Poëzie (358)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Joop den Uyl en zijn ceder
In april 1977 werd ik door de afdeling Oud-Beijerland van de P.v.d.A. tot afgevaardigde gekozen voor het partijcongres dat in diezelfde maand werd gehouden. Het was een beladen bijeenkomst.
Het kabinet Den Uyl, dat in 1973 kon aantreden dankzij een paar dissidenten van de KVP en de ARP, had moeilijke tijden beleefd. De oliecrisis, een treinkaping, de Lockheed-affaire om maar wat te noemen. Er waren ook positieve punten. De AOW was verhoogd en er was een minimum-jeugdloon ingevoerd.
Maar nog voor het congres viel het kabinet, omdat de dissidenten onder leiding van Van Agt eruit stapten.
Op 25 mei zouden er nieuwe verkiezingen komen. Joop den Uyl hield aan het slot van het congres een fenomenale toespraak, waar hij een staande ovatie voor kreeg. Hij eindigde met het gedicht De Ceder van Han G. Hoekstra (1906-1988).
En .....hij debiteerde uit zijn hoofd.
DE CEDER
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.
Het ideaal
Een ceder is een statige naaldboom, die 40 tot 50 meter hoog kan worden. De symboliek van het gedicht wordt hiermee duidelijk. Een mens moet zijn idealen nastreven en kan zelfs een mooie boom planten op een kleine binnenplaats, die vol ligt met rotzooi. En als een ander zegt dat ’t niet kan, blijf je er zelf gewoon in geloven.
Het gedicht is uit 1946 en komt uit de bundel Panopticum.
Han G. Hoekstra was niet alleen dichter; hij was journalist bij Het Parool. Joop den Uyl was dat ook geweest, dus ze kenden elkaar goed.
De verkiezingen verliepen zeer voorspoedig voor de P.v.d.A. De partij behaalde een ongekende winst en groeide uit naar 53 zetels. De coalitiebesprekingen verliepen daarna heel moeizaam. Er volgde in oktober een nieuw congres, waar diverse partijleden -de ''Reckmannen''- vrijwel onhaalbare wensen naar voren brachten. Maar die arrogantie van vermeende macht werd gestraft nadat Van Agt en Wiegel een pact sloten, waarbij Den Uyl aan de kant werd gezet.
Ook bij dit congres was ik aanwezig. Dit keer als eindredacteur van het VPRO-radioprogramma Embargo. De toespraak van Den Uyl was minder bevlogen. Hij was door het gedram van zijn eigen achterban en het gezeik van Van Agt kennelijk enigszins murw gebeukt.
De ceder moest nodig water hebben.
(Eerder geplaatst februari 2018; Aangepaste versie)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Marmite in Carré
Direct toen ik hoorde dat Marmite een geliefd Engels product van Unilever was, wist ik dat er iets mee aan de hand was. Maar ja. Wat?
Af en toe kwam een onbevredigd gevoel naar boven als er weer eens gezeurd werd over extra-parlemtaire kabinetten of zakenkabinetten.
Maar gisteren schoot het me zomaar te binnen. Marmite komt voor in een humoristisch gedichtje van C.Buddingh’.
Het gaat zo:
Pluk de dag
vanochtend na het ontbijt
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje heinz sandwich spread
natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het marmite potje paste
en jawel hoor: het paste eveneens
Poëzie in Carré
Het is -naast de Blauwbilgorgel- zijn bekendste gedicht.
Dat komt zo:
Simon Vinkenoog had een ideetje. We brengen een aantal dichters bij elkaar en laten die -kort- optreden. Niet meer dan een minuut of zes, zeven, acht. Ze kunnen uit eigen werk voorlezen, maar ze mogen er ook een andere act van maken. Alles moet kunnen.
Hij stapte naar de baas van het Amsterdamse Carré en die was meteen enthousiast. Hij stelde zijn theater gratis ter beschikking. Op 28 februari 1966 was het zover. Poëzie in Carré.
Binnen anderhalve dag was het uitverkocht, want dit was in Nederland nog nooit vertoond. 1500 mensen, die luisterden naar 25 dichters. Allemaal mannen. Het werd een daverend succes.
C. Buddingh’ las daar voor ’t eerst zijn Marmite gedicht. Hij sprak het op zijn Engels uit. De zaal lag plat.
De eerbiedwaardige Adriaan Roland Holst was er, een jonge Cees Nooteboom, Gerard Reve in een onberispelijk wit kostuum., Johnny de Selfkicker met een krankzinnige act en een debuterende Jules Deelder. De VPRO-televisie was erbij en maakte DIT PROGRAMMA van ruim een half uur. Een heerlijk tijdsbeeld.
Achtereenvolgens treden op: K.Schippers, A.Roland Holst, Ed Hoornik, Hans Verhagen, Cees Nooteboom, L.Th, Lehman, Jules Deelder, C.Buddingh’, Gerrit Kouwenaar, Bert Voeten, Johnny de Selfkicker, Gerard Reve, Jan Hanlo, Jan Elburg, Remco Campert, Gust Gils en Simon Vinkenoog.
Niet in dit T.V.-programma zitten Koos Schuur, Bert Schierbeek, Dick Hillenius, Hugues C. Parnath, Ewald Vanvugt, Adriaan Morriën, Jaap Harten en J. Bernlef.
(Eerder geplaatst oktober 2018; Aangepaste versie)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Een ouwe leekedis
Herman Teirlinck (1879-1967) was nog heel jong toen zijn eerste bundel gedichten in 1900 werd gepubliceerd onder de titel Verzen.
Eén van die verzen is De Leekedisse.
Als u niet weet wat een leekedisse is, kunt u wel een vermoeden krijgen bij het lezen van het gedicht.
De leekedisse
Een zuiver waterken ligt in het lover
Te rusten. ’t Blauwe zonlicht valt er op,
En ene spinne kruipt er langzaam over
En wrijft soms met een pootje om haren kop.
Nu komt een schrijverke uit het gras gedreven
En spoedt zich warrr’lend door het jonge riet,
En doet het water ene wijle beven,
Zodat de spin verwonderd ommeziet.
De poel wordt stille en tussen grauwe keien,
Heel diep langs den grond, zie ‘k zachtjes aan
Een ouwe leekedis zich neerevleien
En haren steert traag heen en were gaan.
Zo!. Meneer Teirlinck ontwaart niet zomaar een leekedis, nee, een ouwe leekedis. Het beest heeft een staart en beweegt zich voort in een poel met zuiver water.
Aanvankelijk kon ik het niet vinden, maar omdat het gedicht in 1900 verscheen, zocht ik in de Dikke van Dale onder lekedis (met één e).
En jawel! Verklaring: een hagedis (reptiel),
Maar hagedissen bewegen zich volgens mij voort op het land en niet op de bodem van een poel.
En toen vond ik deze prentjes in een aflevering van “De Levende Natuur’’, een Nederlands-Belgisch tijdschrift voor veldbiologie.
Een lekedis is een watersalamander (amfibie).
Een schrijverke is een schrijvertje en dat is een kever, die over water kan lopen.
Daar schreef Guido Gezelle nog eens een gedicht over.
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
EEN BEWOGEN HERBEGRAFENIS
‘Een begrafenis’ is één van de bekendste gedichten uit de beginperiode van de Poolse Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. Het werd geschreven in 1956 en is opgenomen in de bundel Roepen naar Yeti (Wolanie do Yeti).
Grote vraag in dit gedicht is: wie werd één keer geboren en toch twee maal begraven?
Welaan: het gaat om de Hongaar László Rajk, een staatsman die in de Spaanse Burgeroorlog vocht, vooraanstaand lid werd van de Hongaarse Communistische Partij (MKP) en in de tweede wereldoorlog in Hongarije gevangen werd genomen.
Hij werd na de oorlog eerst minister van Binnenlandse Zaken en snel daarna van Buitenlandse zaken. In 1949 werd hij echter gearresteerd.
Hij zou een spion geweest zijn van de Amerikaanse en Britse geheime diensten. De ergste beschuldiging was echter dat hij een Titoïst was, een aanhanger van Tito.
László Rajk werd op 15 oktober 1949 in Boedapest opgehangen.
Toen in 1956 het tij langzaam aan het keren was, werd Rajk gerehabiliteerd. Aan de vooravond van de Hongaarse Opstand werd hij op 6 oktober in Boedapest onder vertoon van de nodige symboliek herbegraven.
Wislawa Szymborska, die in deze periode afstand nam van het Stalinisme brengt in dit gedicht een eerbetoon aan László Rajk en gaat dieper in op de Hongaarse Opstand die van 23 oktober tot 10 november 1956 plaatsvond. Sovjet-troepen maakten op bloedige wijze een eind aan die opstand. Zo’n 2500 Hongaren kwamen daarbij om het leven en het vluchtelingenaantal wordt op 100.000 geschat.
Het gedicht gaat zo:
Van Wislawa Szymborska
Een begrafenis
De schedel, uit de aarde genomen,
werd ingelegd in marmer,
de medailles werden gewiegd
op kussens van purper.
De schedel, uit de aarde genomen.
Ze lazen van een papiertje:
a) hij was een bovenstebeste
b) en nu spelen, orkesten,
c) jammer dat hem niets restte.
Dat lazen ze van een papiertje.
Natie, wees nu dankbaar
en respecteer deze buit:
hij werd één keer geboren
en toch tweemaal begraven.
Natie wees nu dankbaar.
Er was een grote parade
voor wel duizend bazuinen,
met agenten voor de menigte
en geschommel voor de klokken.
Er was een grote parade.
Hun ogen keken schichtig,
van de grond naar de hemel:
of daar duiven al kwamen,
met bommen in hun snavel.
Hun ogen keken schichtig.
Tussen hen en het volk zouden
alleen bomen zijn, heette het,
alleen waarover in hun groen
gezongen of gezwegen werd.
Tussen hen en het volk.
Maar de bruggen bleven dicht.
Er waren holle wegen,
wegen geplaveid met steen.
Tanks denderden eroverheen.
Maar de bruggen bleven dicht.
Met al zijn bloed nog stromend
ging het volk hoopvol naar huis,
het wist nog niet: het klokkentouw
kleurde van ontzetting grauw.
Met al zijn bloed nog stromend.
(Vertaling: Gerard Rasch)
Een bescheiden oeuvre
Wislawa Szymborska (Bnin 1923) won in 1996 tot verrassing van vrijwel heel de literaire wereld de Nobelprijs voor literatuur.
Zij heeft in feite een bescheiden oeuvre: niet meer dan 250 gedichten.
Het gedicht ‘Een begrafenis’ is opgenomen in de bundel Einde en begin, uitgegeven door Meulenhoff.
Ook haar dankwoord ‘De dichter en de wereld’ bij de uitreiking van de Nobelprijs staat erin: ‘Professoren in de poëzie bestaan niet‘. En: ‘Hun werk is hopeloos onfotogeniek’.
(Eerder geplaatst augustus 2010; Aangepaste versie)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
EN RADE: EEN VERSJE
Jan Engelman is een vrijwel vergeten dichter. Dat is jammer, want hij heeft bijzondere gedichten geschreven. Het meest bekend is Vera Janacopoulos -een ode aan een Braziliaanse zangeres- met de beroemde eerste strofe:
Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen
Liefdesverhaal
Bijna zo bekend is zijn gedicht En Rade. Het is een zoals hij dat zelf noemt vocalise -een klankrijm- opgedragen aan de Braziliaanse filmregisseur Alberto Cavalcanti. Die maakte in 1927 de film En Rade (Aan de ree).
Een larmoyant liefdesverhaal in Marseille. Ik ga er direct dieper op in, maar lees eerst dit bijzondere vers.
En rade
Groen is de gong
groen is de watergong
waterwee, watergong
groen is de gong van de zee
Sulina, Braila,
Sulina, Brest
Sulina, Singapore
achter de vest
stem die mijn slaap doorzong
waterdroom, watertong
koperen long van de zee
Sulina, Braila,
Sulina, Brest
Sulina, Senegal
wijd van het nest
hang die mijn ziel doordrong
waterdroom, watersprong
loeiende gong neem mij mee
Sulina, Braila,
Sulina, Brest
Sulina, Zanzibar
buiten is best
Groen is de gong
groen is de watergong
waterwee, watergong
groen is de gong van de zee
Zakken voor Sulina en Braila
Kijk even naar deze foto. We zien hier hoofdrolspeelster Catherine Hessling, die een barmeid is in Marseille. Zij poseert voor de lading van een schip dat naar Roemenië gaat. De zakken zijn bestemd voor Sulina, een kleine havenstad aan de Zwarte Zee.
Sulina ligt aan het eind van de Donaudelta en is anno 2024 nog steeds niet over land bereikbaar. Honderdvijftig kilometer stroomopwaarts ligt in Roemenië het stadje Braila, dat in 1927 nog voor zeeschepen bereikbaar was. Constanta -ook op de foto- is veruit de belangrijkste havenplaats van Roemenië, maar dat kon Jan Engelman in zijn vers niet gebruiken. Daarom verzint hij de allitererende namen Brest, Singapore, Senegal en Zanzibar.
De film En Rade gaat over de verhouding tussen het barmeisje -Catherine Hessling- en een zeeman (George Charlia). Hij laat haar in de steek en zij blijft vol liefdesverdriet achter.
De film werd in Nederland voor ‘t eerst vertoond in 1927 tijdens een filmavond van de Nederlandse Filmliga. Alberto Cavalcanti hield bij die gelegenheid een lezing.
Het is aannemelijk dat Jan Engelman daar ook bij was en daarna zijn vers schreef.
Welvarend
Sulina was overigens tot ongeveer 1930 een welvarende stad. De poort naar Europa, die door alle schepen werd aangedaan. Pakhuizen, monumentale gebouwen, mooie kantoren, nachtclubs, restaurants , hotels , winkels en een zeer internationale bevolking. Daarna trad het verval in en toen de communisten de macht overnamen bleef er helemaal niets van over. Het ligt zeer geïsoleerd. Bezoekers over land kunnen tot op 70 kilometer van de stad komen. Daarna moeten ze in Tulcea een boot nemen.
Het einde van Europa
Irene van der Linde en Nicole Segers beschrijven de stad in hun mooie boek Het einde van Europa.
‘De bewoners van Sulina voelen zich niet zo vrij: zij zitten gevangen tusssen de zee en de delta‘.
Zij citeren een locale vrouw:
‘In Europa hebben mensen de mogelijkheid om zelf keuzes te maken en dingen te doen in hun leven. Hier niet. We hebben geen geld. Niemand ziet ons, niemand kan het iets schelen. De politici zitten ergens daarboven, wij diep daaronder. Ze zouden ons liever vermoorden, dan hebben ze minder zorgen’.
(Eerder geplaatst januari 2010; Aangepaste versie)
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 1 van 45