Voorjaar 2000

1. Mira: 'Hij kan nog geen ei bakken!' 

Ze is voor ’t eerst van haar leven in het buitenland geweest. Zes weken lang. Een conferentie in Los Angeles, een bezoek aan New York, een symposium in Parijs en nog even uitblazen in Amsterdam. Het was haar goed bevallen. Heel goed.
      Mira is orthodontist. Ze zit naast me in het vliegtuig. Ze gaat naar huis. Johannesburg Zuid-Afrika. 

We zijn nog geen uur onderweg, hebben wat over ditjes en datjes gepraat en dan zegt ze zomaar: ’’Weet je dat ik helemaal geen zin heb om naar huis te gaan’’.

Zo!

Ze is getrouwd. Twee jonge kinderen. Een jaar of 35. Stralend gebit. Daar zijn waarschijnlijk kundige collega’s aan te pas gekomen.

‘’Hoezo?” zeg ik.

‘’Amerika is me heel goed bevallen’’, zegt ze. ‘’En bij jullie vind ik 't ook heel prettig’. Veel prettiger dan in Zuid-Afrika. Weet je, die apartheid is dan wel officieel afgeschaft maar er is nog veel racisme en discriminatie. Mensen leven langs elkaar heen. De tolerantie is laag. Tenminste vergeleken met wat ik de laatste weken gezien heb’’.

Ik ga voor de tweede keer van mijn leven naar Zuid-Afrika. 
      Ditmaal niet naar Johannesburg of Kaapstad, maar naar Kwazulu-Natal.

‘’Ben je daar weleens geweest Mira?’’
‘’Nee’’ zegt ze. ‘’Maar wat ik ervan weet is het daar helemaal verschrikkelijk’’.
      
‘’Maar wat ga je daar eigenlijk doen.”

‘’Ik ga op bezoek bij een Nederlander, die daar al een aantal jaren woont. In Howick, dichtbij Pietermaritzburg. Daar schijnt één van de grootse watervallen van jullie land te zijn. Hij werkt met de lokale bevolking om erosie te bestrijden. Ik ga daar een radioprogramma maken. En daarna ga ik door naar Lesotho. Ook al om een programma te maken’’.

‘’Naar Lesotho’’, zegt ze geschrokken.
      ‘’Daar hoor ik alleen maar afgrijselijke verhalen over. Ons leger is daar een jaar of zo geleden binnengevallen om orde op zaken te stellen. Het schijnt daar echt bar en boos te zijn’’.

‘’Juist’’, zeg ik. ‘’Daarom ga ik er ook naar toe’’.

Ze wordt stil. Ik besluit om iets anders aan te snijden

Ze spreekt namelijk Engels, maar had verteld dat ze is opgegroeid in ’t Afrikaans. 
‘’Kon je de mensen in Amsterdam eigenlijk verstaan?’’, vraag ik in het Nederlands.

‘’Nee. Niet echt, Af en toe een woordje. Maar -weet je- ik hou ook niet van die taal. 

Thuis moet ik Afrikaans praten. Mijn man wil dat. Vindt ook dat mijn kinderen in die taal moeten worden grootgebracht. Daar heb ik vaak ruzie met hem over. Die kinderen zijn er namelijk volgens mij veel meer bij gebaat om goed Engels te leren”.

En dan.

‘’Mijn man is nou eenmaal heel traditioneel. Hij vindt het eigenlijk maar zozo, dat ik werk. En weet je wat: Hij kan nog geen ei bakken; nog geen ei’’.

We worden stil. Zij heeft kennelijk een wat vastgelopen huwelijk. 
Moet ik daar dan dieper op ingaan. We zitten inmiddels ergens boven Noord-Afrika. Het wordt donker.

Tijd om maar eens te proberen wat te gaan slapen.
Maar dan gaat ze weer door. 
      ‘’Ik heb ’t me allemaal niet zo gerealiseerd. Maar op die conferenties heb ik met veel vrouwelijke collega’s gesproken. Die schrokken ook van mijn verhaal. Weet je, misschien ga ik het thuis allemaal heel anders doen. Heel anders’’. 

      Tja. 
Moet ik hier iets van vinden? Relativeren? Stoken in een vastgelopen huwelijk.
       Wat is dat toch met die vliegtuigen. Ik kom wel vaker terecht in merkwaardige gesprekken. Kennelijk zijn er omstandigheden die daar aanleiding toe geven. Vluchtige ontmoetingen, die eenvoudig kunnen leiden tot uiterst persoonlijke ontboezemingen.

      ‘’Misschien moet je het hem voorzichtig proberen uit te leggen’’, zeg ik. ‘’Daar zal íe toch wel gevoelig voor zijn’’.

      ‘’Oh, nee’’ zegt ze. ‘’Daar is ‘ie helemaal niet gevoelig voor. Die man zit vast in patronen. Daar kan ik nooit doorheen breken, nooit’’.

      ‘’En therapie’’, suggereer ik. ’Heb je daar weleens aan gedacht?’’
       
      ‘’Ach ‘’, zegt ze, ‘’dat wil hij waarschijnlijk ook niet. Hij is tevreden zo. Wil helemaal geen veranderingen. Hij komt thuis, doet zijn pantoffels aan, gaat zitten met z’n voeten op een bank en kijkt naar de televisie. Het liefst naar cricket of rugby. En weet je wat. Hij vindt het eigenlijk maar niks, dat er tegenwoordig ook zwarten en kleurlingen in die teams zitten".

    Als wij aankomen in Johannesburg kijkt zij mij een beetje vertwijfeld aan. 
   Ik moet overstappen want ik vlieg door naar Durban. Als wij de hal inkomen ziet ze verderop achter het glas haar man en kinderen staan. Zij trekt mij een andere kant op en zegt: 
      ‘’Ik loop even met je mee. Ik heb nog geen trek in ze ‘’.

 

Voorjaar 1994

2. Een triomfantelijke demonstratie

''OOR DIE SPOOR'' 

De Aar is een stadje van circa 40.000 mensen. Globaal een derde van de bevolking is blank, een derde is kleurling; een derde is zwart. De blanken woonden in hun eigen wijk.
      Op kaarten in de plaatselijke bibliotheek stond alleen dit deel, hoewel aan de andere kant van het spoor ‘Oor die Spoor’ veel meer mensen woonden.
      Er waren ook twee squattercamps ‘oor die spoor’. Krottenwijken voor ontheemden, zwervers en vluchtelingen.

In De Aar mocht gestemd worden door 8.433 ‘bruinmense’, 6.643 ‘swartmense’ en 5.190 ’blankmense’.
In
iedere wijk was één stemlocatie. Op woensdag 27 april 1994 ‘s middags om één uur stonden vrijwel alle kleurlingen en zwarten demonstratief voor het gemeentehuis -de Municipaliteit- in de blanke wijk.
      Geduldig, gedisciplineerd, trots en vaak met een vlaggetje in de hand van het ANC (African National Congress); de partij van Nelson Mandela, die toen zijn triomfantelijkste overwinning zou behalen.

Eén van die mensen was Lisa. Zij was schoonmaakster in hotel De Aar, waar ik drie weken heb doorgebracht. Zij begon ‘s ochtends om zes uur en had dan al een uur gelopen. Ze moest werken tot er niets meer te doen was. Dat was nooit vóór tien uur ‘s avonds. Ze moest dan weer een uur terug lopen. Ze werkte zeven dagen per week.

Haar inkomsten: 80 Euro per maand.

OPNAMES

 

3. Een omissie van Gerrit Komrij

In 1999 verscheen de vuistdikke bundel ''De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten'' van Gerrit Komrij. Ik kreeg het cadeau van een collega en heb er af en toe wat in gelezen. Het Afrikaans is met wat moeite wel te begrijpen, maar je moet er de tijd voor nemen.
Ik ben zelf twee maal in Zuid-Afrika geweest en dan merk je na enige tijd dat het over het algemeen redelijk goed te volgen is.
      Gerrit Komrij schrijft in zijn inleiding onder meer het volgende:
‘’Pas aan het eind van de vorige eeuw gaat de spreektaal formeel schrijftaal worden. Schrijf zoals je spreekt was al het adagium geweest van Multatuli, de grootste schrijver uit de Nederlandse negentiende eeuw, aan wie C. Louis Leipoldt (1880-1947), de eerste echt grote dichter uit de Afrikaanse literatuur nog een sonnet wijdde”.

Je denkt dan: ‘’Ik ga dat sonnet in het boek even opzoeken’’. Maar dat valt dan weer tegen, zoals wel vaker als het om producties van Komrij gaat.
      Er staan elf gedichten van Leipoldt in de bundel maar niet het bewuste sonnet.

Na wat zoeken heb ik ’t gevonden in een uitgebreid artikel van de Zuid-Afrikaanse taalkundige  Wium van Zyl gepubliceerd door de DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Het gaat zo


Aan Multatuli

Kind van die noorderwêreld, waar die kou

Van winter weerga vinde in 'n volk

Wat kalm bly as jy kokend is en flou

En nie jou taal verstaan nie sonder tolk!


Die warmer Ooste, waar die son ontstaan,

Het jou tot man gemaak, en van jou hart

Die ys-gekorste kettings afgeslaan,

En jou geleer daar lê ook vreug in smart,


En in ellende grootsheid. Ek, as een

Met wie die Ooste ook gepraat het, gee

Hier, waar Adindas spook by maanlig ween


Oor Saïdjahs graf in eensaam-stille wee,

My huldegroet aan jou as blyk daarvan,

Apostel, hoëpriester, lyder, Man!


Van Zyl tekent hier het volgende bij aan:

Volgens het gedicht is Multatuli dus dankzij het Oosten de kilheid van Noord-Europa ontgroeid en ontwikkelde hij zich daardoor tot ‘man’. Onder ‘man’ wordt hier ‘echte’ of ‘ware mens’ begrepen. Als ‘man’ als slotwoord herhaald wordt, krijgt het een hoofdletter. Hiermee wordt dus geïmpliceerd dat Multatuli dankzij zijn menselijkheid bovenmenselijke status heeft verworven.

 


4. The Nelson Mandela Metropolitan University Choir

Het verschijnsel bestaat nu zo'n 20 jaar: Flashmob. Je zou dat kunnen vertalen in flitsmeute of flitsmassa. Fascinerend fenomeen.
      Plotseling verschijnt iemand in een drukke menigte, die iets aparts gaat doen. Vaak verschijnen er andere mensen, die dan hetzelfde gaan doen. Het publiek is verbaasd of soms verbijsterd.

Maar soms gaat datzelfde publiek ook meedoen en dan ontstaat een soort happening met een groot saamhorigheidsgevoel. Het begon in 2003 in New York. Uitvinder is Bill Wasik, redacteur van Harper’s Magazine.
      Flashmobs vinden heden ten dage in de hele wereld plaats. Vaak komt er muziek aan te pas en gaan de mensen dansen. De sociale media spelen een grote rol. Mensen worden via die media opgeroepen om te komen. Spontaan gaan ‘’onbekenden’’ dan vaak meedoen, hoewel de mob regelmatig ook beperkt blijft tot een optreden van de initiatiefnemer(s). Het event duurt nooit lang en eindigt vaak net zo abrupt als het begonnen is.

            

We gaan naar het Greenacres Shopping Centre in Port Elizabeth Zuid-Afrika.
     
Daar blijken ineens tal van leden te zijn van het Nelson Mandela Metropolitan University Choir. HIER.