten, zonder vantevoren te weten wie dat waren.
HIER.
Solveig omringd door de cartografen F.J. Ormeling (links) en J. Romein van de BOS Atlas.
Winter 1995
5. Van Reykjavik naar Grindavik