1. Kotsmisselijk word ik ervan

Ik ben vier keer in Israël en Palestina geweest. Voor ‘t eerst in de zomer van 1979. Vlak voor de Camp David-akkoorden.
      Twee maal in 1988 tijdens de eerste Intifadah en in 1994 nog ruim voor de tweede Intifadah.  Na de Oslo-akkoorden.
Ik was iedere keer in Israël, de Westbank en in Gaza. Twee keer op de Golan en één keer in de Sinaï, toen die nog bezet was.

      Na 1994 had ik er geen zin meer in. Dat was een emotionele en in zekere zin ook journalistieke afweging. Ik zag het allemaal steeds erger worden. Raakte betrokken. Ik kende Palestijnen, die het steeds moeilijker kregen. Mensen, die gevangen hadden gezeten en verhalen vertelden over martelingen en vernederingen, over huizen die opgeblazen waren, over mensen, die verbannen waren. Over kinderen die bij bombardementen gedood werden.
       Ik zag in 1979 de verdeeldheid in Israël. Er was een grote aanhang voor de Vrede-Nu beweging, die een eind wilde maken aan de onderdrukking en de apartheid, die gelijke kansen wilde voor Iraëliërs en Palestijnen, die een voorstander was van een autonome Palestijnse staat.

      Ik ben toen bij een demonstratieve bijeenkomst geweest waar zo’n 60.000 vredelievende mensen bij elkaar waren.
Amos Oz was één van de sprekers. Er was muziek en theater. Veel mensen hadden hun kinderen meegenomen.
Het komt wel goed, dacht ik toen. Ik was 34 jaar en kennelijk nog behoorlijk naïef.

     Het werd alleen maar erger. Het aantal nederzettingen op bezet gebied nam toe. Anno 2023  leven er ruim 600.000 Israeliërs in zo’n 100 nederzettingen. Inclusief Oost-Jeruzalem. Van de Vrede-Nu beweging is vrijwel niets meer over. Het land heeft momenteel een extreem rechtse regering, waartegen vrijwel dagelijks wordt betoogd.

            Er werd een muur gebouwd op de Westbank. Gaza veranderde in een openlucht gevangenis. De onderdrukking ging door en werd steeds erger. Palestijnen zijn tweederangs burgers.
      Maar als je van apartheid spreekt, lever je kritiek op Israël. En als je kritiek hebt op Israël dan ben je anti-Israël. En -dat is al zo sinds mijn ervaringen vanaf 1979- als je gekwalificeerd wordt als anti-Israël, ben je antizionist en in het verlengde daarvan antisemiet. Kotsmisselijk word ik ervan.
     Vorige zomer concludeerde de Israëlische advocaat Michael Stein voor de mensenrechtenorganisatie Yesh Din, dat er apartheid heerst op de Westbank en de mensenrechtenorganisatie B'Tselem ging nog verder door Israël een apartheidsstaat te noemen. 

     De komende weken zal ik een aantal verhalen plaatsen over mijn ervaringen daar. De meeste stukken zijn al eerder geplaatst. Ze staan her en der verspreid op mijn blog. Maar nu volgen ze in een soort logische niet-chronologische serie.

 

 

Zomer 1988

2. Allenby bridge: Intimidatie & vernedering

(En: Hoe neem je cash 38.172,43 US$ over die lastige grens mee?)


Het is juni 1988. De eerste Intifadah op de bezette Palestijnse gebieden Westbank en Gaza is een half jaar bezig.
      Bij de wachtpost voor de Allenby Bridge, de enige grensovergang tussen de Westoever en Jordanië is het waanzinnig druk.
Er staat aan de kant van de Westbank een rij van zeker een kilometer voor de poort, waar de Palestijnen doorheen moeten.
      Het was hier altijd gedoe met veel intimidatie en vernedering. Maar die Intifadah heeft het allemaal versterkt.
Later die dag zal de poort rücksichtslos gesloten worden.
      ‘Morgen terugkomen’, is het motto.
En dat voor mensen die vele uren lang in de bloedhitte hebben staan wachten.

 

 
Bezoek uit Amman

Radja Sj’hade schreef er al over in zijn boek De derde weg als hij bezoek krijgt van een neef uit Amman, de hoofdstad van Jordanië.
      Nog voordat de Intifadah was uitgebroken
‘De eerste twee dagen deed hij niets anders dan mij uitschelden en de schuld geven wat hem overkomen was toen hij vanuit Jordanië de Allenby Bridge overstak. Het gegil van kinderen die uitgekleed en gefouilleerd werden; een lijk dat, op weg naar het graf op de Westelijke Jordaanoever uit de kist gehaald werd om onderzocht te worden; de stank van de voeten van reizigers die al uren zaten te wachten tot hun schoenen van de röntgencontrole terug zouden komen; het hartverscheurende gejank van een moeder wier veertienjarige zoon voor verhoor was meegenomen en nog niet terug was ’.


Ik ben dus op alles voorbereid als ik met een taxi naar de controlepost word gebracht. Maar buitenlanders hebben een eigen doorgang.
      Een ‘gewone’ Israëlische controle wordt het voor mij.
En dat betekent dat je zorgvuldig en uitgebreid gefouilleerd wordt; dat alle spullen uit de tassen worden gehaald en dat je veel vragen moet beantwoorden.
      Waarom je naar Jordanië gaat, wat je er gaat doen, wie je gaat bezoeken en wanneer je weer terugkomt.
Binnen een uur ben ik er doorheen en neem plaats in een busje dat de brug zal oversteken.

Door al die activiteiten -het busje wordt in die paar kilometer nog twee keer tegengehouden voor allerlei controles- denk je dat de Allenby Bridge een grote brug is over een machtige rivier. Maar niets is minder waar.
      Een smal bruggetje is het over een rivier die ter plekke niet meer dan tien meter breed is. 
De controle daarna door de douane van de Jordaniërs stelt niets voor.

 

 
Machtiging

In mijn zak heb ik een machtiging van advocaat V., een vooraanstaand Palestijn die in Ramallah woont.
      Hij is op de achtergrond actief voor de PLO van Yasser Arafat, die in 1988 nog almachtig was.
Het hoofdkantoor is dan al verhuisd van
Beiroet in Libanon naar Tunis, waar de Israëlische geheime dienst in april PLO-leider Abu Jihad vermoordde.

Advocaat V. heeft tien jaar geleden in Amman gewerkt en daar geld verdiend dat op een plaatselijke bank staat.
      Hij weet niet hoeveel het is, maar vermoedt dat het enkele duizenden Amerikaanse dollars zijn.
Zelf kan hij het niet ophalen. Hij kan het land wel uit, maar weet zeker dat hij er dan niet meer inkomt.
     
Als ik een paar dagen in Amman ben, stap ik naar de bewuste bank. Dan word ik uitgenodigd om bij de directeur te komen.
Hij wil de machtiging nog eens zien, vraagt om mijn paspoort en naar mijn relatie met advocaat V.

      ‘Het is veel geld‘’, zegt hij. ‘Heel veel’.

En dan komt het: 38.172,43 US$.

Tja. Wat te doen?
       Ik moet weer terug naar Ramallah over die Allenby Bridge.

Bellen met V. gaat niet, want er is geen telefoonverkeer tussen de Westbank en Jordanië .
      Op mijn eigen rekening laten storten en dan overmaken gaat volgens de directeur niet.
Ik moet het geld contant opnemen. En dan maar zien hoe ik dat de grens overkrijg.
      En op de één of andere manier aantonen dat dit niet bestemd is voor de strijd van de PLO.

David Grossman , een Israëlische schrijver die in zijn prachtige boek uit 1987 ‘Over de grens’ de bewoners van de Westelijke Jordaanoever uitvoerig portretteert schreef ook over de Allenby Bridge.

‘De soldaat haalt je koffer op de toonbank leeg, raakt elk artikel aan, neemt alles waar tekst op staat in beslag, verbiedt het invoeren van elektrische apparaten, houten voorwerpen en cosmetica, kortom: elk artikel waar explosieven in verborgen zouden kunnen worden, omdat het al eerder gebruikt is om detonators in te smokkelen. Daarom hoor je hier en daar ook vaak het bittere gehuil van kleine kinderen. Na de bagagecontrole worden je schoenen voor röntgencontrole meegenomen en word je zelf naar een kleine cel verwezen, waar je gefouilleerd wordt. Vrouwen en kinderen worden door vrouwelijke soldaten gefouilleerd. Baby’s worden tot en met hun papieren luiers uitgekleed’’.

 
Een verlossende fax

Ik ben in Israël, Palestina en Jordanië om voor de VPRO een paar radioprogramma’s te maken en besluit om te bellen met Roelof Kiers, die toen de leiding had bij de VPRO-televisie.
      Als ik hem de situatie heb uitgelegd, gaat hij volmondig akkoord met het voorstel om mij een uitvoerige fax te sturen (1988!), waarin hij verklaart dat ik ondermeer op de Westbank ben om een productiebezoek te brengen voor een T.V.documentaire.
      Maar omdat de situatie bijzonder explosief is, verklaart hij dat ik cash geld bij me heb om -in noodgevallen- een plaatselijk T.V.-team in te huren om opnames te maken.

Als ik behoorlijk gespannen uiteindelijk weer bij de Israëlische grenspost kom, vindt men natuurlijk snel dat enorme bedrag.
      Maar de fax maakt indruk. Waar die film precies over gaat en waar gefilmd wordt en ''laat uw spullen nergens onbeheerd achter''.
Dat soort dingen.
     
‘Veel succes meneer’, krijg ik ook nog te horen.

 

3. ‘’Komt u maar even langs’’

In 1988 deed ik diverse pogingen om een visum voor Jordanië te verkrijgen. Dat was over het algemeen een formaliteit. Maar dat was het in mijn geval niet, omdat ik via Israël en de Westbank naar dat land wilde. Dat was verdacht.
      Ik moest uitvoerig uitleggen waarom ik dat wilde.

Het leek allemaal bijzonder moeilijk te worden tot de consul-generaal Mahmoud Rabbani persoonlijk belde. Hij was een Palestijn, die in Haifa was geboren, toen dat nog tot Brits mandaatgebied behoorde.
       Hij had informaties ingewonnen en bleek te weten dat ik al eerder programma’s had gemaakt over de positie van de Palestijnen. Na een vrij kort gesprek zei hij: ‘’Komt u maar even langs. En neem uw paspoort mee''.
       Twee dagen later ging ik naar het consulaat, waar ik uitermate vriendelijk werd ontvangen. Na een  kopje  thee en een heel zoet bakseltje stempelde meneer Rabbani persoonlijk dit visum in mijn paspoort.                                         

 

Ongeldig

Kijk even naar de tekst links

          

Daar staat dat het visum ongeldig is als er in het paspoort een verwijzing naar Israël staat. Dat zou dus problemen kunnen opleveren, maar uit eerdere bezoeken wist ik dat Israël geen stempels zet in paspoorten. Juist vanwege dit soort regels.
 
De boodschap is enigszins te vergelijken met de niet-Joodverklaring, die een aantal Arabische landen in de jaren zeventig en tachtig vooral van zakenmensen verlangde.

      Mahmoud Rabbani was overigens in die jaren een man die nogal vaak in het nieuws was. In 1973 tijdens de oliecrisis was hij honorair consul van Koeweit. Het satirische programma Farce Majeure  had toen voor de televisie het lied Kiele Kiele Koeweit laten horen.  Daar waren ze in de oliestaat niet zo blij mee. 
      Rabbanai moest dat overbrengen, maar het liep allemaal goed af toen de medewerkers van Farce Majeure hem persoonlijk het eerste exemplaar van de single overhandigden.

     Luister HIER naar Kiele Kiele Koeweit

 

4. Een cadeautje voor de koning

Het was 25 mei 1988. Onfhankelijksdag in Jordanië. Dat werd groots gevierd.  
     
Ik was toen in de hoofdstad Amman en logeerde bij een Palestijnse juwelier, meneer Y. 

      Koning Hoessein was nog aan het bewind en zou die dag tal van gasten ontvangen. Meneer Y ging vroeg op pad met in zijn tas een collier van zo’n 10.000 US$. Een cadeautje dat de koning op zijn beurt weer kon schenken aan zijn vierde echtgenote Lisa Halaby, een mooie Amerikaanse mevrouw, die de bijnaam koningin Noor had.

Nodig voor de humus:

Weken & koken  

De kikkererwten een nacht laten weken in een ruime hoeveelheid water. Natriumbicarbonaat (zuiveringszout) erbij, want daar worden ze zachter van.
      De volgende dag de kikkererwten afspoelen in koud water en in ruim water twee uur zacht laten koken. De erwten afgieten, maar het kookwater bewaren. Goed laten afkoelen.
      Om een optimaal resultaat te bereiken moeten de bonen worden 'uitgeknepen'.  Velletjes weggooien. 
Dit is niet moeilijk, maar het kost wel even tijd.
(Als u kleine kinderen hebt , kunnen ze leuk meehelpen. Vooral als u zegt dat de kale erwtjes op kikkerbilletjes lijken)
     
Intussen maakt u de sesampasta. 

      De zaadjes in een hete koekenpan laten dansen.
Dan gaan ze in een vijzel en wordt een smeuïge pasta gemaakt door er sesamolie bij te doen. Goed en langdurig stampen. (Als het allemal te veel werk is, kunt u ook een keukenmachine gebruiken)
      
De pasta gaat door het kikkererwtenmengsel. Citroensap, komijn, karwij en knoflook erdoor heen roeren. Een beetje kookwater erbij. In een blender tot een mooie puree malen. Eventueel nog iets meer water erbij.

De humus is lekker bij lamsvlees en bij worstjes. Gewoon op brood kan ook.
      Bij de humus op de foto heb ik er een paar zongedroogde tomaatjes, olijven en peterselie bij gedaan. Geroosterde pijnboompitten doen het ook goed.

Koning op kistje

 Maart 1994

5. Het inferno boven de grot

Op de Palestijnse Westbank heerst permanente onrust. Ik ben er in het verleden vier keer geweest en altijd was er die onrust.
      Kijk eens naar deze foto, die ik in maart 1994 maakte in het centrum van Hebron.

  


Machpéla

De man met het keppeltje heeft een geweer bij zich. Hij is op weg naar de Joodse Synagoge, die zich bevindt in de grot van Machpéla, ook wel de grot der Patriarchen.
      De twee Israëlische soldaten hebben hem doorgelaten. Ze waren niet zo blij, dat ik daar foto’s maakte.
  
   

 

Joodje & Palestijntje     

Op de achtergrond spelen kindertjes het spelletje dat ze overal op de Westbank spelen: Joodje & Palestijntje. Eén kind was de Jood (in zwart). Hij zit dat andere kind op de trap achterna (de Palestijn). Het derde kind (links naast het bord) was de verslaggever die het allemaal moest filmen.

In zekere zin was het nog een rustig tafereel. Hebron stond die dagen letterlijk en figuurlijk in brand.
       Op 25 februari had de Israëlische arts Baruch Goldstein een bloedbad aangericht in de Ibrahimi moskee, die zich ook in de grot bevindt. Hij schoot 29 biddende moslims dood en verwondde nog eens 150 anderen. Goldstein werd daarna ook gedood en er verspreidde zich grote onrust in de stad. Maar ook in Oost-Jeruzalem en in andere plaatsen op de Westoever.

 
Brandende autobanden

Stan van Houcke en ik gingen er heen voor de VPRO-Radio. Met een satelliettelefoon van honderd kilo om rechtstreekse uitzendingen te kunnen verzorgen. Wij belandden in hevige gevechten te Oost-Jeruzalem, maar wilden natuurlijk naar Hebron. Dat was niet simpel. Wij werden bij controles door het leger diverse malen tegengehouden en teruggestuurd.
     
Tot wij een taxichauffeur vonden, die niet alleen heel goed de weg wist, maar ook al beschikte (1994!) over een mobiele telefoon, waarmee hij in verbinding stond met collega’s. Zo kon hij patrouilles en controles vermijden en geraakten wij via allerlei landweggetjes in Hebron.
      In het centrum van die stad woonden zo’n 400 extreem orthodoxe Joden. Een aantal van hen had de daad van Goldstein bewierookt. Met name tegen hen richtte de Palestijnse volkswoede zich. Er werd geschoten, met stenen gegooid en overal werden barriėres opgeworpen met autobanden die in brand waren gestoken. Het centrum van Hebron was verworden tot een waar inferno.

      

Zomer 1988

6. Een feestje in Ramallah

 

 
Houten drijver

Deze houten kamelendrijver kreeg ik spontaan van Saeb, een Palestijn in Ramallah op de Westbank.
      Dat gebeurde tijdens een uitbundig feest, dat was georganiseerd door advocaat V. Ik had voor hem een groot geldbedrag meegenomen uit Amman, de hoofdstad van Jordanië.
      Zelf kon hij dat niet opnemen.


 

 
Ach; toeristen

De houtsnijder verdiende zijn geld ondermeer door toeristen rond te leiden.
      Hij beschikte zelf over een paar kamelen en deed goede zaken.
Het grootste plezier had hij als westerse toeristen zich in Jeruzalem lieten fotograferen op een kameel , waarop hij een kleed had gelegd in de kleuren van de Palestijnse vlag.

 

                         

 

7. Lijden tijdens de intifadah

In juli 2010 werd het wereldkampioenschap voetbal gespeeld in Zuid-Afrika. Nederland bereikte de finale en moest spelen tegen Spanje.
       Dag in Dag uit van De Volkskrant besteedde daar aandacht aan onder de kop:  ‘Waar was jij?’

Lezers , die een wat bijzondere herinnering hebben aan een ‘Nederlandse’ voetbalfinale van 1974, 1978 of 1988 werd gevraagd om een beknopte bijdrage te leveren.
      Ik had ze in antwoord op die vraag het volgende stukje gemaild:

 
In Ramallah op de Westbank. De eerste intifadah.
      Een groep van ongeveer dertig hevig geëmotioneerde vrouwen is door het Israëlische leger hardhandig uit hun Centrum gezet. Ik praat met een vrouw, die harde klappen heeft opgelopen.
      In een hoek van het opvanghuis staat een zwart-wit tv.
Ik zie Ruud Gullit de eerste goal scoren, zie de blauwe plekken van de vrouw niet meer en blijf naar de t.v. kijken.

Het toestel wordt demonstratief uitgezet. Ik mis de fantastische goal van Marco van Basten.

(Ronald van den Boogaard, 43 jaar in 1988)

 

 

Ter heinnering
      Nederland verloor de finale in de verlenging met 1-0. Zeer matige wedstrijd,

 

8. Een politiek beladen label


(MADE IN THE ISRAELI OCCUPIED WESTBANK)

 

Dit zijden broekje heb ik in 1988 gekocht in Ramallah op de Palestijnse Westbank.

      Cadeautje (-tongue-in-cheek) - voor mijn echtgenote.

Het was tijdens de eerste Intifadah. Toen werd op diverse manieren actie gevoerd.

Er waren ondermeer stakingen.

      Hier en daar werden spullen op straat verkocht.

Daar vond ik het ‘niemendalletje’ met dit politiek beladen en door Israël verboden label.

MADE IN THE ISRAELI OCCUPIED WESTBANK

 

Het etiket is nog steeds actueel.

      In 2013 kondigde toenmalig P.v.d.A.-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans ferm aan dat producten die vervaardigd of geoogst worden op de bezette gebieden Westbank, Golan Hoogvlakte en Oost-Jeruzalem niet meer het label ‘MADE IN ISRAEL’ mochten hebben.
      ‘Want’’, zei Timmermans ‘dit klopt gewoon niet en is bovendien in strijd met het internationaal recht’.

Natuurlijk kwam er kritiek. Uit Israël en van Israël-lobbyisten. Van Israël-getrouwe politieke partijen als SGP, (toen) GPV en PVV, maar ook van coalitiepartner VVD.

      Natuurlijk zwichtte Timmermans -en zijn P.v.d.A.- weer. Hij zou zijn argumenten ‘te enthousiast’ hebben uitgedragen.

De maatregel werd niet uitgevoerd. De VVD wil de kwestie namelijk aan de markt overlaten.

 

Hartelijk dank VVD.

      Ik ben op 1 januari 1945 in Haarlem Nederland geboren. Dat was toen bezet door Duitsland.

Volgens de VVD mag ik -kwestie van vrije markt- dus zeggen dat ik in Duitsland geboren ben.

 

 

 

9. Armoede en verzetshaarden

In de zomer van 1979 reed ik een paar dagen zomaar wat rond op de Palestijnse Westbank. Van Jeruzalem via Bethlehem, Hebron, Jericho, Nablus, Jenin, Tulkarm en Ramallah terug naar Oost-Jeruzalem, waar ik logeerde in het American Colony Hotel..
      Ik had in Tel Aviv een auto gehuurd en reed dus rond met een geel Israëlisch nummerbord. Dat kon toen nog zonder dat er stenen naar de auto werden gegooid of -erger- dat de auto in brand werd gestoken als je hem onbeheerd geparkeerd had.

       De sfeer was redelijk ontspannen. In ieder geval veel minder gespannen dan tijdens de eerste Intifadah in 1987 en ‘88. Toen werd ik in een auto met een blauw Palestijns nummerbord op het traject Ramallah-Jeruzalem achttien! keer aangehouden.
       Verzetshaarden waren er al wel. Die waren vooral geconcentreerd op de Bir Zeit Universiteit.
Die was toen op last van de Israëlische overheid gesloten.

Armoede was overal op de Westoever aanwezig.
       Ik had een simpele zwart-wit camera bij me. Een impressie.

 

10. Emoties, dreigementen, lof en kritiek

 
Een stroom van publiciteit

Roel van Broekhoven en ik maakten in 1979 voor de VPRO-Radio een serie radioprogramma’s over de positie van de Palestijnen in het Midden-Oosten. Roel ging met correspondent Gerard Jacobs naar Libanon en ik bezocht Israëli’s en Palestijnen in Israël, op de Westbank en in Gaza. De programma's werden uitgezonden op 3, 10 en 17 oktober.
      Na de eerste uitzending, waarin ondermeer Palestijnen aan het woord kwamen die verklaringen aflegden over martelingen in Israëlische gevangenissen, kwam een stroom van publiciteit los.

Tijdens de tweede uitzending drongen drie mannen de radiovilla van de VPRO binnen.
      Twee mannen vernielden in de registratiekamer met een schaar de uitzendband; een derde man hield ’de wacht’ bij de telefooncentrale. Een man kwam de studio in met een hand in zijn binenzak alsof hij een wapen bij zich had. Later op de dag werd de verantwoordelijkheid opgeëist door de Joodse Defensie Liga ‘Nooit Meer’.
      De gebouwen van de VPRO moesten ontruimd worden vanwege bommeldingen.

Luister HIER naar het moment van de inval en de eerste reacties. Het begint op 1.32'48"

De publiciteitsstroom werd hierdoor nog veel meer versterkt. De telefoons stonden dagenlang roodgloeiend. In kranten en voor radio en T.V. verschenen commentaren en luisteraarsreacties. Discussies liepen hoog op.


Televisie-debat
    
De VPRO ontving een overweldigende hoeveelheid brieven.
     
Dat werd nog eens versterkt, nadat de VPRO-televisie besloot om zondags na de inval een rechtstreeks debat uit te zenden, waarbij de emoties hoog opliepen.


Scala aan meningen  

De dagen daarna ontving ik nog meer post. Instemmende brieven, opbeurend; kritisch, soms antisemitisch, beschuldigend, dreigend, uitnodigend, cynisch, genuanceerd, wild, anoniem, vol lof en waardering; Kortom een uiterst uiteenlopend scala aan meningen en ideeën.

 

Nederland & de wereld  

Ik heb de stellige indruk, dat de emoties in Nederland hoger oplopen dan bijvoorbeeld in andere Europese landen. Waarom dat zo is weet ik niet. Wel is het duidelijk, dat -getuige allerlei peilingen en onderzoeken- de sympathie in dit land voor Israël vergeleken met 1979 enorm is afgenomen.
      Toen reden ‘we’ nog rond met stickers: ‘Wij staan achter Israël’.

 

 

11. Karaktermoord op Anton Constandse

Gisteren beloofde ik u aandacht te besteden aan het VPRO-televisiedebat, dat plaatsvond nadat een radio-uitzending door leden van de Joodse Defensie Liga ruw werd onderbroken. .  Image

  Een aimabele, belezen man.     
Maar er deden meer mensen aan het debat mee. Bert Vuijsje van de Haagse Post en ik, omdat ik de samensteller was van het gewraakte programma.
      Aan Joodse zijde deden mee Hans Knoop, ‘geestelijk vader’ van de Joodse Defensie Liga ‘Nooit meer’, Ronnie Naftaniel van het Centrum voor Documentatie en Informatie Israël en rabbijn Soetendorp. Voorzitter was Joop van Tijn.

Constandse en ik werden natuurlijk uitgelokt. Andersom gebeurde dat ook.
  

Nazi-methodes    

De anders zo genuanceerde Anton raakte zeer geëmotioneerd en begon vergelijkingen te trekken met door Israëli's gehanteerde Nazi-methodes.
      Toen was natuurlijk de beer los. De gemoederen raakten verhit. Zeer emotionele discussies volgden. Op Constandse werd karaktermoord gepleegd. De boodschap van alles wat hij nog meer had gezegd viel in het niet.

      Later heb ik het daar met Anton Constandse nog menigmaal over gehad. Zijn emoties waren in ieder geval oprecht.

Hij werd al op 7 oktober 1940 met 109 andere intellectuelen en vrijdenkers gegijzeld door de Duitsers, een represaille voor de internering van Duitsers in Nederlands-Indië . Hij werd overgebracht naar concentratiekamp Buchenwald en later ondermeer naar concentratiekamp Vught. Hij kwam vrij in oktober 1944.

       Het televisiedebat kreeg in de publiciteit opnieuw veel aandacht. Ik heb twee recensies voor u geselecteerd.

De eerste is van Nico Scheepmaker in Vrij Nederland. Hij was zonder twijfel de beste televisie-recensent, die dit land gehad heeft. Daarnaast was hij columnist, auteur en sportcommentator.
      De tweede is van Arie Kuiper, destijds hoofdredacteur van weekblad De Tijd. Hij houdt een pleidooi voor de terugkeer van het rechtstreekse televisiedebat.

Vrij Nederland

 

De Tijd

 

 

12. Een gevoelige bijeenkomst

Ik vond deze persoonlijke uitnodiging om een soort Palestijns feestje mee te beleven. Dat was in 1989 georganiseerd door dr. Afif Safieh, vertegenwoordiger van de PLO (Palestine Liberation Organisation) in Den Haag. Er werden drie feiten gememoreerd:

-- De internationale dag van solidariteit met het Palestijnse volk

---De Palestijnse onafhankelijkheidsverklaring een jaar eerder

---De tweede verjaardag van de Palestijnse Intifada

Dat zijn ook heden ten dage nog steeds zeer beladen en gevoelige (politieke) onderwerpen. Op zo’n bijeenkomst verwacht je toch vooral sympathisanten. Maar kijk hieronder eens wie daar allemaal een spreekbeurt zouden houden.

Een pallet sprekers

Norbert Schmelzer bijvoorbeeld, KVP-minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet Biesheuvel (1971-1973). Toch geen man die je op zo’n bijeenkomst zou verwachten, hoewel er meer christen-politici zijn die na afloop van hun politieke carrière ineens Palestijnse sympathieën kregen. Denk aan Van Agt en Van den Broek. Maar Schmelzer is toch vooral bekend vanwege de nacht van Schmelzer in 1966, toen hij het kabinet Cals ten val bracht.
     
De aanwezigheid van Dick Mulder is minder verrassend, hoewel je toch ook niet zo snel een vertegenwoordiger van de Raad van Kerken zou verwachten. Maar Mulder had zich al eerder een onafhankelijk en scherp denker getoond, die ernstige kritiek had gekregen nadat hij was verschenen op een Palestijnendag van de Verenigde Naties.
     
Ook de aanwezigheid van Ron Batten valt op. Secretaris van de jongerenorganisatie van de VVD. Hij was tussen 1982 en 1986 persoonlijk medewerker in de Tweede Kamer, maar beleefde zelf geen politieke carrière.
     
Kijk verder eens naar die lijst. Wij hadden toen in Bobby Sanjay een vertegenwoordiger van het ANC (African National Congres) in ons land. Een organisatie, die door veel (politieke) groeperingen hier in 1989 nog als terroristisch werd beschouwd.
     
Afif Safieh was ook al ‘verdacht’. Hij regelde voor mij en Gerard Jacobs een interview met Yasser Arafat in Tunis.