Reizen (502)
- Details
- Categorie: Reizen (502)
Estland. Letland. Litouwen
(Voorjaar 1999; Zomer 2001; Zomer 2002)
1. Glas aan het eind van de Via Baltica
Het Balticum staat voor 't conglomeraat van Baltische landen: Estland, Letland en Litouwen..
Ze grenzen aan elkaar. En ze werden vorige eeuw langdurig bezet door de Sovjet Unie. Verder hebben ze niet zoveel gemeen. Estland bijvoorbeeld voelt zich meer verbonden met Finland. Ze spreken in beide landen de Fins-Oegrische taal en ook cultureel zijn er verbanden en overeenkomsten.
De glaskunst bijvoorbeeld. In het oude stadsdeel van de Estische hoofdstad Tallinn kocht ik in een galerie deze borrelglazen, geblazen door de in haar land vermaarde glaskunstenares Viivi-Ann Keerdo.
Tallinn is het eindpunt van de Via Baltica, een weg die de drie landen verbindt en de Letse en Litouwse hoofdplaatsen Riga en Vilnius aandoet. Op 23 augustus 1989 stonden op deze weg twee miljoen mensen hand in hand om te protesteren tegen het Molotov-Von Ribbentrop pact, dat precies vijftig jaar daarvoor gesloten was. Een pact waarbij Hitler en Stalin de toen onafhankelijke Baltische staten verkwanselden en aan de Sovjet-Unie uitleverden.
Tien jaar daarna -in 1999 dus- heb ik die weg gevolgd.
Twee jaar later heb ik dat nog eens gedaan. Vice-versa.
Nieuwsgierigheid, want het beviel me daar wel. De landen waren nog niet bij de Europese Unie aangesloten. Bij de grennsovergangen stonden lange files.
LITOUWEN is landschappelijk mooi en afwisselend. Glooiende velden, bossen en open vlaktes.
Veel wolven en een enkele beer. Voetbal is populair, maar basketbal en wielrennen populairder. Een deel van Litouwen is ooit Pools geweest en die taal wordt in sommige gebieden nog steeds gesproken. Het aantal Russen is beperkt; onder de tien procent. Vilnius is een aardige maar onmiskenbaar provinciale stad.
LETLAND is compacter en rommeliger. De hoofdstad Riga is een metropool met Art Deco gebouwen, mooie winkelstraten en plezierige parken. Een derde van de bevolking bestaat uit etnische Russen. Twaalf procent daarvan bezit niet de Letse nationaliteit omdat ze de taal onvoldoende beheersen.
ESTLAND was en is in allerlei opzichten het meest modern. De universiteiten staan internationaal goed aangeschreven en het aantal mensen dat Engels spreekt is relatief groot. Tallinn is een toeristische stad van formaat. In het oude centrum waar ik die glaasjes kocht, komen weinig Esten. Te duur & te druk. Er zijn vooral in het weekend veel Finnen, die snel even overvaren. De Estische wodka is goed en goedkoop en dat zou ook gelden voor de vrouwen. Veel Finnen logeren in hotel Viru, dat in Tallinn dan ook de bijnaam Hotel Virus heeft.
Esten zeggen dat ze de Finnen verstaan. Finnen zeggen dat ze de Esten niet verstaan.
Als je op maandagochtend overvaart naar Helsinki tref je aan boord veel Finnen, die nog nalallend rondstrompelen. Ik weet dat, want ik was er een keer bij. Muziek waarop aan boord langdurig Finse tango’s te horen zijn, helpt niet echt.
2. Purmuškès Litouwen
Ik vraag het wel eens aan iemand:
‘Waar is het geografisch middelpunt van Europa?’
Veel mensen vinden dit wel een aardige vraag, maar moeten het antwoord toch echt schuldig blijven. Oostenrijk, Tsjechië , Berlijn, Liechtenstein; dat soort antwoorden. Eerlijk gezegd wist ik het ook niet. Tot ik een radioprogramma ging maken over de Via Baltica, een weg die de hoofdsteden van Litouwen, Letland en Estland verbindt.
Een weg met een romantische naam waar op 23 augustus 1989 twee miljoen mensen hand in hand stonden om te protesteren tegen het vijftig jaar eerder gesloten Molotov/Von Ribbentrop-pact, waarbij de onafhankelijkheid van de Baltische landen verkwanseld werd.
Ik was tien jaar later op bezoek bij Wim Brauns, een Nederlander die naar Litouwen was gehaald als bondscoach van de nationale wielerploeg. Hij woonde met zijn Litouwse vrouw Irena op een prachtige zeer verlaten plek in een bos zo’n 25 kilometer ten zuiden van de hoofdstad Vilnius. Bij mijn voorbereiding had ik gelezen dat ergens in die buurt het geografisch middelpunt van Europa lag. Overigens een weetje , dat ik niet helemaal begreep; vooral niet nadat ik de kaart van Europa nog eens goed bekeken had.
Maar ja.
Wim wist het ook en zei dat er zelfs een Europapark bestond, wat daaraan herinnerde.
Wij gingen erheen.
Het punt lag 23 kilometer ten noorden van Vilnius in een mooi aangelegde beeldentuin. Er was een ‘centrum-monument’ met daarom heen in een cirkel stenen met de namen van alle Europsese hoofdsteden. Plus de afstanden. Hemelsbreed.
Amsterdam bijvoorbeeld was 1371 kilometer. Reykjavik in IJsland 2779 km, Moskou 801 km en Riga in Letland was 240 km. Om de zaak weer enigszins te relativeren was ook de afstand vermeld van de verst verwijderde hoofdstad in de wereld: Wellington in Nieuw-Zeeland: 17.310 km.
Wim vond het park somber.
‘Te veel beton; te veel aangeharkt , geen bloemen’.
‘Litouwen is een bloemenland, Ronald’, zei Wim. Een land van vrijheid en ruimte. Een afwisselend landschap van bossen, meren , akkers en bloemenvelden. Met verstilde dorpjes waar de tijd had stilgestaan. Met vossen, wolven en een enkele beer in de bossen. Een groot contrast met de serene rust in.. en de esthetische vormgeving van het park, dat was ontworpen door de Litouwse kunstenaar Gintaras Karosas.
Het was die ochtend heel stil in het park. Ook daar had Wim een verklaring voor. We moesten ongeveer tien gulden betalen voor een toegangskaartje en dat kunnen de mensen in Litouwen niet betalen. ‘Ongelooflijk’, zulke prijzen’, zei Wim. ‘Schandalig’.
Toen ik thuis was, heb ik het allemaal nog eens uitgezocht. Er bleken natuurlijk diverse middelpunten van Europa, maar de bekendste was inderdaad die plek in Litouwen. Dat was namelijk berekend door Jean-Georges Affholder, een geograaf van het vermaarde Institut Géografique National (ING) in Parijs. Hij had niet het geografische middelpunt berekend maar het zwaartepunt. Het punt dus, waaromheen zich in alle richtingen eenzelfde gewicht aan land bevindt.
Europa strekt zich bij deze berekening uit van het meest westelijke punt van de Portugese Azoren in de Atlantische Oceean tot de Oeral in Rusland, van Spitsbergen halverwege de top van Noorwegen en de Noordpool, tot aan de Kaukasus en de Canarische eilanden van Spanje.
De centra van Europa
Het hangt er dus gewoon van af waar je de grens trekt tusen Europa en Azië en of je de Portugese Azoren of de Spaanse Canarische eilanden meetelt, waar het centrum is.
Later werd ik geattendeerd op een voor mij nieuw middelpunt, namelijk bij Polatsk in Wit-Rusland (Belarus).
Er staat een heus monument. Hans Metz kwam er op een verre fietstocht bij toeval terecht en maakte deze foto’s.
Hij schreef mij:
Het zit zo:
Wij fietsen al jaren door Europa en bij voorkeur door Oost-Europa.
In 2014 wilden we wel eens kijken hoe het er in een dictatuur uitziet.
We begonnen vanuit huis in Haarlem en maakten dat jaar ruim 5000 km.
In Belarus bleken net zulke aardige mensen te wonen als overal eigenlijk, en net zulke steden.
Je hebt een visum nodig, maar dat geldt ook voor Rusland bijvoorbeeld.
We zijn lid van WarmShowers, een internationaal gastvrijheidsnetwerk voor fietsers.
In Polatsk logeerden we en werden we door onze gastheer/dame op dit monumentje attent gemaakt.
De vrouw op de foto is mijn fietsmaatje Addie, tevens echtgenote sinds 30 jaar.
groetjes,
Hansmetz
Op deze kaart van een aantal Europese middelpunten heb ik Polatsk dus maar toegevoegd.
Šiauliai
3. Een kruisberg als nationaal verzet
Op 31 juli 2002 reden wij van de Litouwse hoofdstad Vilnius naar Riga in Letland. Eerst een stuk over de VIA BALTICA en daarna richting Šiauliai.
Dat was ons geadviseerd door Wim Brauns, een Nederlander die al lang in Litouwen woonde. De Baltische landen waren nog geen lid van de Europese Unie en bij de weinige grensovergangen voor buitenlanders, was het volgens hem ’gedoe’.
De overgang boven Šiauliai in het noordwesten naar Letland was ‘de rustigste’. Bovendien zouden we dan een bezoek kunnen brengen aan de Kruisberg een nationaal symbool van verzet, identiteit en vrijheid van godsdienst.
Het was rustig bij de berg, die enigszins verscholen van de hoofdweg lag.
Er stonden tienduizenden kruisen, crucifixen en heiligenbeelden en er lagen gebedskettingen.
Een wonderbaarlijke chaos.
De berg die in Litouwen Kryziu Kalnas heet, kon via een trappetje beklommen worden.
Hier sta ik daarvoor. De man met hoed wilde wel gidsen.
Pelgrimsoord
Litouwen werd in 1795 deel van Rusland. In november 1830 kwam de bevolking in opstand en begon met het leggen van kruisen op deze verdedigingsheuvel.
Nadat het land in 1918 onafhankelijk was geworden, werd de heuvel een pelgrimsoord voor Rooms-Katholieken. Maar nadat Litouwen van 1944 tot 1990 bezet werd door de Sovjet-Unie groeide het uit tot een symbolische plek van verzet. De man met de hoed zegt er ''zoete herinneringen'' aan te hebben.
Vooral omdat de Sovjet-Unie tot drie maal toe de kruisen etc. met bulldozers verwijderde.
"Dat waren verschrikkelijke toestanden, meneer. Maar wij hielden vol en hebben het uiteindelijk gewonnen''.
Nepvisa voor Curaçao
Mijn oud VPRO-collega Guido Spring was in de winter van 2013 voor radio-opnames in Litouwen. In de stad Kaunas stuit hij op een zeer bijzonder en vrijwel onbekend verhaal. De Nederlandse consul daar, redde in 1940 het leven van ruim 2300 Poolse Joden door ze nepvisa voor Curaçao te geven.
Hieronder zijn relaas.
4. JAN ZWARTENDIJK
(Door Guido Spring)
“Het verzet is minder gedocumenteerd dan je zou verwachten”. Dat zei Marjan Schwegman, de scheidend directeur van het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, half februari in een interview met de Volkskrant. Zij deed deze uitspraak over het verzet in de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Maar dat ook Nederlanders buiten ons land actief verzet pleegden, is nog veel minder bekend. Zo kent vrijwel niemand de naam Jan Zwartendijk. En dat is vreemd. Want hij redde in 1940 als Nederlandse consul in Litouwen ruim 2300 Joden het leven. Zwartendijk gaf valse papieren aan gevluchte Poolse Joden: nepvisa voor Curaçao. Daarmee konden zij Litouwen ontsnappen en zijn ze bespaard gebleven voor de verschrikkingen van de nazi’s.
Als ik in de winter van 2013 voor radio-opnames in Litouwen ben, kom ik in de stad Kaunas op een merkwaardige plek terecht: het Sugihara House. In dit pand huisde in 1940 het Japanse consulaat. Chiune Sugihara, de Japanse consul destijds, zou duizenden Joden hebben gered van de nazi-verschrikkingen door hen valse visa te geven. Zijn houten bureau met daarop de stempels die hij gebruikte, staat hier tentoongesteld, met daarachter een grote Japanse vlag.
Museum
Het is nu een museumpje. Vlak naast het bureau zie ik plotseling een wandje met enkele zwartwit-foto’s van een Nederlander: Jan Zwartendijk. Nooit van gehoord. Het blijkt dat het Sugihara House maar het halve verhaal vertelt door Sugihara op een voetstuk te plaatsen en Zwartendijk een bijrol te geven. Want ook deze Nederlander had een cruciale rol in deze reddingsactie.
Nadat in 1939 de nazi’s het westen van Polen bezetten en de Sovjet-Unie het oosten, sloegen veel Poolse Joden op de vlucht, veelal naar de Baltische staten die nog onafhankelijk waren. Maar die onafhankelijkheid duurde niet lang meer. Want op 15 juni 1940 bezette de Sovjet-Unie Estland, Letland en Litouwen en op 3 augustus was de formele inlijving een feit. In juni 1940 werd de Nederlandse consul van Litouwen vanwege vermeende nazisympathieën van zijn Duitse vrouw van zijn functie ontheven.
Jan Zwartendijk
De ambassadeur voor de Baltische staten, De Decker, die in Riga in het naburige Letland zat, moest een nieuwe consul in Litouwen zoeken. Hij vroeg Jan Zwartendijk. Deze Zwartendijk was de meest ervaren Nederlander in Litouwen want hij was al sinds 1938 werkzaam in de stad Kaunas als directeur van Philips. Zwartendijk stemde toe. Zo werd het Philips-kantoor in Kaunas vanaf 14 juni 1940 tevens het Nederlandse consulaat. Maar meteen de volgende dag al viel de Sovjet-Unie binnen.
Poolse Joden
Op een dag eind juni 1940 klopten twee Poolse Joden aan bij Zwartendijk; Isaac Lewin en zijn van oorsprong Nederlandse vrouw Pessla. Zij wilden weg uit angst voor de oprukkende Nazi’s en de Sovjets. Nederland was intussen sinds mei 1940 ook bezet door de Nazi’s, dus dat was als vluchtbestemming geen optie. Maar Curaçao, ook Nederlands grondgebied en ver weg, zou ideaal zijn, dacht het echtpaar. Kunnen we een visum voor Curaçao krijgen? Met die vraag aan consul Zwartendijk begon een bijzonder verhaal. Zwartendijk’s bevinding: er is geen visum voor Curaçao nodig, maar wel moet er toestemming zijn van de gouverneur van Curaçao. Daarop vroegen zij of het mogelijk zou zijn om een soort visum te krijgen waarbij dat laatste weggelaten werd.
Zijn zoon Rob Zwartendijk vertelt me in Blaricum, 76 jaar later: “Hij schreef in het Frans in hun paspoort: het Nederlandse consulaat van Kaunas verklaart dat er voor Curaçao geen visum nodig is. De datum zette hij erbij plus een groot stempel. Zo zag het er erg officieel uit. De toestemming van de gouverneur van Curaçao die nodig was, heeft hij expres weggelaten. Mijn vader zei: ‘’Als ik met zo’n visum mensen kan helpen en redden, dan doe ik dat. Tussen 24 juli en 2 augustus 1940 heeft mijn vader 2345 visa met de hand uitgeschreven. Het was dringen voor het smalle trappetje van zijn kantoor. Van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat was hij bezig. Bijna non-stop, want de Russen zouden op 3 augustus het consulaat sluiten wanneer Litouwen officieel werd ingelijfd”.
De vluchtelingen hadden nu een visum met eindbestemming Curaçao. Vanwege de oprukkende nazi’s liep de enige mogelijke route om daar te komen via Rusland. Maar Rusland eiste niet alleen een visum met een eindbestemming, maar ook een doorreisvisum voor Japan. Eén van de Joodse vluchtelingen klopte in Kaunas aan bij de Japanse consul Sugihara. Ook hij besloot, net als Zwartendijk, om deze Joodse vluchtelingen te helpen door visa uit te schrijven. Ze kregen van deze Sugihara een doorreisvisum voor Japan in hun paspoort.
Onbekend verhaal
Zo konden ruim 2300 Joden vluchten. Toch is deze vlucht en het grote aandeel van de Nederlandse consul een onbekend verhaal gebleven. Dat komt deels door Zwartendijk’s eigen terughoudendheid om over zijn daden te vertellen. Zoon Rob Zwartendijk: “Hij was een trotse en bescheiden man. Hij wilde geen aandacht. En hij zei altijd dat iedereen in zijn plaats hetzelfde zou hebben gedaan. Wat natuurlijk niet zo is”.
Angst speelde ook een rol in Zwartendijk’s terughoudendheid. Zoon Rob: “Mijn vader vond het eng worden. Het duurde tot half september 1940 voor wij als gezin zelf eindelijk een uitreisvisum kregen en naar – bezet - Nederland konden. We gingen wonen in Eindhoven, pal naast één van de hoofdkantoren van de Nazi’s. Mijn vader stond doodsangsten uit dat de Nazi’s zouden uitvinden dat hij Joden had helpen ontsnappen. Het was levensgevaarlijk. Hij zou zeker geëxecuteerd worden en wij als familie waarschijnlijk ook. Daarom heeft hij er toen nooit over verteld.”
Frank van Gelderen en Bram Peper tussen de zilverlinden
Maar ook na de oorlog bleef Zwartendijk zwijgen over zijn moedige daden. Pas in 1963 schreef de Leeuwarder Courant, als eerste, een artikel over Zwartendijk. En veel later, in 1997, onthulde de toenmalige Rotterdamse burgemeester Bram Peper samen met de zonen van Zwartendijk een monument voor deze bijzondere Rotterdammer op de Kop van Zuid in Rotterdam. Er staan veertien zilverlinden en er ligt een gedenkplaquette in het plaveisel.
Bram Peper zegt nu over de redding van deze groep Joden in Litouwen: “Zwartendijk’s actie was een daad van superieur verzet. Daarvan zijn weinig voorbeelden in de geschiedenis. Daarom wilde ik graag dat deze gedenkplek voor Jan Zwartendijk er kwam. Na zijn postume onderscheidingen in Israël en de VS is hij eigenlijk internationaal bekender dan in Nederland. Daar moet nog het nodige aan gebeuren”.
Gedenkplaquette
Na de tijd in Litouwen ging Jan Zwartendijk met zijn gezin naar Nederland. Ze verbleven de rest van de oorlog in Eindhoven. Daarna werkte hij nog tien jaar voor Philips in Griekenland tot aan zijn pensionering. In september 1976 overleed Jan Zwartendijk op 80-jarige leeftijd in Eindhoven. Hoeveel Joden hij heeft gered, heeft hij nooit geweten.
Fotowandje over Zwartendijk in 't Sugihara House in Kaunas, Litouwen
Het volledige verhaal staat op NPO Geschiedenis in twee delen, kijk op:
http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2016/maart/Zwartendijk.html
Riga
5. Klinker-Metropool met Gildehuizen
Op de terrassen van het Domplein fibreert het om je heen.
Dit is de oude stad van Riga, hoofdstad van Letland.
Een ontegenzeggelijke metropool van net geen miljoen inwoners. Ongeveer de helft van de bevolking in de stad is Lets, de andere helft Russisch.
De oude stad heeft een labyrinth aan smalle straatjes met kinderkopjes. De mooie Kalku Iela verdeelt de oude stad in twee delen. Daaromheen brede boulevards met chique winkels. Parken aan de ene kant en de Daugava rivier aan de andere zijde.
Tien jaar (2001) na de hernieuwde onafhankelijkheid gaat het in een aantal opzichten goed in dit land.
De mensen in de stad zijn goed en modern gekleed, er zijn cafés, restaurants, terrassen volop, prachtige architectuur met veel Jugendstil, mooie gildehuizen uit de Hanzetijd, kerken, musea en winkels met exclusieve spullen.
Als je hier zomaar zou worden neergezet kom je nooit op het idee dat je in een Oost-Europese stad bent.
Fred Kamperman vindt dat bijvoorbeeld ook. Hij is een Nederlander, die hier al vier en een half jaar woont. Getrouwd met een Letse. Hij is manager van de Baltic Container Terminal. Hiernaar toe gehaald om de havenactiviteiten in Riga te bevorderen en te vergroten. En die mogelijkheden zijn er volgens hem volop.
De stad is booming, in de haven komen steeds meer activiteiten en het lidmaatschap van de Europese Unie lonkt. De haven is de grootste van de Baltische landen en kan zich opwerken tot een zeer belangrijke doorvoerhaven voor het grote Russische achterland. ’De mensen werken hard en zijn flexibel, zegt Fred. ‘En de bonden zijn niet zo sterk’.
Een uitgesproken mening dus.
Die heeft Brigita ook. Zij is een ravissante Letse met lange zwarte haren. 28 jaar. Modevakschool heeft ze gedaan.
Brigita heeft het niet op de Russen. Je pikt ze er zo uit. De vrouwen zijn hoerig gekleed. Teveel bloot, te rode lippen en te hoge hakken. En de Russiche mannen, ach de Russische mannen hebben ‘verkeerde snorren en verkeerde sokken’. Bovendien weigeren veel Russen om Lets te spreken. Sterker: ‘Ze kunnen het niet. Wij moesten vroeger Russisch leren en dan denken ze dat wij in het Russisch tegen ze gaan praten. Maar dat doen we niet. Niet meer’.
Zij neemt mij mee naar de Brivibas Iela. Dure elegante winkels met de bekende buitenlandse merken: Cardin, Armani, Benetton, Hugo Boss.
Maar ja. Wie kan zich dat in Riga veroorloven?
Alleen de steenrijke bovenlaag die vooral rijk geworden is door criminele activiteiten.
Brigita knikt bevestigend. Maar de eigen Letse mode-industrie komt eraan.
Fred Kamperman weet ook dat het verschil arm/rijk in dit land nog heel erg groot is.
De gemiddelde Let verdient -2001- zo’n 200 gulden per maand.
De prijzen voor levensmiddelen liggen in de winkels in de oude stad niet eens zoveel lager als in Nederland. Dat geldt ook voor de duurzame goederen.
Er zijn dus veel grijze circuits en veel mensen hebben een dubbele baan.
Wij gaan naar de Markt , die aan de oever van de Daugava ligt.
De grootste markt van Europa, weet Fred.
Vijf hangars, waarin ooit de Zeppelins werden gebouwd zijn daar voor die markt ingericht. Alles, werkelijk alles is hier te koop.
Ik zie vlees & vis, schoenen, kleding, toiletartikelen en veel drank. En buiten de hangars hebben zich mensen van het Letse platteland opgesteld.
Zij verkopen fruit, bessen en paddenstoelen, die ze in het bos gevonden hebben.
Sommige vrouwen verkopen plastic zakjes en tasjes, houten speeltjes, gedroogde bloemen.
Zowel Fred als Brigita vinden dat je de stad het best leert kennen door te lopen en goed om je heen te kijken.
Terrassen om even uit te rusten zijn er genoeg en ook in de parken rond het oude centrum kan dat goed. Riga is 800 jaar oud en daar kan een ieder zijn eigen feestje rond bouwen.
En zijn huis versieren.
6. Van Riga naar Liepaja in ansichten
Uzava
Staldzene
Akmenraga
Liepaja
Narva
7. Pepperspray in een verdeelde stad
Piia is een mooie aantrekkelijke vrouw. Midden twintig. Zij is een Estische. ’Honderd procent Estisch’, zegt ze zelf.
Dat is zeer uitzonderlijk hier in Narva, want meer dan 95% van de bevolking is Russisch. Of beter: Russischtalig.
Piia is een soort sociaal-cultureel jongerenwerkster.
Zij werkt veel met jonge mannen, die haar nog wel eens ‘per ongeluk’ aanraken. Daarom heeft ze pepperspray bij zich.
Ze heeft het al twee maal gebruikt. Sinds die tijd wordt ze redelijk met rust gelaten.
Zelfs door de jonge heren, die zich steevast iedere dag lam zuipen met goedkope Russische wodka.
Soms beginnen ze -zegt Piia- al om tien uur ‘s ochtends.
Grensconflict
Narva is een verdeelde stad, die in het uiterste noordoosten van Estland ligt bij de grens met Rusland. De rivier de Narva deelt de stad in tweeën.
Aan de andere kant ligt Ivangorod. Tussen 1918 -na de onafhankelijkheid van Estland- en 1944, toen de Sovjet Unie het inlijfde, lag de grens zo’n vijftien kilometer verderop en was Ivangorod Estisch. Het is nog steeds een betwiste grens.
De Esten vinden dat ze er eigenlijk aanspraak op moeten maken, maar in de praktijk gebeurt dat niet.
‘We zitten er niet op te wachten om hier nog meer kansarme Russen te krijgen’, zegt Piia.
Sovjetstijl
Het is geen mooie stad; Narva.
Het werd in 1944 vrijwel volledig verwoest en na de tweede wereldoorlog opgebouwd in ‘klassieke’ Sovjetstijl.
Veel brede wegen, veel saaie flatgebouwen en een paar protserige optrekjes.
Bij de grensovergang ligt aan beide zijden van de rivier een fort. Daar tussen ligt de zogeheten Vriendschapsbrug.
En er is ook een voetgangersbrug.
Goedkoop
Ik loop op die brug met Piet Boerefijn, een Nederlander, die al lang in Estland woont en die moeilijke aan Fins verwante taal vloeiend spreekt.
Het bevalt hem wel in Estland.
Hij heeft een klein flatje in de hoofdstad Tallinn en een soort weekendhuis met sauna vlak aan de Oostzee in het Lahemaa Nationaal Park.
Wij zijn de 210 kilometer van Tallinn naar Narva over een uiterst rustige weg gereden.
Op de brug worden we begeleid door een geüniformeerd persoon. We mogen tot halverwege.
De Russen in Narva hebben (1999) een vergunning nodig om iedere dag één maal de grens over te gaan.
Ze doen dat massaal, want alles in Rusland is inmiddels tien maal goedkoper dan in Estland.
In 1993 sprak een zeer grote meerderheid van de inwoners van Narva zich in een referendum uit voor aansluiting bij Rusland.
Nu is dat volgens Piet Boerefijn geheel anders. De meeste inwoners werken in de plaatselijke textielfabriek.
Ze zien dagelijks de enorme welvaartsverschillen tussen Estland en Rusland.
Examen
Bijna de helft van de inwoners heeft inmiddels de Estische nationaliteit. Daarvoor moeten ze slagen voor een taalexamen.
De Russen, die dit niet doen mogen niet meestemmen bij landelijke verkiezingen.
Een deel van de bevolking heeft een grijs paspoort, wat aangeeft dat ze in feite statenloos zijn.
Piia vindt het wel goed, dat de Russen examen moeten doen .
’Ze willen hier wonen en werken, ze profiteren van de vooruitgang; dan moeten ze er ook maar wat voor doen. Ik moest vroeger toch ook Russisch leren’, zegt ze.
En voordat we in een plaatselijk café nog wat gaan drinken, stift ze haar lippen.
Ze weet heel goed dat ze er mooi uitziet en in het café weer de nodige aandacht zal krijgen.
8. Via Baltica deel 1
In 2001 heb ik de Via Baltica bereisd. Een weg die loopt van Warschau in Polen, via Vilnius (Litouwen), Riga (Letland) en Tallinn (Estland) naar Helsinki in Finland. Daar maakte ik een radioprogramma van. Een podcast zo u wilt. Dat werd in twee delen uitgezonden door de VPRO.
Het werd als volgt aangekondigd.
Eén van de grootste en meest imponerende betogingen in het voormalig Oostblok werd gehouden op 23 augustus 1989. Twee miljoen mensen stonden arm in arm op de Via Baltica, de weg die de hoofdsteden van de Baltische staten Litouwen, Letland en Estland verbindt. Zij protesteerden omdat het op die dag precies vijftig jaar geleden was dat Hitler en Stalin een pact sloten, waarbij de onafhankelijkheid van die landen verkwanseld werd.
Anno 2001 zijn de landen tien jaar onafhankelijk, hebben ze een snelle sociaal-economische ontwikkeling doorgemaakt en staan ze op het punt om toe te treden tot de Europese Unie.
De Via Baltica: een symbolische weg met een romantische naam.
Ronald van den Boogaard bereisde de weg en sloeg af en toe ook links- of rechtsaf.
Luister HIER naar deel 1:
Warschau-Vilnius-Riga
9. Via Baltica deel 2
In 2001 heb ik de Via Baltica bereisd. Een weg die loopt van Warschau in Polen, via Vilnius (Litouwen), Riga (Letland) en Tallinn (Estland) naar Helsinki in Finland. Daar maakte ik een radioprogramma van. Een podcast zo u wilt. Dat werd in twee delen uitgezonden door de VPRO. Het werd als volgt aangekondigd.
Eén van de grootste en meest imponerende betogingen in het voormalig Oostblok werd gehouden op 23 augustus 1989. Twee miljoen mensen stonden arm in arm op de Via Baltica, de weg die de hoofdsteden van de Baltische staten Litouwen, Letland en Estland verbindt. Zij protesteerden omdat het op die dag precies vijftig jaar geleden was dat Hitler en Stalin een pact sloten, waarbij de onafhankelijkheid van die landen verkwanseld werd.
Anno 2001 zijn de landen tien jaar onafhankelijk, hebben ze een snelle sociaal-economische ontwikkeling doorgemaakt en staan ze op het punt om toe te treden tot de Europese Unie.
De Via Baltica: een symbolische weg met een romantische naam.
Ronald van den Boogaard bereisde de weg en sloeg af en toe ook links- of rechtsaf.
Luister HIER naar deel 2:
Riga-Tallinn-Helsinki
10. Melancholie in Sprookjesland
Je kunt de Baltische landen op diverse manieren verlaten. Ik heb 't drie keer gedaan, Steeds anders.
Eerst met de auto de grens van Litouwen naar Polen over. Er waren rond 2000 maar twee overgangen voor buitenlanders, want de landen behoorden nog niet tot de E.U.. .
De rustigste was bij Budzisko, want daar mochten geen vrachtwagens komen.
Een andere keer nam ik de veerboot van Klaipeda in Litouwen naar Kiel in Duitsland. Een boot voor vrachtwagens, waar pariculieren met personenauto's gedoogd werden.
De laatste keer ging ik met een snelboot (een soort grote catamaran) van Tallinn in Estland naar Helsinki in Finland.
Vooral die laatste tocht was bijzonder. Het was maandagochtend. Aan boord heel veel Finse mannen, die een weekendje hadden gestapt in Tallinn.
De wodka daar was even goed als de Finse, maar tienmaal zo goedkoop. Zij logeerden in het behoorlijk verloederde hotel Viru. Daar waren voldoende hoeren. Het hotel had de bijnaam Virus.
Klaipeda/Tallinn
Veerboot
Aan dek van het schip en in de lounge hingen de doodvermoeide en nog half dronken mannen op stoelen en banken. Een enkeling was alweer aan het drinken en soms gingen ze meezingen met de muziek die aan boord van het schip werd gedraaid. Dat was een beetje eentonig, want er werden gedurende de overtocht van zo’n drie uur alleen maar Finse Tango’s gedraaid. Maar de mannen en trouwens ook de weinige Finse vrouwen aan boord vonden het prachtig. Hier en daar werd zelfs een dansje gemaakt.
De Tango is namelijk bijzonder populair in dat land. Er zijn beroemde componisten en vertolkers, er zijn Tango-Festivals en in cafe’s en restaurants hoor je het ook veel. Regelmatig gaan de mensen dansen en dan zie je werkelijk dat het al een lange traditie heeft. Ik heb ’t vaak aan Finnen gevraagd en die komen dan met verklaringen over de landsaard, de melancholie, de depressies, het hoge percentage zelfmoord, het barre klimaat (Er bestaan 35 woorden voor het verschijnsel sneeuw) , de donkere winters, de drankzucht en de ziel die gevoed moet worden met die nostalgische klanken.
De tango in Finland kwam in 1910 rechtstreeks uit Argentinië. En het sloeg onmiddellijk aan. De beroemdste Finse tango is Satumaa (Sprookjesland) , gecomponeerd door Unta Mononen.
---Luister HIER naar Satumaa, uitgevoerd door ’t Saana ensemble.
---En kijk eens naar dit prachtige filmpje van een Fins stel dat in de stromende regen een tango danst alsof het een wals is.
---En kijk eens HIER. De flashmob speelt zich af in een groot busstation te Helsinki. Een man zet een draagbare radio op de grond en laat de Tango horen.
Hij gaat dansen met een partner en spoedig volgen veel meer mensen. Daar gaan ze die stugge Finnen.
---En hoe het echt moet zien we HIER tijdens de Eurovision Dance Contest
- Details
- Categorie: Reizen (502)
Oktober 2016
Tønder & Møgeltønder
1. De oudste straatjes van Denemarken
We zijn in Tønder, een stadje op Jutland in het uiterste zuiden van Denemarken.
De man draagt een soort knickerbocker. En die lange witte kousen, de laarzen, het rugzakje en de wat onzekere blik maken hem tot een toerist. Hij staat voor een damesmodezaak en lijkt dus enigszins de weg kwijt.
Aan mede-voetgangers vraagt hij in vlot Deens of ze hem een café kunnen aanbevelen, waar hij een consumptie kan nuttigen. Toerist in eigen land dus. Die komen hier vooral voor de mooie nostalgische klinkerstraatjes. Hij wordt verwezen naar Johanne's. Daar hadden wij zojuist ook iets gebruikt.
Het café
Controles
Hoe kwamen wij zomaar in Tønder terecht? Wel.
Als je van Duitsland naar Denemarken wilt rijden ga je eigenlijk altijd op de A7/E45 even boven Flensburg de grens over. Snel en doelgericht. Dat was het althans tot voor een paar jaar geleden. Maar de laatste tijd worden aan die grens redelijk scherpe controles uitgevoerd en ontstaan er lange files.
De Denen zijn namelijk bang dat vluchtelingen die van Duitsland naar Zweden willen wel eens in hun land zouden kunnen blijven. En dat is een schrikbeeld, want Denemarken houdt in het algemeen niet zo van vluchtelingen. Ze zitten al in hun maag met een ander soort ‘’vluchteling’’: de ca. 7.000 Eskimo’s (Inuït) uit hun kolonie Groenland.
Je kunt die files heel simpel vermijden door via een tweebaansweg een andere grensovergang te nemen. Bijvoorbeeld onder Tønder. Douane en politie heb ik daar niet gezien en je kunt dus gewoon doorrijden.
Uldgade
Tønder kreeg al in 1243 stadsrechten. Vooral het centrum is de moeite waard.
Daar is de drukke Uldgade, waar zich het tafereel met de toerist afspeelde. Er zijn mooie winkels (veel Scandinavisch design), karakteristieke huizen, cafés en terrasjes.
Plein & terras
Zijstraat
De bestrating in het centrum is sierlijk met alom kasseien.
Je kunt er overal met Duits terecht, want Tønder was vrij lange tijd Duits. In 1920 sprak de bevolking zich per referendum uit voor definitieve aansluiting bij Denemarken. Ooit lag het aan zee en werd het diverse malen getroffen door stormvloeden. Maar er werden dijken aangelegd en nu ligt het in het Jutlandse binnenland.
Møgeltønder
Zo’n vijf kilometer naar het westen richting Noordzee ligt het dorp Møgeltønder, dat er prat op gaat het oudste straatje van Denemarken te bezitten, de Slotsgade. Het plaatsje bestaat overigens uit niet veel meer dan dit straatje.
Keien
Opnieuw kasseien en wat popperige goed onderhouden huizen, die keurig in de verf staan. Mooie linden.
Slotsgade
De Slotsgade.
Er zijn vrijwel geen winkels, maar wel een paar cafés en uitdragerijen.
Kasteel
Aan het begin van het straatje is het Schackenborg kasteel, bezit van de koninklijke familie.
Je mag het van afstand bekijken.
Blåvand & Vejers
2. Bunkers en Muildieren
Het badplaatsje Blåvand aan de Noordzee, de meest westelijke plek in Denemarken, ligt mooi. Bos, duinen, strand; alles is dichtbij. Het is er druk. Zelfs in de herfst.
In het dorp zijn de noodzakelijke spullen volop te koop, maar er zijn natuurlijk ook souvenirwinkels, strand- en badshops, cafés, restaurants en terrasssen. Het strand is bij eb heel breed en strekt zich over vele kilometers uit naar het zuiden en het noorden.
Strand & duin
Herinneringsmonumenten
Als je zo maar wat over het strand loopt kom je ineens deze bunkers tegen. Ooit waren zij onderdeel van de Atlantic Wall, de verdedigingslinie van Noorwegen tot Spanje, die tegen de Duitsers werd opgeworpen. In 1995 -vijftig jaar na de bevrijding- werden deze bunkers in het kader van een jubileumproject bewerkt door de Engelse kunstenaar Bill Woodrow. Een ijzeren paardenkop en -staart. Althans dat denk je in eerste instantie. Maar na wat informeren blijkt het te gaan om muildieren, vrucht van een paardenmerrie en een ezelhengst. (Niet te verwarren met een muilezel, een combinatie van een paardenhengst en een ezelin).
Muildieren staan voor kracht, onverzettelijkheid en veiligheid.
Vejers
Zo’n zeven kilometer boven Blåvand ligt Vejers. In het dorp is het rustiger, maar ook hier is het druk op het strand.
Strand & duin (2)
Auto’s op het strand
Zoals op veel plekken in Denemarken mogen hier -in tegenstelling tot Blåvand- de auto’s gewoon op het strand worden geparkeerd.
Soms leidt dat tot wilde taferelen als jeugdige mannen die iets te veel testosteron hebben aangemaakt, wedstrijdjes strandrijden en -slippen gaan houden. Het liefst met gierende remmen en knetterende uitlaten.
Mei 2003
3. Fossiele graafgangen op 't eiland Mors
Wij kwamen enigszins toevallig terecht op het eiland Mors. Dat ligt op Jutland in het noordwesten van Denemarken.
Het was een aangenaam ruig gebied, waar weinig toeristen waren.
Hoewel het eiland door twee bruggen met het vasteland verbonden was, had je hier toch het echte eilandgevoel.
Er waren namelijk alom hoge krijtrotsen aan de kusten.
Er lagen daar bijzondere stenen.
Poreuze fossielen met opvallende gaten erin. We hebben er een aantal meegenomen.
Graafgangen & kreeftenpoep
In sommige stenen zaten complete graafgangen.
Toen wij later in de hoofdstad NYKØBING kwamen kon je die stenen bij diverse stalletjes kopen. Ze deden zo’n 5 tot 15 € per stuk.
Het moesten dus wel bijzondere stenen zijn. We vroegen het her en der, maar het bleef allemaal een beetje onduidelijk.
Tot een paar dagen geleden onderstaand stukje van Jelle Reumer verscheen in de NRC-wetenschapsbijlage voor de jeugd.
Het waren dus kreeftjes, die de gangenstelsels in de stenen hadden gemaakt.
De Kleine Wetenschap
Oktober 2016
44. Hvide Sande
Wit zand & verse vis
Hvide Sande is een vissersplaatsje in het midwesten van het Deense Jutland. Het ligt nogal excentrisch op een smalle kuststrook aan de zogeheten Ringkøbing Fjord, een groot brak binnenmeer.
Wit zand
Hvide Sande betekent wit zand. En als je het dorpje uitgaat zie je waarom.
Sluizen
Het binnenmeer en de Noordzee komen in Hvide Sande bij elkaar. De schepen gaan door sluizen met een groot verval.
Vissershaven
Het is druk in die haven. Er staan in Hvide Sande 215 vissersboten geregistreerd. Je kunt er bij de boten vis kopen. Er zijn rokerijen en veel visrestaurantjes.
Visverkoop
Visafslag
Visrokerij
Meeuwen
Ieder jaar wordt hier ook een haringfestival gehouden. Vissers, die hun spullen naar de afslag brengen houden er rekening mee, dat de wachtende meeuwen zullen toeslaan.
Afvalbakken in een boot
Ribe
5. Een bewoond openluchtmuseum
Ribe is een stadje in het zuiden van het Deense Jutland. Ribe is oud. Het werd gesticht in 710 en daarmee is het niet alleen de oudste stad van Denemarken, maar ook van geheel Scandinavië.
Er zijn straten en straatjes met kasseien, veel vakwerkhuizen, restaurants, terrassen en de nodige winkeltjes met oude spullen. In het seizoen komen er veel toeristen.
Vakwerkhuizen
De vakwerkhuizen -veelal uit de zestiende en zeventiende eeuw-, zijn merkwaardig genoeg mede bewaard gebleven, omdat Ribe door diverse rampen werd getroffen. Er waren overstromingen en een grote stadsbrand in 1580. Het economisch belang van de stad liep daardoor af en er was geen geld voor nieuwbouw of ingrijpende restauraties.
Bovendien nam het aantal inwoners niet toe, waardoor er ook geen nieuwe woningen nodig waren. De stad lijkt dan ook erg op een bewoond openluchtmuseum
Dagmarsgade
De Dagmarsgade is een drukke doorgaande straat. Die leidt natuurlijk naar de Torvet, het centrale Marktplein.
Daar is ook de Romaanse Domkerk uit 1117. De toren staat apart, de spits is verdwenen.
Dat gebeurde in de Napoleontische tijd, toen er werd wachtgelopen op de afgevlakte toren.
Torvet
Domkerk
Zijstraatjes
Let ook even op het Deense vlaggetje. Er is een behoorlijk ontwikkeld nationalisme in Denemarken.
Aebler
Versgeplukte apppels! Deens product. Dat wil men wel weten
Kom & Se
Kinderwagens
‘’Vakwerk’’ deur
Horeca
Haventje
Esbjerg
6. Niet karakteristiek, wel sfeervol
Esbjerg is een havenstad in het zuidwesten van Denemarken. Ruim 70.000 inwoners. Een relatief nieuwe stad, die pas in 1868 werd gesticht door Koning Christian IX. De stad is niet bijzonder mooi, niet karakteristiek en trekt weinig toeristen. Maar het is er wel sfeervol. Drukke winkelstraten in het centrum met een zeer divers aanbod. Natuurlijk veel Scandinavisch design.
De terrassen zijn ook in de herfst nog behoorlijk druk bevolkt, want alom staan verwarmingselementen en liggen dekentjes op de stoelen. En als je even het vrij kleine centrum verlaat is de haven in al haar diversiteit dichtbij. Het ruikt er naar vis.
Kongensgade
De Kongensgade (Koningsstraat) is de drukste straat in het autovrije centrum. De straat komt uit op het Marktplein, de Torvet. Met als belangrijkste blikvanger het oude gerechtsgebouw. (Midden achter)
Torvet
Terras
Op veel pekken in de stad zijn verwarmde terrassen. Plus dekens om het allemaal wat aangenamer te maken.
Koning Christian
Het standbeeld van de stichter van de stad Koning Christian IX, die regeerde van 1863 tot 1906. Er worden kaarsjes voor hem gebrand. Ik heb aan diverse mensen gevraagd wat er op het spandoek staat en dan kom je tot zoiets als: ‘’Ook een koning heeft dringend behoefte aan erkenning’’ of -vrij vertaald- ‘’zelfs een koning wil wel eens wat anders’’.
Waarom dat dan op zo’n wat slordig spandoek is gekalkt, wist men daar ook niet.
Zicht op haven (1)
Aan de rand van het centrum is de haven al zichtbaar. Er zijn diverse zitjes om dat allemaal te zien.
Zicht op haven (2)
Watertoren
Als je een prachtig zicht wilt hebben op de stad en de haven moet je de watertoren beklimmen.
Dat kan overigens niet altijd
Windmolens
Denemarken heeft een veel langere traditie met windenergie dan Nederland. Op veel plekken in zee zijn windmolenparken. Die worden opgericht met behulp van dit soort carriers.
7. Een inktvis in een kunstschelp
Even buiten het centrum van de havenstad Esbjerg in het zuidwesten van Denemarken is ’t Fiskeri- og Søfartmuseet. Het visserij- en scheepvaartmuseum. Het is vooral leuk voor wat oudere kinderen. Dat hebben de Denen goed begrepen, want de toegang tot het museum is vrij voor kinderen tot 18 jaar.
Naast veel aandacht voor de historische Vikingschepen is er natuurlijk een aquarium. Veel vissen, die wat doelloos in te kleine bakken heen en weer zwemmen en een poel met vissen die geaaid maar niet opgepakt mogen worden. En dan zijn er ineens drie opmerkelijke bakken. Kunst, zo u wilt schelpenkunst, met beesten die daar bij kleuren.
Kijk eens naar deze inktvis, die de grote schelp eerst benadert, er dan omheen kringelt en er tenslotte geheel in gaat zitten.
Fascinerend gezicht.
8. Mennesket ved Havet
Dit monumentale beeld staat in de Deense havenstad Esbjerg. Een paar kilometer buiten het centrum, aan zee bij de haven. Het is een intrigerend beeld, dat vanuit zee op een afstand van tien kilometer nog te zien is.
Vier witte identieke zittende mannen van negen meter hoog.
Het beeld heet Mennesket ved Havet (Mannen aan Zee) en is gemaakt door de Deense kunstenaar Sven Wiig Hansen. (1922-1997).
Het werd op 28 oktober 1995 onthuld ter ere van het honderdjarig bestaan van de gemeente Esbjerg.
De mannen zijn gegoten in beton. Gepolijst.
En dat zou de reden zijn dat ze er ruim twintig jaar na de plaatsing nog zo prachtig wit bij zitten.
Onaangedaan
De mannen hebben een uitdrukkingsloos gezicht. Op Internet kun je daar diverse verklaringen voor vinden (maagdelijk, onschuldig, leeftijdsloos, puur, rein etc.). Nog geen vuile handen gemaakt.
Het zal allemaal wel, maar zeker is dat het beeld indruk maakt.
Publiek
Er komen veel mensen op af. Soms klimmen ze erop, soms gaan ze er even op zitten. De mannen laten het onaangedaan toe.
Fanø
9. Het mooie dorpje Sønderho
Fanø in Denemarken is het meest noordelijke Waddeneiland, maar maakt volgens deze kaart geen deel uit van het UNESCO Werelderfgoed.
Dat lijkt mij onterecht en ik zal uitleggen waarom.
Het is een prachtig eiland met zo’n 15 kilometer ononderbroken breed strand, met bossen en duinen en twee aantrekkelijke plaatsjes: Nordby en Sønderho.
Vooral dit laatste dorp is zeer de moeite waard om te bezoeken.
Het werd in 2012 door de Denen uitgeroepen tot mooiste dorp van het land.
Je kunt er komen per veerboot vanuit Esbjerg. Nog geen kwartier varen.
Er is een bootje voor voetgangers en fietsers en een ferry voor auto’s.
Sønderho heeft kleurige huizen met rieten daken, want het riet groeit daar volop. Ze staan vrij dicht opeen. Er lopen tussen de huizen door voetgangerspaadjes, die het allemaal intiem maken.
De huizen staan in verband met heersende winden min of meer in gelid. De daken in het zuiden worden het meest geteisterd en moeten om de paar jaar hersteld of vernieuwd worden. Een enkel huis staat door ruimtegebrek ‘’verkeerd’’.
Dat leren we tenminste van Robert Peel. In een plaatselijk café sprak hij ons aan in vlekkeloos Engels.
Of we soms uit Nederland kwamen.
Hij bleek een Engelsman, die zich op dit eiland gevestigd had. Tenminste in de zomer, want in de winter was het er veel te koud en te nat. Robert had ook in Nederland gewoond en bleek goed Nederlands te spreken.
‘’Of we 27 minuten de tijd hadden’’. Dat hadden we.
Het bleek voldoende voor een rondleiding door het dorp.
Na een tocht over smalle paadjes eindigen we bij een decoratief wandbord, waarop de geschiedenis in voor- en tegenspoed is verbeeld.
Een voor zo’n klein dorp rijke geschiedenis met op het bord een zogeheten welvaartslijn waarop economische invloeden duidelijk herkenbaar zijn. Rampen, oorlogen, bloei en rijke visvangsten volgen elkaar op.
Een bord ook met een kritische ondertoon. Kijk eens naar dit tegeltje.
Volgens Robert Peel zitten er te veel zeehonden rondom het eiland met als gevolg dat er vrijwel geen vis meer in de zee zit. De plaatselijke overheid wil daar maatregelen tegen nemen, maar wordt tegengewerkt door een Deens alternatief voor ‘’Wakker Dier”.
Het was de bedoeling dat de tegel met de zeehond onder de paraplu in Delfts Blauw zou worden gefabriceerd bij de Koninklijke tegelfabriek in Makkum Friesland, maar dat bleek veel te duur.
Kritiek is er ook op de Kopenhagers, die op Fanø een tweede huis hebben. ‘’Te arrogant’, vindt de plaatselijke bevolking. En ze ‘’doen maar wat’’. Verven hun huizen in kleuren en strepen ‘’alsof het wenkbrauwen zijn’’.
Op het bord komt dit tot uitdrukking door de K (Kopenhagen) op het oude nummerbord.
In de haven van Sønderho lagen in 1980 nog zo’n 30 schepen.
Nu is het dichtgeslibd. Er zijn plannen om de boel uit te baggeren, maar ook dit ondervindt weerstand.
Buiten het dorp is daar allemaal niets meer van te merken. De duinen zijn hoog en het strand is breed.
Overstromingen waren er in het verleden ook. Op deze paal staan de jaartallen van de laatste twee eeuwen. De hoogste stand werd bereikt in 1839.
- Details
- Categorie: Reizen (502)
Najaar 1995
1. Een Olifantenbot
Godfrey heeft het niet op olifanten.
‘Ze kunnen heel agressief worden. En dan moet je echt maken dat je weg komt’.
Ngoma Bridge
We hebben zojuist de Ngoma bridge over de drooggevallen Chobe rivier genomen.
De grens in het zuiden van Afrika tussen Botswana en Namibië. Dit is de Caprivistrip, een strook grond in het Noordoosten van Namibië. Bijna 500 kilometer lang en soms niet meer dan 25 kilometer breed.
We worden ernstig gewaarschuwd om niet van de weg te gaan en niet uit te stappen.
Niet eens zozeer vanwege de wilde beesten, maar meer ondat hier overal nog mijnen liggen.
Getuigen van een lange onafhankelijkheidsstrijd tegen bezettersmacht Zuid-Afrika.
De weg door de Savannen is onverhard en slecht. Kuilen, stenen. Soms moeten we rotsen op de weg ontwijken.
Zebra’s zien we, herten, impala’s , giraffes, bisons en gnoes. Apen, veel apen.
Bij een waterplaats een enkele leeuw. Struisvogels. Arenden.
En dan zijn er die zwarte olifanten. Ze steken af en toe de weg over.
Als ze blijven staan blijft Godfrey ook staan. Hij laat een ruimte open van zeker 50 meter. Neemt nauwkeurig de weg op en taxeert hoe hij weg kan rijden als een olifant ineens op de auto zou willen afrennen.
Godfrey komt uit het kleine stadje Victoria Falls in Zimbabwe. Vlakbij de beroemde watervallen.
In het koloniale witte Victoria Falls hotel had ik hem ontmoet. Ik wilde naar Botswana, Namibië en Zambia en zo weer terug naar Zimbabwe.
Bovendien moest ik ontdekken of hier inderdaad het enige vierlandenpunt ter wereld bestaat.
(Daarover een andere keer meer)
Godfrey had de juiste auto en wilde dolgraag een leuk bedrag verdienen.
‘We moeten wel improviseren’, zei hij. ’Bij die grensovergangen doen ze soms behoorlijk vervelend’.
BASTARDS. BLOODY BASTARDS
Dat bleek direct bij de grensovergang Kazungula tussen Zimbabwe en Botswana.
De auto moest door een plas met desinfecteringsmiddel rijden en wij moesten daarna in een bak met datzelfde spul gaan staan. Achter ons kwam een auto met een Botswaans kenteken. De chauffeur mocht over een ander deel van de weg gewoon doorrijden.
‘Ze zijn een beetje gek hier’, zei Godfrey.
‘Alle buitenlanders moeten door die bak rijden, maar hun eigen mensen niet. Die kunnen kennelijk niets oplopen.
'Bastards, zei hij.'Bloody bastards.’
We rijden in Botswana door het Chobepark. In de Chobe Game lodge kunnen we logeren voor 300 US $. Per persoon!
Een krankzinnig hoog bedrag. Een gemiddeld jaarsalaris in dat land.
We kunnen ook de ‘Koninklijke suite’ nemen voor 2.500 US $. Daar hebben Richard Burton en Elizabeth Taylor nog geslapen’, meldt de portier trots.
’Er staat een foto van hen op de kamer’.
‘Zie je wel’, zegt Godfrey. ’Ze zijn gek die Botswanen. Hartstikke gek’.
We kunnen uiteindelijk voor niet meer dan 15 US$ p.p. terecht in een hotelletje in Kasane. Een zeer armoedig stadje met heuse krottenwijken. Als Botswana inderdaad het rijkste land van zwart Afrika is, dan is die rijkdom aan Kasane voorbijgegaan.
GEOGRAFISCH FENOMEEN
De Caprivi-strip is een geografisch fenomeen. Tot de eerste wereldoorlog was Namibië Duits Zuidwest Afrika. De Duitsers hadden ook Tanganyika (globaal het huidige Tanzania) in hun bezit.
In hun koloniale expansiedrift wilden ze dwars door Afrika een corridor maken, zodat je voortdurend over Duits grondgebied van de ene kolonie naar de andere kon gaan. Ze ruilden Zanzibar en Helgoland voor de strip.
Het is ze overigens maar ten dele gelukt omdat de Brit Cecil Rhodes het hen onmogelijk maakte.
EEN ILLEGAAL BOTJE
De weg wordt intussen steeds slechter.
’Er zitten hier te veel olifanten’, zegt Godfrey. 'Ze worden afgeschoten en dat is terecht ook'.
Ik besluit om hier maar geen stelling in te nemen.
‘Kijk maar naar die jonge bomen‘, zegt hij. ’Die worden kaal gevreten of omver gelopen door die beesten.
Als ze niet worden afgeschoten is het hier binnen tien of vijftien jaar een woestijn. Net als de rest van dit land.’
De bewijzen voor dit gedrag kun je aanraken. Op tal van plaatsen liggen olifantenbotten.
Ik besluit om één zo’n bot mee naar huis te nemen.
(Ik heb 't hier en daar laten zien. Waarschijnlijk is het een borstwervel)
DRIJVENDE BAR & KROKODILLEN
Het is al donker als we in het stadje Katima Mulilo aankomen. Daar ligt aan de rivier de Zambezi lodge.
De volgende dag zie ik dat er hoge hekken om het resort staan. Op de oevers van de Zambezi wemelt het namelijk van de krokodillen. Op iedere twee vierkante meter zit er één. Bij de lodge hoort een drijvende bar, die ’s middags van vier tot zes uur open is.
Je moet ernaar toe over een wankel bruggetje. Daaronder zie je overal de krokodillen. In de bar zitten mensen uit Katima Mulilo. Ineens gooit er iemand een stukje vlees naar buiten, waarna de krokodillen met opengesperde bek omhoog komen. Ze moeten erg lachen om mijn eerste schrikreactie. Maar ze zijn al behoorlijk aangeschoten en blijven bezig. En dan went het wel een beetje.
Na twee borrels besluiten Godfrey en ik om op sapjes over te gaan.
We moeten nog over dat bruggetje terug. En een hapje eten in het restaurant.
Er staat namelijk krokodil op het menu.
2. Bezeten op zoek naar een vierlandenpunt
Onbekend continent 1880
Kijk eens naar deze kaart van Afrika. 1880. Een vrijwel volkomen onbekend continent.
De Turken zitten nog in delen van Tunesië, Libië, Egypte en Soedan. De Portugezen hebben al bezittingen in Angola en Mozambique. De Engelsen hebben Nederland definitief uit Zuid-Afrika verdrongen en de Fransen zijn actief aan de Westkust.
De rest is wit op de kaart , maar in feite een donker gebied, waar -zo wordt meer en meer in Europa bekend- veel te graaien valt.
Het grote graaien tot 1914
Kijk maar naar de kaart hieronder. 1914. Het continent is in ruim dertig jaar opgedeeld. De grenzen zijn getrokken door ambtenaren aan tekentafels. Soms speelden ze een spelletje poker en moesten bij verlies de grenzen verleggen.
Frankrijk, Engeland, Duitsland en Portugal worden de grootgrondbezitters.
België krijgt in Kongo zijn eigen kolonie. Italië en Spanje doen ook nog een beetje mee.
Gelukszoekers & andere criminelen
Afrika wordt overspoeld door goud- diamant- en andere gelukszoekers, door een nieuwe lichting slavendrijvers, kolonisten, avonturiers, missionarissen en zendelingen, door militairen, landrovers en andere criminelen.
Slechts Ethiopië en Liberia - gesticht door ex-slaven uit de V.S.- blijven onafhankelijk.
Vooral de Duitse expansiedrift is opmerkelijk.
Ze zitten in Togo, Kameroen , Tanzania (Duits Oost-Afrika) en Namibië (Duits Zuidwest-Afrika ).
In 1890 sloten de Duitsers met de Britten het zogeheten Zanzibarverdrag.
Engeland kreeg Zanzibar in ruil voor Helgoland. Bovendien kregen de Duitsers de strook grond van circa 450 kilometer in het noordoosten van Namibië .
Dit is de Caprivistrip, vernoemd naar Georg Leo Graf von Caprivi, van 1890 tot 1894 Rijkskanselier.
De Duitsers hadden nu toegang tot de Zambezi, maar wilden eigenlijk dwars door Afrika een corridor oprichten, die de Duitse kolonies Zuidoost Afrika en Oost Afrika met elkaar zou moeten verbinden.
Dat is ze niet gelukt.
Maar het gevolg van deze ruil was, dat er in zuidelijk Afrika een soort vierlandenpunt ontstond tussen Namibië , Botswana, Zambia en Zimbabwe.
Het enige in de wereld.
De waarheidsvinding
Omdat ik de onblusbare gewoonte heb om altijd op kaarten te kijken en in atlassen te bladeren, hield deze kwestie mij soms hevig bezig.
Was dat nu een echt vierlandenpunt of leek het er maar een beetje op?
Ik probeerde daar informatie over te krijgen, maar dat lukte niet. Niemand die ik benaderde wist het of was er in geïnteresseeerd.
Tot 1995.
Ik ging een paar radioprogramma’s maken over het ranzige koloniale verleden van Afrika; over de verdeel- en heerspolitiek van een aantal Europese landen en over de gevolgen die dat allemaal met zich teweeg had gebracht.
En passant zou ik kunnen uitzoeken of dat vierlandenpunt werkelijk bestond.
Maar ook toen was er geen informatie over te krijgen.
Internet moest zich nog helemaal ontwikkelen en Wikipedia werd pas een aantal jaren later opgericht.
Deskundigen
Ik sprak in Victoria Falls Zimbabwe met een historicus. Hij wist het niet.
Met een vierwiel aangedreven auto ging ik naar Botswana. In Kasane sprak ik met een soort stadsarchivaris. Hij wist het niet.
Ik reed naar Katima Mulilo in de Caprivistrip van Namibië en kreeg in de Zambezi-lodge bezoek van een deskundige.
Hij wist alles van de onafhankelijkheidsbeweging, die zich verenigd had in de Caprivi Liberation Army, maar niets van grenzen.
De grenzen waren daar volgens hem gewoon niet getrokken.
Ik heb 't er toen maar bij laten zitten
Kazungula
Ik reed terug naar Botswana, waar bij Kazungula (ten noordoosten van Kasane) een veerpontje vaart naar Zambia. De enige grensverbinding tussen die landen.
Er was niets dat verwees naar een mogelijke toeristische attractie in de vorm van een vierlandenpunt.
Toen besloot ik mijn eigen punt te creëren.
Kijk eens naar de foto hieronder.
Het punt in de Zambezi
De grenzen van de vier landen situeerde ik in de Zambezi.
En als ik met de veerpont zou gaan zou ik vanzelf over het punt varen. Ik was daar met Godfrey, een man uit Victoria Falls. Samen zouden we een fles champagne openmaken als we halverwege waren.
Het was later allemaal op de radio te horen.
Impalila-eiland
Boudewijn Büch ging een jaar laten ook maar op zoek naar het vierlandenpunt.
Hij maakte er in zijn serie De wereld van Boudewijn Büch een T.V.-programma van, dat werd uitgezonden op 18 mei 1996.
Volgens Büch bestond het punt wel degelijk en lag het op Impalila-eiland.
Maar hij verklaarde dat het hem verboden werd om daar naar toe te gaan.
Het is overigens een heerlijk gedateerd programma, waarin Büch het met de waarheid niet zo nauw neemt.
Hij zegt dat hij niet met de veerpont over mocht. ONZIN. GEEN ENKEL PROBLEEM.
Hij zegt dat hij geen visum voor Zimbabwe had. HELEMAAL NIET NODIG. (1996)
En hij zegt dus dat het punt op Impalila-eiland ligt. VERZONNEN. ONMOGELIJK WANT HET EILAND LIGT IN ZIJN GEHEEL IN NAMIBIE.
Hij zegt dat hij niet naar het eiland mocht. ONZIN. GEEN ENKEL PROBLEEM.
U kunt er HIER naar kijken. Vanaf ongeveer veertig minuten is hij in de buurt.
Quadripoint
Op Internet wordt hier en daar nog steeds gespeculeerd over het wel of niet bestaan van dit Quadripoint..
Er is geen eenduidigheid. Maar het toerisme heeft vat op het onderwerp gekregen.
Zowel op Impalila als Ntwala zijn lodges waar je voor behoorlijk veel geld een chaletje kunt huren.
Je kunt vandaar op Safari gaan, boottochten in luxe schepen of in uitgeholde boomstammen maken; je kunt vissen of anderszins recreëren.
Als je maar niet in de rivieren gaat zwemmen, want de krokodillendichtheid daar is angstaanjagend groot.
Het toppunt van deze vakantie bereik je echter als je in een luie stoel gaat zitten, een drankje neemt en uitkijkt op mijn vierlandenpunt.
Ntawala Impalila
3. Lüderitz aan Zee
Het kerkje op de voorgrond is de Evangelisch-Lutherse Felsenkirche.
Daarachter ligt het stadje Lüderitz.
Je kunt ook overnachten in Lüderitz.
Bijvoorbeeld in pension Zum Sperrgebiet, dat is gevestigd in de Bahnhofstrasse.
De belangrijkste winkels in dit stadje liggen overigens in de Bismarckstrasse.
Waar oh waar ligt Lüderitz?
Lüderitz ligt niet in Duitsland.
Ook niet in Zwitserland, Oostenrijk of Luxemburg.
En voor de slimmeriken onder u:
Ook niet in het westen van Polen of Tsjechië, Oost-België, de Nederlandse Achterhoek, Zuid-Denemarken of de Franse Elzas.
In Lüderitz schijnt namelijk bijna altijd de zon en de temperatuur daalt ook in de winter nooit onder de 19 graden.
Sperrgebiet
Het ligt in Namibië, de voormalige Duitse kolonie Zuidwest Afrika.
Aan de Atlantische Oceaan in de duinen die grenzen aan de hete Namibische woestijn.
Ooit was het een havenplaats van betekenis omdat in de omgeving veel diamanten werden gevonden.
Die zijn er nog wel, maar niet zoveel meer.
(Ze liggen in het zogeheten Sperrgebiet ten zuiden van de stad; verboden toegang voor onbevoegden).
De waarschuwing gaat ook in de lokale taal en in het Afrikaans, omdat het land langdurig bezet is geweest door Zuid-Afrika. Ca. tien procent van de bevolking beheerst die taal.
Volgens sommige bronnen werd die taal er overigens al in de negentiende eeuw gesproken.
Waarskuwing
Unheimisch
In augustus 2013 werd de naam vanwege het koloniale verleden veranderd in Naminus, maar dat gedijt niet. De inwoners willen het niet.
Lüderitz is een enigszins unheimische stad geworden, waar men overigens nog steeds Duits spreekt. Het draagt ook nog het stempel van de oude Duitse koloniale architectuur.
Dat geldt zowel voor de rechtbank als het station, het postkantoor en de concertzaal. Als het er niet zo bloedheet was zou je je in een wat afgelegen Oostduits stadje kunnen wanen.
Overigens was de eerste gouverneur in Duits Zuidwest Afrika, dr. H.Göring.
Inderdaad: DE VADER VAN......
4. God en de Plumpudding
Een aantal jaren geleden publiceerde ik dit gedicht van Nico Scheepmaker.
Twee dingen zijn er niet
Twee dingen zijn er niet
in de hemel
ten eerste een god
en ten tweede een plumpudding
made in great britain
Dat lijkt mij een ernstig
gemis
niet dat ik van plumpudding hou
want daar gaat het niet om
maar je leeft zonder god
zo onhandig
Reacties
Ik kreeg daar diverse reactie op. Ondermeer van Rolf Weijburg, die u kent van zijn mooie serie ‘Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld’.
Hij wist dar er in de wereld twee eilanden bestaan met de naam Plumpudding. Eén zo’n eiland -150 bij 100 meter- is onderdeel van de Penguin eilanden voor de kust van Namibië in zuidelijk Afrika.
Rolf schrijft:
Ik heb nog een mooie kaart ''gepubliseer deur die Suidwes-Afrikaanse Landmeter-generaal'' van de Namibische kust rondom Lüderitz waarop alle Penguin Eilanden zichtbaar zijn. Daarop zag ik net dat er ook een False Plumpudding is! Daarnaast hebben we nog eilandnamen als Roastbeef en Little Roastbeef en verderop ten noorden van Lúderitz vinden we Kartoffelbucht. Ik stuur je een scan van het zuidelijk deel van de kaart, een stuk van pakweg 40 km Namibische kustlijn ten zuiden van Lüderitz.
Brits
Waarom heet dat eiland zo. ''Dat ligt voor de hand'', denkt u. ''Het lijkt op een plumpudding''.
Maar Namibië is nooit een Britse kolonie geweest. Het werd gekoloniseerd door Duitsland en heette Zuidwest Afrika.
In de eerste wereldoorlog werd het bezet door Zuid-Afrika en dat bleef zo tot 21 maart 1990, toen het land onafhankelijk werd.
Maar Walvisbaai en de Penguin Eilanden waren wel degelijk Brits, zoals uit dit oude kaartje (voor de Eerste Wereldoorlog) blijkt. Het zou duren tot 28 februari 1994 tot die eilanden onderdeel werden van Namibië.
Solomons
Een ander Plumpudding eiland ligt op de onafhankelijke Solomons Eilanden ten noordoosten van Australië. (Midden op het kaartje)
Het wordt ook wel Kennedy eiland genoemd. Naar president John F. Kennedy, die in 1943 commandant was van het kleine patrouilleschip PT-109.
Het schip werd geramd en overvaren door een Japanse torpedoboot. Twee bemanningsleden kwamen om het leven; de rest bereikte zwemmend het kleine eiland.
- Details
- Categorie: Reizen (502)
Voorjaar 1998
1. Het achterland van God's wraak
GRENSOVERGANG
De waarschuwingen zijn voor niets geweest. Bij de grensovergang tussen Andizjan in de Ferganavallei van Oezbekistan en het stadje Osh in Kirgizië is niets aan de hand. Een slagboom die open staat en een man in een oude autobus, die gebaart dat we toch vooral moeten doorrijden.
Ik zit in een auto met Janny Doornbusch, een vrouw van middelbare leeftijd met lang vuurrood henna-haar. Ze valt op hier Janny. Maar dat vindt ze niet erg.
Zij woont in een buitenwijk van Osh met haar man Kasper. Hij is een Nederlandse politiecommissaris die een anti-drugs project van de Verenigde Naties leidt.
Osh is namelijk het verzamelpunt van grote hoeveelheden opium en heroïne, die vanuit Afghanistan via het Pamirgebergte in Tadjikistan naar Kirgizië worden gesmokkeld. De drugs gaan van hieruit naar Europa, de Verenigde Staten en het verre Oosten.
Boven links uw bloghouder. Daarnaast Kasper Doornbusch met de familie Jilkiankan.
Foto's: Janny Doornbusch
OUDER DAN ROME
Osh is oud. Ruim 3.000 jaar. ’Ouder dan Rome’, staat er op borden in en rond de stad. Van die ouderdom is in de stad overigens niets te merken. Het is zeer armoedig en architectonisch niet interessant. Oude monumentale gebouwen, bijzondere pleinen, mooie beeldhouwwerken of anderszins interessante objecten zijn er niet of ze zijn verdwenen.
Ranzige nonchalance onder de Sovjet-periode heeft ervoor gezorgd, dat deze stad die ooit een belangrijke pleisterplaats op de Zijderoute was, verloederd en uitgewoond is.
Aan de rand van de stad ligt een ruggengraat van drie bergen, die de vorm van een zwangere vrouw heeft. Zij heet de troon van Salomo. Op de top ligt een naar Mekka gerichte kapel, waarin zich het graf van Salomo bevindt. De bergrug is een bedevaartsplek voor vrouwen , die maar niet zwanger willen worden. Als wij de berg bestijgen komen we dan ook veel vrouwen tegen. ‘Eén keer de Salomo beklimmen en het komt wel goed‘. Zeggen ze in Osh.
Kasper heeft een oude jeep. We gaan met z’n drieën richting het drielandenpunt met China en Tadjikistan en komen in een spannende onbekende verre wereld.
De weg is slecht.
We komen vrijwel geen auto’s meer tegen. Mensen rijden op ezels of op paarden.
Een gevleugelde uitdrukking hier is:
‘At attan kiyan jat’ en dat betekent:
’Als je geen paard hebt, heb je ook geen benen’.
LENINPIEK & PIEK KOMMUNIZMA
Overal zijn bergen. Vaak groen bemost, soms roodbruin uitgeslagen.
Regelmatig zitten er angstaanjagende spelonken in vanwege aardverschuivingen.
In de verte zie je de sneeuwbergen met namen als de Leninpiek en de piek Kommunizma.
Ze zijn hoger dan 7.000 meter.
ONEINDIGE ONAARDSE ONHEILSPELLENDE SCHOONHEID!
De zomer komt eraan en dat betekent dat sommige mensen uit Osh hun nomadenbestaan weer opnemen.
Ze vestigen zich in dit ruige gebied in joerten; ronde vilten tenten.
Wij kloppen aan bij de familie Jilkiankan en worden uiterst hartelijk ontvangen.

ALCOHOLISCHE PAARDENMELK
De familie spreekt een beetje Russisch; Janny & Kasper ook en zo leren wij, dat deze mensen tot oktober hier blijven wonen.
Ze hebben een paar paarden. Die worden niet alleen als vervoermiddel gebruikt maar de merries worden gemolken en daarvan worden diverse producten gemaakt.
Onder andere Koumis.
Zurige licht alcoholische melk, die lekker combineert met de zoete broodjes, de koekjes, de noten en het fruit dat men ons voorzet.
DRIELANDENWERELD
Wij zetten de tocht voort en komen in de drielandenwereld Kirgizië -Tadjikistan-China.
Bij de grensovergang worden de vrachtauto’s door medewerkers van Kasper tegengehouden. De chauffeurs moeten alles uitladen. Daarna moeten ze hun wielen één voor één verwijderen. De banden moeten van de velgen, koplampen moeten gedemonteerd worden; kortom alles wordt eraan gedaan om het de chauffeurs zo moeilijk mogelijk te maken.
Zo’n controle duurt al gauw tien tot twaalf uur. En dan lopen ze de kans dat ze het verderop nog een keer moeten overdoen.
Het gevolg is dat de smokkelauto's de route door het Pamirgebergte steeds meer mijden. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. De grens is groot en ontoegankelijk voor de mensen van de V.N. omdat hun mandaat niet zo ver reikt. Mensen op paarden en ezels of zelfs te voet gaan hier de grens over met grote hoeveelheden drugs. Het duurt allemaal wat langer dan met de vrachtauto’s maar het is wel zo effectief.
TERUG IN OSH
Terug in Osh valt me nu pas goed op, dat de Kirgiezen en Oezbeken in aparte wijken wonen, maar wel met elkaar de enorme grote markt bevolken.
De Kirgiezen hebben vaak gevorkte baarden, Chinese trekken en Kirgiezenogen zoals die beschreven worden in De Toverberg van Thomas Mann. Ze hebben hoge witvilten hoeden op het hoofd. De vrouwen hullen zich in traditionele kledij met uiterst felle kleuren.
De Oezbeken hebben een meer Mongools uiterlijk. Vrouwen alweer vaak in rood, roze, paars en gifgroen. Mannen met wijde broeken en zwart-witte platte hoedjes. Veel mensen hebben gouden tanden.
HEVIGE RELLEN
In 1990 waren er in Osh en omgeving hevige rellen tussen Oezbeken en Kirgiezen. Volgens officiële cijfers vielen er 300 doden en meer dan duizend gewonden.In Osh beweert men dat de aantallen veel hoger waren.
De pers werd geweerd, maar er zijn amateur-opnames gemaakt, die de meest verschrikkelijke beelden te zien geven.
Beelden bijvoorbeeld van baby’s, die aan vleeshaken zijn opgehangen.
Dit tot grote ontzetting van de mensen, die bezweren deze beelden gezien te hebben.
Als je vraagt of dit soort rellen zich kunnen herhalen, stuit je zowel bij Kirgiezen als Oezbeken op een muur van achterdocht en stilzwijgen.
Maar volgens Russen, die er nog wonen is de situatie in feite nog uiterst gespannen.
Zij verlaten het land dan ook en masse.
2. Zomaar wat lopen in Osh
Les 1: Ga nooit op stap zonder bandrecorder. NOOIT.
Dat kreeg ik te horen op 15 mei 1977, toen ik mijn radiocarrière begon bij de VPRO. Over het algemeen hield ik mij daar wel aan, hoewel het soms minder goed uitkwam. Maar natuurlijk kwam er die dag dat ik het zeer betreurde geen apparatuur bij me te hebben.
De dag: 17 mei 1998.
Ik was in de stad Osh te Kirgizië in Centraal Azië. Dat is ver weg. Het werk was gedaan en de volgende dag zou ik vertrekken.
Mijn laatste dag besteedde ik voor mezelf. Ik liep door de straten van de oude stad en was blij dat het bijna allemaal voorbij was.
‘’OSH 3.000 jaar oud’’ stond er op borden. ’Ouder dan Rome’’.
Daar was niet veel van terug te vinden. De stad, die ooit een mooie pleisterplaats was op de Zijderoute, was uitgewoond en uitgeleefd. De Sovjettijd had hier huisgehouden. Vrijwel alles van waarde was weerloos geweest; vergaan of vernield. Treurige flatjes, slecht of niet geplaveide straten, nauwelijks winkeltjes, verveloze huisjes met scheuren en kapotte daken. Geen toiletten. Een soort riolering liep in het midden van de wegen.
Alleen op de grote Markt was leven en vertier. Druk & gezellig.
En daar op een bankje gebeurde het. Een vrouw van middelbare leeftijd las haar tienerdochter voor uit een dik boek. En zij begon te zingen. Donkere stem. Het was gevoelig en ontroerend mooi. De mensen op de Markt lieten het aan zich voorbijgaan, maar ik ging op een bankje ernaast zitten. En daar stond het in Cyrillische tekens op de omslag van het boek: MANAS.
Hoe moest ik duidelijk maken, dat ik dit geluid wilde opnemen. Dat ik bij de Hollandse radio werkte en gezocht had naar dit geluid. Dat het zeker een half uur lopen was naar mijn logeeradres en dat ik dan weer een half uur terug moest lopen. Hoe moest ik ze zover krijgen, dat ze intussen niet zouden vertrekken.
NIET DUS.
De vrouw zong nog even door en verdween met haar dochter. Hand in hand en het boek onder haar arm geklemd.
Waarom was het nou zo jammer dat ik die geluiden niet had kunnen opnemen?
Wel
Manas is het mondeling overgeleverde epos van de Kirgiezen. De mensen hadden namelijk geen eigen schrift tot de tijd dat de Russen kwamen. Zij werden op de hoogte gehouden van de geschiedenis door rondtrekkende minstrelen en vertellers, de zogeheten Manaschï. Het boek telt zo’n half miljoen verzen en is -zeggen ze in Kirgizië- het meest omvangrijke epos uit de wereldliteratuur. Manas was de grote leider van de Kirgiezen. Zijn heldendaden worden bezongen, maar het gaat verder vooral om verhalen uit het gewone leven. En de vertellers hebben de vrijheid om van de teksten uit het boek af te wijken en hun eigen versie te maken. Dromen en visioenen worden zo toegevoegd.
Sinds de onafhankelijkheid in 1991 van Kirgizië is de vertelkunst nieuw leven ingeblazen en in 1995 werd in het land een groot festival gehouden ter ere van de duizendste geboortedag van Manas.
In Osh was ik op zoek geweest naar cassettebandjes met Manasvertellingen en -muziek. Maar merkwaardig genoeg kon ik niets vinden. Bij het plaatselijke radiostation hadden ze natuurlijk genoeg, maar er was geen apparatuur om de uitzendbanden een beetje behoorlijk over te nemen op mijn apparatuur. Veel geprobeerd, maar de kwaliteit was slecht en niet uitzendbaar.
Daarom was het allemaal wel heel treurig dat ik mijn opnameapparaat niet bij me had.
Inmiddels is op Internet genoeg te vinden.
Luister HIER naar Manaschï Nazarkyl Seydrakemanov
En HIER naar een ensemble dat Manas Destani speelt. Met diverse instrumenten en veel stemmen. Foto hieronder..
Wat drinken we hierbij?
Groene thee.
Als je het land ingaat en bij de nomaden komt die in yurten wonen, drink je Koumis. Dat is licht alcoholische paardenmelk. Niet onsmakelijk maar geen drankje om op door te gaan. In Osh kon ik Russische wodka kopen in een soort staatswinkeltje. Maar dat is voor de meeste mensen onbetaalbaar.
Vindsels in een ver land
3. Uw blogger schrijft zijn vindsels op
voelt zich nomade in de dop
het land is ruig; de grond verscheurd
de joert is nu weer aan de beurt
Een oven brandt
De koumis hangt
- Details
- Categorie: Reizen (502)
Zomer 1982
1. Dämpfer kaputt in Bled
Het begon op de Wurzenpass tussen Villach in het Oostenrijkse Karinthië en Bled in de autonome republiek Slovenië van Joegoslavië. Een vervelende rammel onder mijn Citroën CX. Uitlaat. Dat was duidelijk. Juli 1982.
De pas is 1073 meter hoog, de weg is smal en telt een vrij groot aantal haarspeldbochten. Stoppen was geen optie. Het was nog zo’n veertig kilometer naar het vakantieoord Bled. Vooruit maar. Wij bereiken met fors gerammel en geknal een camping, waar nog diverse andere Nederlanders staan. ’s Avonds maakt de eigenaar een vuurtje en gaat vleesjes roosteren. ‘’Hé pik, kom nog eens langs’’, roept een zwaar opgemaakte mevrouw. Er gaat veel drank om. Slivovich. 45% alcohol. ‘’De pik’’ laat het zelf zien.
De volgende dag ga ik naar een garage in Bled. Joegoslavische volksmuziek schalt door de zaak. De garagist spreekt een beetje Duits. Hij rijdt de wagen naar binnen, krikt hem omhoog en zegt: ‘’Dämpfer kaputt’’. Met veel armbewegingen en dramatisch gezucht maakt hij duidelijk dat hij zal proberen om dit te gaan repareren. Hij schenkt voor ons beiden een ranjaglas slivovitch in en drinkt zijn glas in één teug leeg. ‘’Komt u over een uur of twee maar terug’’.
Ik loop het stadje in en stap een soort winkel-van-sinkel binnen. Ik heb een walkman bij me en koop een cassettebandje. Yugoslavian songs & dances van het Ansambl Branko Milenovic. En dan begin ik aan mijn tocht langs het meer van Bled. Een kilometer of vijf. Op de cassette staan vrolijke maar soms ook melancholische nummers. Bijvoorbeeld dit. Ik doe het rustig aan. Zie hoe een man met grote moeite een karper vangt en op de kant krijgt. Hij maakt met zijn vuist een overwinningsgebaar. De vis wordt in een net bewaard en niet teruggegooid. Hier is karper een delicatesse.
Na een uur of twee kom ik terug in de garage. De monteur maakt mij duidelijk dat de knalpot niet meer te repareren is. Maar dit is het Oostblok. Hij heeft metalen platen en andere materialen tevoorschijn gehaald; heeft scharen, boren, zagen, beitels, schroeven, moeren en ander bric-à-brac gereedschap. Hij gaat een nieuwe knalpot in elkaar zetten. En dan schenkt hij weer twee ranja-glaasjes in.
Ik ga nog maar een keer het meer rond. Zet de cassette weer aan en hoor dit nummer Je kunt vrijwel overal vlak langs het water lopen. Maar niet bij het zomerverblijf van Tito. Joegoslavië is nog een grote eenheid in 1982. Tito, geboren in Ljubljana Slovenië, heeft alles in de hand. Ik drink ergens een sterke kop koffie, waar heel veel suiker inzit, eet een paar met ijs gevulde pannenkoekjes en keer terug bij de garage.
De monteur grijnst. De nieuwe knalpot is klaar, maar hij wijst me erop dat ook de rest van de uitlaat aan vervanging toe is. Hij zal dat ook allemaal in elkaar zetten en dan kan ik aan het eind van de middag weer terugkomen. Opnieuw schenkt hij twee glazen slivovitch in.
Tja.
Zou die man in die tussentijd blijven doordrinken? Ach. Nog maar een keer het meer rond. Nu tegen de klok in. Op het cassettebandje staan nummers uit alle republieken van Joegoslavië. Maar vooral Macedonië, Servië en Bosnië zijn goed vertegenwoordigd. Ik luister nu naar dit nummer.
Als ik uiteindelijk weer in de garage terug ben is alles in orde. De man heeft een geheel nieuwe uitlaat in elkaar geflanst. Ik moet voor die hele dag werken -omgerekend- niet meer dan zestig gulden betalen. We nemen nog een glas. De uitlaat heeft het jarenlang volgehouden.
Voorjaar 2009
2. EEN PITTORESKE PLEK, ZEG!
Pittoresk is een beetje sullig woord. Het staat voor iets wat we mooi vinden. Of in ieder geval mooi moeten vinden.
Schilderachtig, lieflijk, beeldig, beeldend, schattig, romantisch.
Maar het is ook clichématig.
Als je pittoresk op zijn Frans schrijft -pittoresque dus- krijgt het al wat meer inhoud.
Allemachtig prachtig
Onlangs was ik op zo’n pittoresque plekje. Het meer van Bled in het noorden van Slovenië.
Alles voldoet daar aan de definitie. Alles klopt.
Alles is allemachtig prachtig.
In 1982 had ik er al een paar maal omheen gelopen.
Er was weinig veranderd.
Anderhalf uur
Je kunt het meer in een rustig tempo in zo’n anderhalf uur rondlopen.
Steeds zie je het meer in een ander perspectief en steeds blijft het mooi.
Pandjes
En dan die pandjes er langs. Daar wedijvert men ook in rijkdom, pracht en praal.
Afbraakpand
Het is uiteindelijk een hele opluchting als je terug bent in Bled en je ziet dit afbraakpand aan het meer staan.
Hoe dat kan?
Geen idee.
Misschien houden ze het wel in stand om te laten zien dat het hier toch echt ooit Oost-Europa was.
Voorjaar 2009
3. EEN MAAGDELIJK MEER
Als je geen zin hebt om bij het meer van Bled in Slovenië te blijven, ga dan 30 kilometer verderop naar het bijna maagdelijke meer van Bohinj. (Bohinsko Jezero)
Veel onbekender, groter, mooier, minder toeristisch.
Nationaal park
Het ligt enigszins verscholen midden in een nationaal park; het Triglavski Narodni park bij het plaatsje Ukanc.
Je kunt daar mooie appartementen huren van jonge ondernemers, die er alles aan doen om aan te tonen dat hun land tegenwoordig echt bij de Europese Unie hoort.
Avontuurlijk paden
Het meer is ruim vier kilometer lang en één tot twee kilometer breed. Het is onaangetast en ligt fenomenaal tussen hoge -soms besneeuwde- bergen.
Aan de zuidkant kun je er langs lopen over een pad dat langs een smalle weg loopt.
De tocht langs de noordzijde is een stuk avontuurlijker. Er lopen natuurlijke paden langs, maar die zijn behoorlijk moeilijk te volgen.
Je moet laarzen hebben of in ieder geval heel goede wandelschoenen.
Soms moet je door het water waden. Je komt niemand tegen.
In het meer komen riviertjes uit. Met stroomsversnellingen en watervallen. In het park kan je lange wandelingen maken en er zijn ook paden die je met een mountainbike kunt nemen.
Soms zijn er Alpenhutten waar je even kunt uitrusten of zelfs de nacht doorbrengen.
Met de auto kom je hier niet ver. Je kunt komen tot tien kilometer ten westen van het meer bij de waterval van Savica.
Als je die wilt bereiken moet je -lopend- wel een groot hoogteverschil overwinnen.
Bij de ingang staat een bordje dat de beklimming 20 minuten duurt.
Een beetje optimistisch is dat wel.
Ptuj
4.Oudste stad van Slovenië
Straatje 1
Gemeentehuis
Town Tower
Straatje 2
Markt
Bioscoop
Samenselfie
Straatje 3
Drava
Subcategorieën
Reizen Aantal artikelen: 88
Pagina 3 van 102