Reizen (518)

 

Herfst 2009

1. Belastingparadijzen & auto's

Uitgestorven centrum

Vorstendom 


Paar toeristen
 


Kunstmuseum
 

2. Prinsenkroontjes van chocolade

 Wat voor souvenir neem je mee als je uit Liechtenstein komt?
     
Tja.
Hooguit een bundeltje vers witgewassen geld, dat je van je geheime bankrekening hebt geplukt.
      Liechtenstein (FL), een klein vorstendom dat tussen Oostenrijk en Zwitserland ligt, is het rijkste land ter wereld.
Een eigen industrie is er nauwelijks.

 

 

Hazelnotencrème

Maar… men laat in Zwitserland bonbons maken volgens een Liechtensteiner recept.
      Melkchocolade met een vulling van hazelnotencrème. Er zit geen alcohol in.
De bonbons heten Liechtensteiner Fürstenhütchen en zijn gemaakt in de vorm van de Prinsenkroon.

 

 

Droog bewaren

In de doos boven zitten 28 hütchen. Ik betaalde er in 2009 32 Zwitserse francs voor.
      Als je ze droog bewaart bij een temperatuur van 16 tot 18 graden, blijven ze vrij lang goed.

 

 

Troppau & Jägerndorf

De naam is ontleend aan de kroon van Prins Karl I, die vanaf 1614 heerste over de hertogdommen Troppau en Jägerndorf.
      Geschonken door keizer Ferdinand II, nadat Karl hem had gesteund tijdens de Boheemse Opstand.
Karl liet daarna een kroon ontwerpen door juwelier Daniel de Bres in Frankfurt am Main.
      De kroon waarin diamanten, parels en robijnen waren verwerkt, ging echter verloren.
Een namaakexemplaar bevindt zich in het Nationaal Museum in de hoofdstad Vaduz.

 

 

Die Heimat

Het paleis van de Vorst ligt hoog in de bergen. De weg ernaar toe is niet toegankelijk voor gewone mensen.
      Even verderop is de Triesenberg met het plaatsje Malbun.
Daar ben ik eens in oktober ingesneeuwd..
      In het hotel kreeg je na het diner zo’n bonbonnetje bij een kop koffie.
Met een boekje vol wetenswaardigheden over ‘Die Heimat des Liechtensteiner Fürstenhütchens’.

 

 

3. Meest geïndustrialiseerde land ter wereld

     

(Door Rolf Weijburg)

 Liechtenstein behoort samen met Qatar en Luxemburg per capita tot de drie rijkste landen ter wereld.

Dat Liechtenstein rijk is zal niemand echt verbazen. Ach ja, een belastingparadijs, zult u denken.
      Natuurlijk is Liechtenstein een belastingparadijs. Het kleine land is er groot mee geworden. Met zijn lage belastingtarieven werd het Prinsdom in de jaren tachtig en negentig zelfs “de Rolls Royce” onder de belastingparadijzen genoemd.

      
     
      Vermogende buitenlanders sluisden in die tijd miljoenen aan onbelast kapitaal door naar in het Prinsdom opgerichte stichtingen, waardoor het geld op naam van de stichting kwam te staan en de identiteit van de eigenlijke eigenaar verborgen kon blijven. Op die manier kon geld dat om wat voor reden dan ook privacy behoefde eenvoudig tussen de Alpenweiden worden veiliggesteld. Je kon in Liechtenstein bij wijze van spreken gewoon met een koffer geld een bank binnen lopen zonder dat er iemand vroeg waar dat geld vandaan kwam of er wel belasting over betaald was en op een goed moment telde Liechtenstein meer stichtingen dan inwoners.

Bankmedewerkers waren immers geen belastinginspecteurs.

Dollars

Tegenwoordig echter heeft ook Liechtenstein onder grote druk van vooral Amerika en de EU zijn bankzaken transparanter moeten maken en het staatje heeft zich inmiddels gedistantieerd van het niet te traceren geld waarmee ooit enorme rijkdom is vergaard.
      Vragen vanuit het buitenland omtrent in Liechtenstein geparkeerd buitenlands kapitaal waarvan vermoed wordt dat het om crimineel geld gaat, worden serieus behandeld en de diverse belastingdiensten krijgen in die gevallen alle Liechtensteinse medewerking.
      Anders is het als een buitenlandse belastingdienst vragen heeft omdat het belastingontduiking vermoedt bij in Liechtenstein geparkeerd geld. Dan krijgt het in Liechtenstein nul op het rekest: belastingontduiking in het buitenland is in Liechtenstein geen strafbaar feit.
      Vandaar ook dat er wel zo’n 35000 (evenveel als er Liechtensteiners zijn) zogenaamde brievenbusfirma’s in het prinsdom geregistreerd staan die in eigen land belastingplichtig zouden zijn maar in Liechtenstein profiteren van de veel lagere tarieven. Het lijkt net Nederland.

        

De inkomsten uit al dat gescharrel en geschuif met geld zijn nog immer substantieel, maar het gros van de overheidsinkomsten van Liechtenstein is afkomstig uit de industrie. Sterker nog:

Liechtenstein is per hoofd van de bevolking het meest geïndustrialiseerde land ter wereld.

Er is daar één bedrijf op iedere negen inwoners. 44,9 % van de bevolking werkt in de industrie. Ter vergelijking: 24,8 % van de Zwitsers, 30 % van de Oostenrijkers en 33,5% van de Duitsers is werkzaam in de industrie. Niet gek voor een land zonder grondstoffen.
      Veel bedrijven zijn uiteraard naar Liechtenstein gekomen vanwege de fiscale en administratieve voordelen, niet vanwege de kleine binnenlandse afzetmarkt. De industrie is dan ook hoofdzakelijk gericht op de export.

De netto-export per hoofd van de Liechtensteinse bevolking is de hoogste ter wereld.

Het is allemaal schone industrie, je zult in Liechtenstein geen groezelige fabriekscomplexen met rokende schoorstenen tegenkomen. Vooral kleine en middelgrote high-tech bedrijven produceren in het prinsdom. Maar ook boormachinemaker Forst- Hilti (de grootste werkgever in Liechtenstein met zelfs een eigen treinstation), auto-onderdelenmaker Krupp Presta, juwelen en horlogebedrijf Swarovski en wereldmarktleider in kunsttanden Ivoclar Vivadent .

           
Met zestig miljoen tanden per jaar zorgt dit bedrijf er voor dat

Liechtenstein ‘s werelds grootste producent van kunsttanden is.

Al die bedrijven hebben uiteraard werknemers in dienst. Veel meer zelfs dan het land zelf kan leveren. Per gevolg forenzen dagelijks 13000 Zwitsers (Zwitserse gastarbeiders, dat lijkt bijna een contradictio in terminis), Oostenrijkers en Duitsers het prinsdom in en uit en ontstaan er iedere werkdag flinke files tijdens de spitsuren.

Afgezien van al die werknemers trekken de bedrijven natuurlijk ook aardig wat internationale zakenlui aan. Maar waar elders in de wereld vliegvelden businessclass reizende zakenlui, of privéjets kunnen ontvangen, is

Liechtenstein samen met Vaticaanstad, Andorra en Monaco het enige land ter wereld zonder vliegveld.

 

Heliport

Er is bij Balzers in het zuiden, wel een heliport, maar dat biedt geen reguliere vluchten. De dichtstbijzijnde luchthaven is Kloten bij Zürich en vandaaruit heeft de zakenman op weg naar Liechtenstein vier keuzes: met een gecharterde helikopter in een klein half uurtje naar Balzers heliport, of per huurauto in anderhalf uur naar Vaduz.
      De derde optie, in ruim twee uur met de Zwitserse Postbus, vereist wat meer tijd terwijl keuze vier, afhankelijk van de aansluitingen, ongeveer net zo lang kan duren als met de auto of met de bus: met de trein.

Bahnhof

Neem de RailJet van Zürich naar het Oostenrijkse Innsbruck die weliswaar dwars door Liechtenstein rijdt maar er niet stopt. In Buchs, vlak voor de grens met het prinsdom moet je dus uitstappen en overstappen op het boemeltje van de Oostenrijkse Federale Spoorwegen dat negen keer per dag naar Feldkirch in Oostenrijk rijdt.

Dan gaat het snel: de trein rijdt vanuit Buchs over 9,5 kilometer in tien minuten tijd dwars door Liechtenstein heen en stopt in die tien minuten ook nog eens op drie stations (Schaan-Vaduz, Forst-Hilti, Nendeln , - het laatste station Schaanwald, is onlangs gesloten -).

Niet slecht.

Na Monaco, Laos en Lesotho heeft Liechtenstein de kortste passagierstreinlijn ter wereld.

 

(Najaar 2009)

4. Ingesneeuwd in oktober

 
Helling


Kindertjes
 

Veertig centimeter 


Vervelende situaties 


Solidariteit

Spekgladde wegen 


Ruim een uur


Man met hoed

 Oktober 2009

5. UNDER THE VERANDAH

 

 

6. Een dubbel landlocked country

(Door Rolf Weijburg)

Liechtenstein is een klein onafhankelijk Prinsdom aan de rechteroever van de nog jonge Rijn, ingeklemd tussen Zwitserland en Oostenrijk. Het is in vele opzichten een uniek land en je kunt een hele reeks lijstjes verzinnen waarin het Prinsdom Liechtenstein hoog scoort.
      Laten we maar eens kijken wat dat zoal oplevert.


GROOTTE

Om te beginnen de oppervlakte van het land.
      Liechtenstein meet maximaal 24,6 kilometer noord-zuid en 12,4 kilometer oost-west en heeft een totale oppervlakte van 160 km2. Leg het over Nederland met het noordelijkste puntje op de Utrechtse Dom, dan heb je ter hoogte van knooppunt Deil het Prinsdom alweer verlaten.
       260 Liechtensteins passen er in Nederland.

Liechtenstein is daarmee het op drie na kleinste onafhankelijke land in Europa en het op vijf na kleinste land ter wereld. Alleen Vaticaanstad, Monaco en San Marino zijn in Europa kleiner en op wereldniveau komen daar nog Nauru en Tuvalu bij. De Marshall Islands zijn met 181 km2 net iets groter.

 

LIGGING

Van alle 25 kleinste landen ter wereld ligt Liechtenstein het meest noordelijk, op 47 graden, 8 minuten noorderbreedte om precies te zijn.
      Opmerkelijk is overigens dat op de zes kleine Europese staten en Bahrein (nét) na, alle overige landen uit de lijst van 25 kleinste landen ter wereld tussen de twee keerkringen liggen.

 

HOOGTE

Na de Pic de Coma Pedrosa in Andorra die 2946 meter hoog is, is de Grauspitz in Liechtenstein, op de grens met Zwitserland ten zuiden van Malbun, met haar 2599 meter het hoogste punt in de 25 kleinste landen ter wereld. Vanaf Malbun (ook een record, Liechtenstein is het enige Alpenland met slechts één skioord: Malbun), kan je met een kabelbaan naar boven, naar de Sareiser Joch op 2000 meter.
      Vandaar heb je een prachtig zicht op de Malbunvallei met daarachter de grillige bergketen waar Liechtensteins hoogste punt ligt.
Mits het niet in wolken gehuld is uiteraard.


KUSTLOOS

Het Prinsdom Liechtenstein is een landlocked country. Een land zonder kustlijn. Dat is niet zo bijzonder, alleen in Europa liggen al vijftien van die kustloze staten.
      Maar Liechtenstein heeft een stapje voor.
Het prinsdom is, samen met Oezbekistan, het enige land ter wereld dat double landlocked is. Dat wil zeggen: de directe buren van Liechtenstein, Zwitserland en Oostenrijk, zijn ook kustloos en een Liechtensteiner moet dus, net als een Oezbeek, minstens twee internationale grenzen oversteken om ergens een echte zeehaven te bereiken.


GRENZEN

Liechtenstein is overigens het enige land ter wereld waarvan de grenzen worden bewaakt door buitenlanders.
      Omdat het Prinsdom in een monetair- en douaneverdrag met Zwitserland leeft, wordt er met de Zwitserse Franc betaald en worden de grenzen bewaakt door Zwitsers.

Schweizerisches Zollamt im Fürstentum Liechtenstein staat er dan ook breeduit op de overkapping van de grenspost Schaanwald als je vanaf het Oostenrijkse Feldkirch het land binnenrijdt. Zwitserse grensbewakers laten er de auto’s het prinsdom binnensijpelen. Dat is eigenlijk wel vreemd, een onafhankelijk land dat zijn grenzen door een ander land laat bewaken.
      In Vaticaanstad gebeurt, met de Zwitserse Gardisten aan de poorten, iets dergelijks, maar daar hebben de Zwitsers voor de gelegenheid de Vaticaanse nationaliteit gekregen. Hier aan de Liechtensteinse grens met Oostenrijk staan échte Zwitsers de grens te bewaken. Ik geloof niet dat dat elders voorkomt, in ieder geval niet zo opzichtig.

Vanwege dat zelfde douaneverdrag zijn de grensovergangen met Zwitserland onbewaakt en slechts gemarkeerd met simpele bordjes, soms vergezeld door de Liechtensteinse nationale en vaak ook de prinselijke vlag.
      Overal kan je gewoon, zonder controles, het Prinsdom binnenlopen of – rijden.

Bijna alle grensovergangen met Zwitserland liggen op de acht auto- en voetgangersbruggen en de spoorbrug over de Rijn.

Helemaal in het zuiden bij Balzers ligt in het zicht van Kasteel Gutenberg de enige grensovergang met Zwitserland over land.
      Hier staat ook nog een oude 18e eeuwse grenssteen.


Stempel

 Nergens aan de grens, of het nu met Zwitserland of met Oostenrijk is, krijg je een stempel, maar als je toch wilt kunnen aantonen dat je in Liechtenstein bent geweest, kan je met je paspoort naar het toeristenbureau in Vaduz.
      Daar zet iemand dan voor vijf Zwitserse Franc een tweekleurig stempel in je paspoort.

      Dat is ook niet echt courant: een land waar je moet betalen voor een entreestempeltje in je paspoort dat je alleen kan krijgen als je al goed en wel het land binnen bent.

 

 

 

 

Mementopark Budapest

1. Ingeblikte Communistische lucht

  


Geen gebakken lucht;geen tomatenpuree

Er zit GEEN tomatenpuree in deze blikjes. Ze zijn leeg.
      Hoewel! Er zit lucht in. Communistische lucht. De laatste.
Deze slim bedachte souvenirs zijn te koop in het Memento Park in Budapest. Een museum dat herinnert aan de communistische tijd.
      Er staan 42 standbeelden. Van Lenin, Marx, Engels, Dimitrov en Béla Kun bijvoorbeeld. Maar ook van arbeiders en soldaten.
En natuurlijk zijn er tal van herinneringen aan de Hongaarse opstand van 1956.

  


Buda-Zuid

Het museum ligt aan de rand van de stad op de westoever van de Donau in Buda Zuid.
      Eenvoudig met de bus te bereiken vanaf het busstation in het centrum.
Een half uurtje.

      


Stalin's Grandstand

Een opvallend beeld is een replica van de zuil van het acht meter hoge Stalin-beeld (Stalin’s Grandstand) dat ooit stond aan Felvonulási Tér in het centrum van de stad.
      Hierboven een oude foto, want Stalin werd op 23 oktober 1956 van zijn sokkel getrokken door de opstandelingen.
In het museum zijn op de zuil de laarzen van Stalin geplaatst ‘to be a sarcastic reminder of the dictator’.
     
Met deze actie begon de opstand, die overigens in de maanden daarna op zeer bloedige wijze door de Sovjet Unie in de kiem werd gesmoord.

 
Witness Square

Direct achter de ingang ligt Witness Square ter herinnering aan de omwenteling die zich aan het eind van de vorige eeuw in Oost-Europa afspeelde.
      In dit concept van architect Ákos Eleöd wordt niet alleen aandacht besteed aan de Hongaarse opstand maar ook aan Praag 1968, Warschau 1981 en in 1989 Timisoara Roemenië, Sofia Bulgarije en het neerhalen van de Muur in Berlijn.

 

Voorjaar 2012/2016.. Vásárosbéc

2. Een dorp ontwaakt

 

 
Einde weg

Vásárosbéc is een klein dorpje in het zuidwesten van Hongarije. Zo’n 200 inwoners, waaronder veel zigeuners.
      En een klein contingent Nederlanders. De weg gaat hier niet verder.

 

Bushalte

 

 ‘s Ochtends vroeg verzamelen mensen zich bij de bushalte om naar het werk te gaan in het dichtstbij gelegen stadje Szigetvár.
      Of nog 35 kilometer verder naar Pécs.
Andere mensen komen bij elkaar omdat ze van de overheid gedwongen worden om te werken voor hun uitkering van 160 Euro per maand.
     
Tachtig procent van de mensen heeft geen werk


De beesten

 

 Je hoort om zeven uur in de ochtend genoeg geluiden.
      Veel mensen hebben kippen, parelhoentjes of andere gevleugelde dieren. Voor de eieren en het vlees.
Er worden varkens gehouden en er zijn honden.

 

Veel honden

 

Tegenstellingen

 De tegenstellingen zijn groot. Sommige huizen zijn in zekere staat van ontbinding.
     
Met rommelige erven
Andere huizen staan er beter bij.

 

 Café

  Het café is al open.
      Er wordt gebiljart en gedronken.

Mannen geven hier een vrouw geen hand. Ik heb daar nog nooit iemand over horen klagen.

             

 Als je even een praatje met iemand maakt word je gevraagd om op je nuchtere maag een Palenka te drinken (ca. 40% alcohol).

 

Palenka

          

 
1955

 

 ‘Hier bleef het altijd 1925’, schrijft Geert Mak in zijn monumentale werk In Europa.
     
Zelf ben ik er nu de laatste twintig jaar zes keer geweest
Misschien is het er inmiddels 1955, maar ook na de aansluiting bij de Europese Unie in mei 2004 is hier niet zo gek veel veranderd.


Watervoorziening



Neem de watervoorziening.

      Lang niet iedereen heeft water. Men haalt het dan uit een put.
En als men water uit de kraan heeft, blijkt dat zo ernstig gechloreerd dat het niet te drinken is.
      Daarom komt iedere week DE WATERMAN langs. Mensen die het betalen kunnen zetten hun lege flessen aan de kant van de weg. De waterman zet er dan weer volle flessen voor in de plaats.



Mineraalwater met bubbeltjes. Flessen van 1.35 liter. Dat kost 55 Hongaarse Forint per fles, ongeveer 18 Eurocent.

 

 

 

3. Een krankzinnig monument

 Stel nu eens dat je land aangevallen en veroverd wordt door een overweldigende meerderheid rovende en moordende militairen.
      Dat je eigen landgenoten worden aangevuurd door een nationalistische bevelhebber, die ten koste van alles en iedereen probeert stand te houden tegen deze meerderheid.
      Dat de bevelhebber ervoor zorgt dat hijzelf en al zijn manschappen worden afgeslacht.

Zou dat reden zijn om een monument op te richten?
     
Een monument van vriendschap tussen beide partijen?
Een monument waar op begeleidende teksten wordt gesproken over een heroïsche strijd en waarin de leider van de bezetters een groot staatsman wordt genoemd?

      Nee, natuurlijk niet!

 

 Monument voor ''heroische strijd''

 

 Kijk eens naar deze foto.
      Het is wel degelijk gebeurd.
Het monument staat vlakbij Szigetvár in het zuidwesten van Hongarije.

 

Szigetvár

 

 We gaan terug naar 1566.
      Suleyman I, leider van het Ottomaanse rijk trekt naar het westen en raakt bij Szigetvár slaags met een Hongaars regiment onder leiding van kapitein Miklós Zrínyi.
      Suleyman beschikt volgens gegevens op het monument over een leger van 60.000 man. Zrínyi heeft maar 2500 man.      
De Hongaren houden 33 dagen lang stand. Tot ze allemaal gesneuveld zijn.
      Maar ook Suleyman overleeft de slag niet. Hij sterft een natuurlijke dood en wordt in de buurt begraven.

 
Suleyman

                         

 
Zrínyi

 

                        


Vijfhonderd jaar na de geboortedag van Suleyman I in 1994 wordt op initiatief van de Turken het Park van Hongaars-Turkse vriendschap geopend door Süleyman Demirel, president van Turkije en Gábor Fodor, Hongaars minister van Cultuur.
      Eerst wordt een standbeeld opgericht voor Suleyman I, maar drie jaar latere stelt Turkije ook geld beschikbaar om een beeld van Zrínyi op te richten. Nu staan ze gebroederlijk naast elkaar ter herinnering aan de “Heroic Battle”.

       Suleyman is vervaardigd in duur metaal, maar Zrínyi is gemaakt van kunststof. 

 Het is overigens nooit druk in dit Vriendschapspark.
       
De Hongeren moeten er niets van hebben.

Gelijk hebben ze.

 

 

 

Vajszló 

4. Rust & Berusting

 

Dit is Vajszló , een dorpje van 2.000 inwoners in het uiterste zuiden van Hongarije.
     

          


Het ligt vlak bij de grens met Kroatië (Horvatorszag).

 

 

 

 

 

 

Voorjaar 2017

5. Een veel gefotografeerd denker

Eén van de meest gefotografeerde beelden te Pécs in Zuid-Hongarije is dat van Weöres Sándor (1913-1989). Het staat in de Király Utca, de drukste straat van de stad. Het trekt aandacht. Hier zit een geleerd man. Een denker.
      Veel mensen maken selfies en gaan dan in zo’n zelfde houding staan of zitten.

   

Wie was Weöres Sándor? Of zoals wij zouden zeggen Sándor Weöres, want Hongaren zetten de voornaam achter.
      Op het drukke terras tegenover het standbeeld weet men eigenlijk niet precies wie de man is.
Uitkomst biedt wellicht ’t boek op het tafeltje.   

   

Het is niet meer zo goed leesbaar. Maar ik herken de naam en de jaartallen. Die gaan steeds over zijn activiteiten in Pécs. Hij studeerde daar aan de Universiteit (de oudste van Hongarije).
      Eerst Rechten, daarna Geografie en Geschiedenis. Later behaalde hij een doctoraat in Filosofie en Esthetiek.
Hij was schrijver, dichter, componist, vertaler en wereldreiziger.

Op de dag dat ik er ben vieren studenten en hoogleraren feest omdat de universiteit 650 jaar bestaat.
      Hier trekken ze langs het beeld (uiterst links).

   

Weöres werd geboren in het plaatsje Szombathely in het noordwesten van het land.
      En verdomd: daar is ook zo’n soort beeld. We zien de denker op een bankje, terwijl hij zijn poesje streelt.

  

 

 

Voorjaar 2017. Pécs

6. Een stad met allure

   

Pécs is een mooie oude stad in het zuiden van Hongarije. Zo’n 150.000 inwoners. Een stad met een groot en divers cultureel aanbod. In de laatste 15 jaar ben ik er vijf keer geweest en ik kan u verzekeren dat de stad in die tijd enorm opgeknapt is.
      Een stad met zeer afwisselende architectuur, met kerken en (voormalige) moskeeën, theaters, overheidsgebouwen, drukke winkelstraten, terrasjes, cafés, restaurants en een groot modern overdekt winkelcentrum.


Szechenyi plein (2017)

   

De stad heeft nog Turkse invloeden. Op de achtergrond de Moskee, die onmiddellijk nadat de Turken vertrokken waren, werd ingericht als christelijke kerk. Het standbeeld herinnert ook aan die tijd.
      Op het paard zit generaal Janos Hunyadi die tegen de Turken vocht in de vijftiende eeuw. Het standbeeld werd in 1956 opgericht 500 jaar na de dood van de generaal.


Szechenyi plein (2009)

               

Een stad met allure dus. Mede door de grote plaatselijke universiteit, die veel internationale contacten onderhoudt en uitwisselingsprogramma’s uitvoert. Het jonge internationaal getinte studentengezelschap geeft de stad allure en staat in groot contrast met het Zuid-Hongaarse platteland, waar de mannen in de dorpjes traditiegetrouw de vrouwen nog steeds geen hand geven.
      Waar nog behoorlijk veel armoe wordt geleden, zigeuners worden gediscrimineerd en werkloze mensen te werk worden gesteld om hun sobere uitkering van een paar honderd Euro per maand uitgekeerd te kunnen krijgen. En een zeer grote meerderheid van die bevolking moet niets van vluchtelingen hebben en steunt het regeringsbeleid om aan de grens in het oosten en zuidoosten hekken te plaatsen.


Stadstheater

   

De verbeteringen kwamen er echter vooral dankzij steun van de Europese Unie. Je ziet dat op veel meer plaatsen in het land. Veel wegen bijvoorbeeld zijn de laatste 15 jaar sterk verbeterd.
      Toch wordt er in Hongarije veel gekankerd op die E.U. Ook al omdat de regering Orbán zacht uitgedrukt bepaald niet Europa-vriendelijk is.  
Mensen wijzen dan vooral op de dingen die verkeerd gaan. In het hele land is een glasvezel kabelnetwerk tot stand gekomen, dat niet werkt. En alweer een paar jaar geleden werd het vliegveld bij Pécs totaal gerenoveerd. Het werd geopend maar is nog steeds niet operationeel.

Vliegveld (2012)


In 2010 was het de culturele hoofdstad van Europa. Dat werd geen succes. Mede omdat een aantal verbouwingen niet op tijd werd afgerond


Provinciehuis (2009)

            


Provinciehuis (2017)
    

 

Stadsfontein

   


Staatstabakwinkel

   


 
Voorjaar 2017

7. Universiteit van Pécs 650 jaar

   

De Universiteit van Pécs is de oudste van Hongarije. Dit jaar wordt het 650-jarig bestaan gevierd.
      Ach! U wist dat niet.
Ik natuurlijk ook niet, maar ik was vorige week in Pécs en belandde midden in deze feestvierende massa.

   

De universiteit werd in 1367 opgericht. Behoorlijk oud dus.
      Veel ouder bijvoorbeeld dan de oudste Universiteit van Nederland (Leiden 1575) of de Universiteit van Amsterdam (1632).
Maar jonger dan Oxford (1167) of Bologna (1088).

   

De Universiteit van Pécs begon klein, maar heeft zich vooral sinds 2000 sterkt ontwikkeld. Zij beschikt over tien Faculteiten, waaronder Rechten, Medicijnen, Geesteswetenschappen, Techniek en Beeldende Kunsten.
      Er zijn veel internationale contacten en uitwisselingsprojecten met universiteiten over de hele wereld.
Er wordt in drie talen lesgegeven: Hongaars, Duits en Engels.
      Gevolg: een internationaal getint studentengezelschap, dat zich hier hossend en zingend door de drukste straat van Pécs, de Király Utca, begeeft
   


Drone

   

Alles werd vastgelegd door een drone.

 

Voorjaar 2007.. Harkány

8. Ganzenlever met appel

In veel restaurants in Hongarije staat het op het menu: ganzenlever. Meestal gebakken; gekookt, soms geroosterd. Misschien wordt het ook wel gerookt, gesmoord of gestoomd, maar dat ben ik daar nog nooit tegen gekomen. Laatst was ik er weer een weekje en ik moet het eerlijk bekennen:  twee keer ganzenlever gegeten. Mijn god: WAT IS DAT TOCH LEKKER!  En: Voor ons is het nog te betalen, hoewel de prijzen in Boedapest inmiddels voor Hongaarse begrippen erg hoog liggen.

      Na Frankrijk is Hongarije de tweede producent ter wereld. Dat is al tweehonderd jaar zo. Het begon in het zuidoosten van het land, maar nu zijn er overal in het land kwekerijen en mesterijen. Zo’n 30.000 boeren zijn ervan afhankelijk. Ze produceren per jaar ongeveer 1800 ton. Het grootste deel wordt naar Frankrijk geëxporteerd, waar het verwerkt wordt tot paté de foie gras. FRANSE paté de foie gras is het dan geworden. In restaurants in Frankrijk een voorgerechtje van toch al gauw 40 tot 50 Euro.
      De boeren in Hongarije beweren dat ze de ganzen diervriendelijker vetmensen dan in Frankrijk. Maar dat is een beetje onzin.
Speciaal opgeleide ganzenfokkers voeden de beesten zo’n tien weken. Dan gaan ze naar een mesterij waar ze met zes in een hokje worden gezet.  Ze krijgen dan twee weken lang zo’n vijf keer per dag een slang in hun keel geduwd,met ongeveer een kilo maisbrij. De lever komt enorm aan en weegt tenslotte zo’n zes tot negen ons.

Harkány

           

Maar ja.
      Op het terras van herberg Katalin in Harkány in het uiterste zuiden van het land, zet je dat van je af. De omgeving is prachtig, de zon schijnt en er heerst de rust van de Middeleeuwen.

  

 
Je bestelt de specialiteit van de pronte bazin, die nog een beetje Duits spreekt ook. Een schijf in ganzenreuzel gebakken lever van ongeveer anderhalve ons, daarover een plak meegebakken appel, weer een schijf ganzenlever en nog een plak appel. Een salade met veel paprika, gebakken uitjes en om het calorierijke maal nog aan te vullen gebakken spekjes. Daarbij komen koude aardappelen.

      Als je dit bestelt krijg je van mevrouw van tevoren gratis twee glaasjes palenka en na afloop gratis koffie en cognac.

In het prachtige klassiek ingerichte restaurant van treinstation Oost in Boedapest -Keleti Palyaudvar- gaat het er heel anders aan toe. De prijs is vijf keer zo hoog, de hoeveelheid gehalveerd. Maar het is voortreffelijk klaargemaakt.
      Een schijf geroosterde ganzenlever met een zachte witte wijnsaus van Hongaarse Tokaj. Eveneens geroosterde paprika’s gedrenkt in olijfolie, sappige tomaten, schijfjes aardappel, lichtzoete uien, een paar draadjes saffraan en een op wier gelijkende groente, die ik niet kan thuisbrengen.

      Een soort Wakker Dier is er volgens mijn informatie in Hongarije niet. Een politieke dierenpartij gelukkig ook niet. 


Voorjaar 2017

9. Eendenlever met paprikapoeder

De herberg bevindt zich nog steeds in het plaatsje Harkány in het zuiden van Hongarije. Dicht bij de grens met Kroatië.
      Eigenaresse Katalin noemt zichzelf voor buitenlandse gasten Katharina, want zij heeft jarenlang in Duitsland gewoond en gewerkt.
Daarom noemt zij haar vendéglö ook een gasthaus.

   

Waar we vandaan komen en of we een goede reis achter de rug hebben. Of we iets van het huis willen drinken. En ja hoor ze herinnert zich heel goed dat we hier zo'n tien jaar geleden al eens geweest zijn. En dat we toen ganzenlever hebben gegeten.
      Jammer, zegt ze, op dit moment is dat er niet. Maar er is hoop, want ze heeft wel eendenlever.  
Dat kan ze op grootmoeders wijze klaar maken. Gebakken met veel uien en zelfgemaakt paprikapoeder.

   

Er zijn theorieën dat de ganzen- en eendenlever in Hongarije diervriendelijker wordt geproduceerd dan in Frankrijk. Maar dat is waarschijnlijk onzin.
      De beesten worden volgens diverse bronnen gedwangvoederd.
De levers worden dan groter en zo krijg je foie gras (vette lever).


   

We gaan hierover niet in discussie met Katharina.
      Ze is vriendelijk en gastvrij, het weer is goed, de lever is voortreffelijk, we zijn in plezierig gesprek met dierbare vrienden en op het terras is eventueel dierenleed opportunistisch ver weg.    


Harkány

   

 

 

10. Bloembakken van de EU

      In 1977 kwam ik voor ‘r eerst in Hongarije. Daarna ben ik er nog negen keer geweest. In die tijd heb ik het land zien veranderen van een armoedige Oostblokstaat tot een land in bloeiende ontwikkeling. Vooral na de aansluiting bij de Europese Unie in 2004 kwamen veel verbeteringen tot stand.

      Het wegennet werd in het hele land drastisch uitgebreid en verbeterd. Steden werden gerenoveerd, de landbouw ging door subsidies hard vooruit, de industrie werd gemoderniseerd, waardoor de exportpositie veel steviger werd. Het onderwijs werd op een moderner leest geschoeid; de universiteiten knoopten internationale banden aan.

      Maar… op het platteland heerst anno 2020 nog steeds armoede. De werkloosheid is hoog; de uitkeringen laag. Bovendien worden mensen gedwongen om voor die uitkeringen veelal eenvoudig werk te verrichten. Op papier zijn er geen daklozen meer, maar ook dat is onzin. In Budapest en andere grote steden zijn ze verborgen.

      Het land ontving in 2018 maar liefst 6.298 miljard Euro aan subsidies. 82% van de industriële productie gaat naar andere E.U.landen en 75% van de import komt uit die landen. Orbán is populair omdat het relatief goed gaat. Dat is een wereldwijde tendens tegenwoordig. Ik weet bijna zekere dat Trump herkozen zou zijn als er geen Corona-pandemie was geweest.

      Beide premiers gaat dit niet allemaal op het spel zetten. Ze hebben die subsidies nodig om in het zadel te blijven. Ze spelen het hoog en doen aan -om er maar een nieuw woord in te gooien- subsidiepoker. Maar ze zullen niet tot het uiterste gaan.


Europageld

En dan even over al dat Europageld. Soms is er teveel en weet men van gekkigheid niet wat er mee moet gebeuren.
        Neem het dorpje Vásárosbéc in het zuiden. Niet meer dan 200 inwoners.
Eén straat,

   

Er zijn bordjes geplaatst. Niet echt nodig in zo'n kleine gemeenschap.
      Iedereen weet wel waar van boven naar onder De Kossuth-straat is, het Gemeentehuis, de Sociale Dienst en het Gezondheidscentrum.

Er kwamen met geld van Europa bankjes, waar ze geen raad mee weten. Er zit nooit iemand op.

Er kwamen bloembakken en er werden coniferen geplant.Maar die worden niet onderhouden.
        Daarom zijn ze dor en bruin geworden.
Het prijskaartje hangt er nog in: 2200 Forint. Dat is ruim acht Euro

 

 

Voorjaar 2012. Kaposvár

11. Lommerrijk & aangenaam

 
Autovrij

Kaposvár is een aantrekkelijke stad in het zuidwesten van Hongarije.
      Brede lommerrijke straten en pleinen, een autovrij centrum, markante gebouwen -modern, en barok-, restaurants, terrassen en ‘grappige’ beeldhouwwerkjes.
      In 2000 kreeg de stad een universiteit en daarna is het centrum gerenoveerd en opmerkelijk veranderd.
Flaneren is hier een soort cultureel erfgoed.


Town Hall

 De Town Hall is prominent aanwezig.

                 

Flaneren, winkelen & drinken

 

 Het flaneren & winkelen gaat de hele dag door.
      Soms gaan de mensen op een terrasje zitten.
Daar worden overigens geen maaltijden geserveerd. Dat moet binnen genuttigd worden.

 

Kossuth Plein

 

Barok

 
Imre Nagy

Kaposvár is de geboorteplaats van Imre Nagy, premier tijdens de Hongaarse opstand van 1956.
      Hij werd in 1958 terechtgesteld, maar werd in 1989 volledig gerehabiliteerd.
Hij werd op grootse wijze herbegraven.
      In Kaposvár staat dit beeld van hem.
 
                         


En dan is er nog een aantal ‘’tongue in cheek’’ beeldhouwwerken.

Saluerende vrouw met hoed

 

Rund met stok en vogel

 

 

Mannen met stok en hond

 

 

 

Voorjaar 2016. Szigetvar

12. Oud en Nieuw Europa

 

 Szigetvar is een stadje van zo’n 11.000 inwoners in het zuidwesten van Hongarije.
     
Het heeft een regionale functie, zodat het een relatief groot winkelbestand heeft en een aantal andere voorzieningen.
Het is geen toeristische stad.
      Oost-Europa is hier nog dichtbij (Hongaarse photosophieën 83), maar invloeden van het nieuwe Europa zijn onmiskenbaar aan het oprukken.

Oude kleurloze gebouwen en weinig opvallende straten met elektriciteitsmasten, huizen met schotels, rommelmarktjes en levensmiddelenloodsen worden afgewisseld met mooie gebouwen, moderne winkels en vrolijk gekleurde pleintjes met terrassen
      Eigenlijk is het wel leuk in Szigetvar.
Een foto-impressie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Kotsmisselijk word ik ervan

Ik ben vier keer in Israël en Palestina geweest. Voor ‘t eerst in de zomer van 1979. Vlak voor de Camp David-akkoorden.
      Twee maal in 1988 tijdens de eerste Intifadah en in 1994 nog ruim voor de tweede Intifadah.  Na de Oslo-akkoorden.
Ik was iedere keer in Israël, de Westbank en in Gaza. Twee keer op de Golan en één keer in de Sinaï, toen die nog bezet was.

      Na 1994 had ik er geen zin meer in. Dat was een emotionele en in zekere zin ook journalistieke afweging. Ik zag het allemaal steeds erger worden. Raakte betrokken. Ik kende Palestijnen, die het steeds moeilijker kregen. Mensen, die gevangen hadden gezeten en verhalen vertelden over martelingen en vernederingen, over huizen die opgeblazen waren, over mensen, die verbannen waren. Over kinderen die bij bombardementen gedood werden.
       Ik zag in 1979 de verdeeldheid in Israël. Er was een grote aanhang voor de Vrede-Nu beweging, die een eind wilde maken aan de onderdrukking en de apartheid, die gelijke kansen wilde voor Iraëliërs en Palestijnen, die een voorstander was van een autonome Palestijnse staat.

      Ik ben toen bij een demonstratieve bijeenkomst geweest waar zo’n 60.000 vredelievende mensen bij elkaar waren.
Amos Oz was één van de sprekers. Er was muziek en theater. Veel mensen hadden hun kinderen meegenomen.
Het komt wel goed, dacht ik toen. Ik was 34 jaar en kennelijk nog behoorlijk naïef.

     Het werd alleen maar erger. Het aantal nederzettingen op bezet gebied nam toe. Anno 2023  leven er ruim 600.000 Israeliërs in zo’n 100 nederzettingen. Inclusief Oost-Jeruzalem. Van de Vrede-Nu beweging is vrijwel niets meer over. Het land heeft momenteel een extreem rechtse regering, waartegen vrijwel dagelijks wordt betoogd.

            Er werd een muur gebouwd op de Westbank. Gaza veranderde in een openlucht gevangenis. De onderdrukking ging door en werd steeds erger. Palestijnen zijn tweederangs burgers.
      Maar als je van apartheid spreekt, lever je kritiek op Israël. En als je kritiek hebt op Israël dan ben je anti-Israël. En -dat is al zo sinds mijn ervaringen vanaf 1979- als je gekwalificeerd wordt als anti-Israël, ben je antizionist en in het verlengde daarvan antisemiet. Kotsmisselijk word ik ervan.
     Vorige zomer concludeerde de Israëlische advocaat Michael Stein voor de mensenrechtenorganisatie Yesh Din, dat er apartheid heerst op de Westbank en de mensenrechtenorganisatie B'Tselem ging nog verder door Israël een apartheidsstaat te noemen. 

     De komende weken zal ik een aantal verhalen plaatsen over mijn ervaringen daar. De meeste stukken zijn al eerder geplaatst. Ze staan her en der verspreid op mijn blog. Maar nu volgen ze in een soort logische niet-chronologische serie.

 

 

Zomer 1988

2. Allenby bridge: Intimidatie & vernedering

(En: Hoe neem je cash 38.172,43 US$ over die lastige grens mee?)


Het is juni 1988. De eerste Intifadah op de bezette Palestijnse gebieden Westbank en Gaza is een half jaar bezig.
      Bij de wachtpost voor de Allenby Bridge, de enige grensovergang tussen de Westoever en Jordanië is het waanzinnig druk.
Er staat aan de kant van de Westbank een rij van zeker een kilometer voor de poort, waar de Palestijnen doorheen moeten.
      Het was hier altijd gedoe met veel intimidatie en vernedering. Maar die Intifadah heeft het allemaal versterkt.
Later die dag zal de poort rücksichtslos gesloten worden.
      ‘Morgen terugkomen’, is het motto.
En dat voor mensen die vele uren lang in de bloedhitte hebben staan wachten.

 

 
Bezoek uit Amman

Radja Sj’hade schreef er al over in zijn boek De derde weg als hij bezoek krijgt van een neef uit Amman, de hoofdstad van Jordanië.
      Nog voordat de Intifadah was uitgebroken
‘De eerste twee dagen deed hij niets anders dan mij uitschelden en de schuld geven wat hem overkomen was toen hij vanuit Jordanië de Allenby Bridge overstak. Het gegil van kinderen die uitgekleed en gefouilleerd werden; een lijk dat, op weg naar het graf op de Westelijke Jordaanoever uit de kist gehaald werd om onderzocht te worden; de stank van de voeten van reizigers die al uren zaten te wachten tot hun schoenen van de röntgencontrole terug zouden komen; het hartverscheurende gejank van een moeder wier veertienjarige zoon voor verhoor was meegenomen en nog niet terug was ’.


Ik ben dus op alles voorbereid als ik met een taxi naar de controlepost word gebracht. Maar buitenlanders hebben een eigen doorgang.
      Een ‘gewone’ Israëlische controle wordt het voor mij.
En dat betekent dat je zorgvuldig en uitgebreid gefouilleerd wordt; dat alle spullen uit de tassen worden gehaald en dat je veel vragen moet beantwoorden.
      Waarom je naar Jordanië gaat, wat je er gaat doen, wie je gaat bezoeken en wanneer je weer terugkomt.
Binnen een uur ben ik er doorheen en neem plaats in een busje dat de brug zal oversteken.

Door al die activiteiten -het busje wordt in die paar kilometer nog twee keer tegengehouden voor allerlei controles- denk je dat de Allenby Bridge een grote brug is over een machtige rivier. Maar niets is minder waar.
      Een smal bruggetje is het over een rivier die ter plekke niet meer dan tien meter breed is. 
De controle daarna door de douane van de Jordaniërs stelt niets voor.

 

 
Machtiging

In mijn zak heb ik een machtiging van advocaat V., een vooraanstaand Palestijn die in Ramallah woont.
      Hij is op de achtergrond actief voor de PLO van Yasser Arafat, die in 1988 nog almachtig was.
Het hoofdkantoor is dan al verhuisd van
Beiroet in Libanon naar Tunis, waar de Israëlische geheime dienst in april PLO-leider Abu Jihad vermoordde.

Advocaat V. heeft tien jaar geleden in Amman gewerkt en daar geld verdiend dat op een plaatselijke bank staat.
      Hij weet niet hoeveel het is, maar vermoedt dat het enkele duizenden Amerikaanse dollars zijn.
Zelf kan hij het niet ophalen. Hij kan het land wel uit, maar weet zeker dat hij er dan niet meer inkomt.
     
Als ik een paar dagen in Amman ben, stap ik naar de bewuste bank. Dan word ik uitgenodigd om bij de directeur te komen.
Hij wil de machtiging nog eens zien, vraagt om mijn paspoort en naar mijn relatie met advocaat V.

      ‘Het is veel geld‘’, zegt hij. ‘Heel veel’.

En dan komt het: 38.172,43 US$.

Tja. Wat te doen?
       Ik moet weer terug naar Ramallah over die Allenby Bridge.

Bellen met V. gaat niet, want er is geen telefoonverkeer tussen de Westbank en Jordanië .
      Op mijn eigen rekening laten storten en dan overmaken gaat volgens de directeur niet.
Ik moet het geld contant opnemen. En dan maar zien hoe ik dat de grens overkrijg.
      En op de één of andere manier aantonen dat dit niet bestemd is voor de strijd van de PLO.

David Grossman , een Israëlische schrijver die in zijn prachtige boek uit 1987 ‘Over de grens’ de bewoners van de Westelijke Jordaanoever uitvoerig portretteert schreef ook over de Allenby Bridge.

‘De soldaat haalt je koffer op de toonbank leeg, raakt elk artikel aan, neemt alles waar tekst op staat in beslag, verbiedt het invoeren van elektrische apparaten, houten voorwerpen en cosmetica, kortom: elk artikel waar explosieven in verborgen zouden kunnen worden, omdat het al eerder gebruikt is om detonators in te smokkelen. Daarom hoor je hier en daar ook vaak het bittere gehuil van kleine kinderen. Na de bagagecontrole worden je schoenen voor röntgencontrole meegenomen en word je zelf naar een kleine cel verwezen, waar je gefouilleerd wordt. Vrouwen en kinderen worden door vrouwelijke soldaten gefouilleerd. Baby’s worden tot en met hun papieren luiers uitgekleed’’.

 
Een verlossende fax

Ik ben in Israël, Palestina en Jordanië om voor de VPRO een paar radioprogramma’s te maken en besluit om te bellen met Roelof Kiers, die toen de leiding had bij de VPRO-televisie.
      Als ik hem de situatie heb uitgelegd, gaat hij volmondig akkoord met het voorstel om mij een uitvoerige fax te sturen (1988!), waarin hij verklaart dat ik ondermeer op de Westbank ben om een productiebezoek te brengen voor een T.V.documentaire.
      Maar omdat de situatie bijzonder explosief is, verklaart hij dat ik cash geld bij me heb om -in noodgevallen- een plaatselijk T.V.-team in te huren om opnames te maken.

Als ik behoorlijk gespannen uiteindelijk weer bij de Israëlische grenspost kom, vindt men natuurlijk snel dat enorme bedrag.
      Maar de fax maakt indruk. Waar die film precies over gaat en waar gefilmd wordt en ''laat uw spullen nergens onbeheerd achter''.
Dat soort dingen.
     
‘Veel succes meneer’, krijg ik ook nog te horen.

 

3. ‘’Komt u maar even langs’’

In 1988 deed ik diverse pogingen om een visum voor Jordanië te verkrijgen. Dat was over het algemeen een formaliteit. Maar dat was het in mijn geval niet, omdat ik via Israël en de Westbank naar dat land wilde. Dat was verdacht.
      Ik moest uitvoerig uitleggen waarom ik dat wilde.

Het leek allemaal bijzonder moeilijk te worden tot de consul-generaal Mahmoud Rabbani persoonlijk belde. Hij was een Palestijn, die in Haifa was geboren, toen dat nog tot Brits mandaatgebied behoorde.
       Hij had informaties ingewonnen en bleek te weten dat ik al eerder programma’s had gemaakt over de positie van de Palestijnen. Na een vrij kort gesprek zei hij: ‘’Komt u maar even langs. En neem uw paspoort mee''.
       Twee dagen later ging ik naar het consulaat, waar ik uitermate vriendelijk werd ontvangen. Na een  kopje  thee en een heel zoet bakseltje stempelde meneer Rabbani persoonlijk dit visum in mijn paspoort.                                         

 

Ongeldig

Kijk even naar de tekst links

          

Daar staat dat het visum ongeldig is als er in het paspoort een verwijzing naar Israël staat. Dat zou dus problemen kunnen opleveren, maar uit eerdere bezoeken wist ik dat Israël geen stempels zet in paspoorten. Juist vanwege dit soort regels.
 
De boodschap is enigszins te vergelijken met de niet-Joodverklaring, die een aantal Arabische landen in de jaren zeventig en tachtig vooral van zakenmensen verlangde.

      Mahmoud Rabbani was overigens in die jaren een man die nogal vaak in het nieuws was. In 1973 tijdens de oliecrisis was hij honorair consul van Koeweit. Het satirische programma Farce Majeure  had toen voor de televisie het lied Kiele Kiele Koeweit laten horen.  Daar waren ze in de oliestaat niet zo blij mee. 
      Rabbanai moest dat overbrengen, maar het liep allemaal goed af toen de medewerkers van Farce Majeure hem persoonlijk het eerste exemplaar van de single overhandigden.

     Luister HIER naar Kiele Kiele Koeweit

 

4. Een cadeautje voor de koning

Het was 25 mei 1988. Onfhankelijksdag in Jordanië. Dat werd groots gevierd.  
     
Ik was toen in de hoofdstad Amman en logeerde bij een Palestijnse juwelier, meneer Y. 

      Koning Hoessein was nog aan het bewind en zou die dag tal van gasten ontvangen. Meneer Y ging vroeg op pad met in zijn tas een collier van zo’n 10.000 US$. Een cadeautje dat de koning op zijn beurt weer kon schenken aan zijn vierde echtgenote Lisa Halaby, een mooie Amerikaanse mevrouw, die de bijnaam koningin Noor had.

Nodig voor de humus:

Weken & koken  

De kikkererwten een nacht laten weken in een ruime hoeveelheid water. Natriumbicarbonaat (zuiveringszout) erbij, want daar worden ze zachter van.
      De volgende dag de kikkererwten afspoelen in koud water en in ruim water twee uur zacht laten koken. De erwten afgieten, maar het kookwater bewaren. Goed laten afkoelen.
      Om een optimaal resultaat te bereiken moeten de bonen worden 'uitgeknepen'.  Velletjes weggooien. 
Dit is niet moeilijk, maar het kost wel even tijd.
(Als u kleine kinderen hebt , kunnen ze leuk meehelpen. Vooral als u zegt dat de kale erwtjes op kikkerbilletjes lijken)
     
Intussen maakt u de sesampasta. 

      De zaadjes in een hete koekenpan laten dansen.
Dan gaan ze in een vijzel en wordt een smeuïge pasta gemaakt door er sesamolie bij te doen. Goed en langdurig stampen. (Als het allemal te veel werk is, kunt u ook een keukenmachine gebruiken)
      
De pasta gaat door het kikkererwtenmengsel. Citroensap, komijn, karwij en knoflook erdoor heen roeren. Een beetje kookwater erbij. In een blender tot een mooie puree malen. Eventueel nog iets meer water erbij.

De humus is lekker bij lamsvlees en bij worstjes. Gewoon op brood kan ook.
      Bij de humus op de foto heb ik er een paar zongedroogde tomaatjes, olijven en peterselie bij gedaan. Geroosterde pijnboompitten doen het ook goed.

Koning op kistje

 Maart 1994

5. Het inferno boven de grot

Op de Palestijnse Westbank heerst permanente onrust. Ik ben er in het verleden vier keer geweest en altijd was er die onrust.
      Kijk eens naar deze foto, die ik in maart 1994 maakte in het centrum van Hebron.

  


Machpéla

De man met het keppeltje heeft een geweer bij zich. Hij is op weg naar de Joodse Synagoge, die zich bevindt in de grot van Machpéla, ook wel de grot der Patriarchen.
      De twee Israëlische soldaten hebben hem doorgelaten. Ze waren niet zo blij, dat ik daar foto’s maakte.
  
   

 

Joodje & Palestijntje     

Op de achtergrond spelen kindertjes het spelletje dat ze overal op de Westbank spelen: Joodje & Palestijntje. Eén kind was de Jood (in zwart). Hij zit dat andere kind op de trap achterna (de Palestijn). Het derde kind (links naast het bord) was de verslaggever die het allemaal moest filmen.

In zekere zin was het nog een rustig tafereel. Hebron stond die dagen letterlijk en figuurlijk in brand.
       Op 25 februari had de Israëlische arts Baruch Goldstein een bloedbad aangericht in de Ibrahimi moskee, die zich ook in de grot bevindt. Hij schoot 29 biddende moslims dood en verwondde nog eens 150 anderen. Goldstein werd daarna ook gedood en er verspreidde zich grote onrust in de stad. Maar ook in Oost-Jeruzalem en in andere plaatsen op de Westoever.

 
Brandende autobanden

Stan van Houcke en ik gingen er heen voor de VPRO-Radio. Met een satelliettelefoon van honderd kilo om rechtstreekse uitzendingen te kunnen verzorgen. Wij belandden in hevige gevechten te Oost-Jeruzalem, maar wilden natuurlijk naar Hebron. Dat was niet simpel. Wij werden bij controles door het leger diverse malen tegengehouden en teruggestuurd.
     
Tot wij een taxichauffeur vonden, die niet alleen heel goed de weg wist, maar ook al beschikte (1994!) over een mobiele telefoon, waarmee hij in verbinding stond met collega’s. Zo kon hij patrouilles en controles vermijden en geraakten wij via allerlei landweggetjes in Hebron.
      In het centrum van die stad woonden zo’n 400 extreem orthodoxe Joden. Een aantal van hen had de daad van Goldstein bewierookt. Met name tegen hen richtte de Palestijnse volkswoede zich. Er werd geschoten, met stenen gegooid en overal werden barriėres opgeworpen met autobanden die in brand waren gestoken. Het centrum van Hebron was verworden tot een waar inferno.

      

Zomer 1988

6. Een feestje in Ramallah

 

 
Houten drijver

Deze houten kamelendrijver kreeg ik spontaan van Saeb, een Palestijn in Ramallah op de Westbank.
      Dat gebeurde tijdens een uitbundig feest, dat was georganiseerd door advocaat V. Ik had voor hem een groot geldbedrag meegenomen uit Amman, de hoofdstad van Jordanië.
      Zelf kon hij dat niet opnemen.


 

 
Ach; toeristen

De houtsnijder verdiende zijn geld ondermeer door toeristen rond te leiden.
      Hij beschikte zelf over een paar kamelen en deed goede zaken.
Het grootste plezier had hij als westerse toeristen zich in Jeruzalem lieten fotograferen op een kameel , waarop hij een kleed had gelegd in de kleuren van de Palestijnse vlag.

 

                         

 

7. Lijden tijdens de intifadah

In juli 2010 werd het wereldkampioenschap voetbal gespeeld in Zuid-Afrika. Nederland bereikte de finale en moest spelen tegen Spanje.
       Dag in Dag uit van De Volkskrant besteedde daar aandacht aan onder de kop:  ‘Waar was jij?’

Lezers , die een wat bijzondere herinnering hebben aan een ‘Nederlandse’ voetbalfinale van 1974, 1978 of 1988 werd gevraagd om een beknopte bijdrage te leveren.
      Ik had ze in antwoord op die vraag het volgende stukje gemaild:

 
In Ramallah op de Westbank. De eerste intifadah.
      Een groep van ongeveer dertig hevig geëmotioneerde vrouwen is door het Israëlische leger hardhandig uit hun Centrum gezet. Ik praat met een vrouw, die harde klappen heeft opgelopen.
      In een hoek van het opvanghuis staat een zwart-wit tv.
Ik zie Ruud Gullit de eerste goal scoren, zie de blauwe plekken van de vrouw niet meer en blijf naar de t.v. kijken.

Het toestel wordt demonstratief uitgezet. Ik mis de fantastische goal van Marco van Basten.

(Ronald van den Boogaard, 43 jaar in 1988)

 

 

Ter heinnering
      Nederland verloor de finale in de verlenging met 1-0. Zeer matige wedstrijd,

 

8. Een politiek beladen label


(MADE IN THE ISRAELI OCCUPIED WESTBANK)

 

Dit zijden broekje heb ik in 1988 gekocht in Ramallah op de Palestijnse Westbank.

      Cadeautje (-tongue-in-cheek) - voor mijn echtgenote.

Het was tijdens de eerste Intifadah. Toen werd op diverse manieren actie gevoerd.

Er waren ondermeer stakingen.

      Hier en daar werden spullen op straat verkocht.

Daar vond ik het ‘niemendalletje’ met dit politiek beladen en door Israël verboden label.

MADE IN THE ISRAELI OCCUPIED WESTBANK

 

Het etiket is nog steeds actueel.

      In 2013 kondigde toenmalig P.v.d.A.-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans ferm aan dat producten die vervaardigd of geoogst worden op de bezette gebieden Westbank, Golan Hoogvlakte en Oost-Jeruzalem niet meer het label ‘MADE IN ISRAEL’ mochten hebben.
      ‘Want’’, zei Timmermans ‘dit klopt gewoon niet en is bovendien in strijd met het internationaal recht’.

Natuurlijk kwam er kritiek. Uit Israël en van Israël-lobbyisten. Van Israël-getrouwe politieke partijen als SGP, (toen) GPV en PVV, maar ook van coalitiepartner VVD.

      Natuurlijk zwichtte Timmermans -en zijn P.v.d.A.- weer. Hij zou zijn argumenten ‘te enthousiast’ hebben uitgedragen.

De maatregel werd niet uitgevoerd. De VVD wil de kwestie namelijk aan de markt overlaten.

 

Hartelijk dank VVD.

      Ik ben op 1 januari 1945 in Haarlem Nederland geboren. Dat was toen bezet door Duitsland.

Volgens de VVD mag ik -kwestie van vrije markt- dus zeggen dat ik in Duitsland geboren ben.

 

 

 

9. Armoede en verzetshaarden

In de zomer van 1979 reed ik een paar dagen zomaar wat rond op de Palestijnse Westbank. Van Jeruzalem via Bethlehem, Hebron, Jericho, Nablus, Jenin, Tulkarm en Ramallah terug naar Oost-Jeruzalem, waar ik logeerde in het American Colony Hotel..
      Ik had in Tel Aviv een auto gehuurd en reed dus rond met een geel Israëlisch nummerbord. Dat kon toen nog zonder dat er stenen naar de auto werden gegooid of -erger- dat de auto in brand werd gestoken als je hem onbeheerd geparkeerd had.

       De sfeer was redelijk ontspannen. In ieder geval veel minder gespannen dan tijdens de eerste Intifadah in 1987 en ‘88. Toen werd ik in een auto met een blauw Palestijns nummerbord op het traject Ramallah-Jeruzalem achttien! keer aangehouden.
       Verzetshaarden waren er al wel. Die waren vooral geconcentreerd op de Bir Zeit Universiteit.
Die was toen op last van de Israëlische overheid gesloten.

Armoede was overal op de Westoever aanwezig.
       Ik had een simpele zwart-wit camera bij me. Een impressie.

 

10. Emoties, dreigementen, lof en kritiek

 
Een stroom van publiciteit

Roel van Broekhoven en ik maakten in 1979 voor de VPRO-Radio een serie radioprogramma’s over de positie van de Palestijnen in het Midden-Oosten. Roel ging met correspondent Gerard Jacobs naar Libanon en ik bezocht Israëli’s en Palestijnen in Israël, op de Westbank en in Gaza. De programma's werden uitgezonden op 3, 10 en 17 oktober.
      Na de eerste uitzending, waarin ondermeer Palestijnen aan het woord kwamen die verklaringen aflegden over martelingen in Israëlische gevangenissen, kwam een stroom van publiciteit los.

Tijdens de tweede uitzending drongen drie mannen de radiovilla van de VPRO binnen.
      Twee mannen vernielden in de registratiekamer met een schaar de uitzendband; een derde man hield ’de wacht’ bij de telefooncentrale. Een man kwam de studio in met een hand in zijn binenzak alsof hij een wapen bij zich had. Later op de dag werd de verantwoordelijkheid opgeëist door de Joodse Defensie Liga ‘Nooit Meer’.
      De gebouwen van de VPRO moesten ontruimd worden vanwege bommeldingen.

Luister HIER naar het moment van de inval en de eerste reacties. Het begint op 1.32'48"

De publiciteitsstroom werd hierdoor nog veel meer versterkt. De telefoons stonden dagenlang roodgloeiend. In kranten en voor radio en T.V. verschenen commentaren en luisteraarsreacties. Discussies liepen hoog op.


Televisie-debat
    
De VPRO ontving een overweldigende hoeveelheid brieven.
     
Dat werd nog eens versterkt, nadat de VPRO-televisie besloot om zondags na de inval een rechtstreeks debat uit te zenden, waarbij de emoties hoog opliepen.


Scala aan meningen  

De dagen daarna ontving ik nog meer post. Instemmende brieven, opbeurend; kritisch, soms antisemitisch, beschuldigend, dreigend, uitnodigend, cynisch, genuanceerd, wild, anoniem, vol lof en waardering; Kortom een uiterst uiteenlopend scala aan meningen en ideeën.

 

Nederland & de wereld  

Ik heb de stellige indruk, dat de emoties in Nederland hoger oplopen dan bijvoorbeeld in andere Europese landen. Waarom dat zo is weet ik niet. Wel is het duidelijk, dat -getuige allerlei peilingen en onderzoeken- de sympathie in dit land voor Israël vergeleken met 1979 enorm is afgenomen.
      Toen reden ‘we’ nog rond met stickers: ‘Wij staan achter Israël’.

 

 

11. Karaktermoord op Anton Constandse

Gisteren beloofde ik u aandacht te besteden aan het VPRO-televisiedebat, dat plaatsvond nadat een radio-uitzending door leden van de Joodse Defensie Liga ruw werd onderbroken. .  Image

  Een aimabele, belezen man.     
Maar er deden meer mensen aan het debat mee. Bert Vuijsje van de Haagse Post en ik, omdat ik de samensteller was van het gewraakte programma.
      Aan Joodse zijde deden mee Hans Knoop, ‘geestelijk vader’ van de Joodse Defensie Liga ‘Nooit meer’, Ronnie Naftaniel van het Centrum voor Documentatie en Informatie Israël en rabbijn Soetendorp. Voorzitter was Joop van Tijn.

Constandse en ik werden natuurlijk uitgelokt. Andersom gebeurde dat ook.
  

Nazi-methodes    

De anders zo genuanceerde Anton raakte zeer geëmotioneerd en begon vergelijkingen te trekken met door Israëli's gehanteerde Nazi-methodes.
      Toen was natuurlijk de beer los. De gemoederen raakten verhit. Zeer emotionele discussies volgden. Op Constandse werd karaktermoord gepleegd. De boodschap van alles wat hij nog meer had gezegd viel in het niet.

      Later heb ik het daar met Anton Constandse nog menigmaal over gehad. Zijn emoties waren in ieder geval oprecht.

Hij werd al op 7 oktober 1940 met 109 andere intellectuelen en vrijdenkers gegijzeld door de Duitsers, een represaille voor de internering van Duitsers in Nederlands-Indië . Hij werd overgebracht naar concentratiekamp Buchenwald en later ondermeer naar concentratiekamp Vught. Hij kwam vrij in oktober 1944.

       Het televisiedebat kreeg in de publiciteit opnieuw veel aandacht. Ik heb twee recensies voor u geselecteerd.

De eerste is van Nico Scheepmaker in Vrij Nederland. Hij was zonder twijfel de beste televisie-recensent, die dit land gehad heeft. Daarnaast was hij columnist, auteur en sportcommentator.
      De tweede is van Arie Kuiper, destijds hoofdredacteur van weekblad De Tijd. Hij houdt een pleidooi voor de terugkeer van het rechtstreekse televisiedebat.

Vrij Nederland

 

De Tijd

 

 

12. Een gevoelige bijeenkomst

Ik vond deze persoonlijke uitnodiging om een soort Palestijns feestje mee te beleven. Dat was in 1989 georganiseerd door dr. Afif Safieh, vertegenwoordiger van de PLO (Palestine Liberation Organisation) in Den Haag. Er werden drie feiten gememoreerd:

-- De internationale dag van solidariteit met het Palestijnse volk

---De Palestijnse onafhankelijkheidsverklaring een jaar eerder

---De tweede verjaardag van de Palestijnse Intifada

Dat zijn ook heden ten dage nog steeds zeer beladen en gevoelige (politieke) onderwerpen. Op zo’n bijeenkomst verwacht je toch vooral sympathisanten. Maar kijk hieronder eens wie daar allemaal een spreekbeurt zouden houden.

Een pallet sprekers

Norbert Schmelzer bijvoorbeeld, KVP-minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet Biesheuvel (1971-1973). Toch geen man die je op zo’n bijeenkomst zou verwachten, hoewel er meer christen-politici zijn die na afloop van hun politieke carrière ineens Palestijnse sympathieën kregen. Denk aan Van Agt en Van den Broek. Maar Schmelzer is toch vooral bekend vanwege de nacht van Schmelzer in 1966, toen hij het kabinet Cals ten val bracht.
     
De aanwezigheid van Dick Mulder is minder verrassend, hoewel je toch ook niet zo snel een vertegenwoordiger van de Raad van Kerken zou verwachten. Maar Mulder had zich al eerder een onafhankelijk en scherp denker getoond, die ernstige kritiek had gekregen nadat hij was verschenen op een Palestijnendag van de Verenigde Naties.
     
Ook de aanwezigheid van Ron Batten valt op. Secretaris van de jongerenorganisatie van de VVD. Hij was tussen 1982 en 1986 persoonlijk medewerker in de Tweede Kamer, maar beleefde zelf geen politieke carrière.
     
Kijk verder eens naar die lijst. Wij hadden toen in Bobby Sanjay een vertegenwoordiger van het ANC (African National Congres) in ons land. Een organisatie, die door veel (politieke) groeperingen hier in 1989 nog als terroristisch werd beschouwd.
     
Afif Safieh was ook al ‘verdacht’. Hij regelde voor mij en Gerard Jacobs een interview met Yasser Arafat in Tunis.

 

 

Zomer 1988. PLO-kantoor Tunis

1. Wachten op Yasser Arafat

INTIFADAH 

De eerste Intifadah in Gaza en op de Westbank was toen op een hoogtepunt. Israël had verordonneerd dat het hoofdkantoor van de PLO van Libanon naar Tunis moest verhuizen. Daar werd in april in zijn huis één van de hoogste Palestijnse leiders Abu Jihad vermoord door leden van de Israëlische geheime dienst.
      Wij arriveerden ruimschoots op tijd bij het zwaar bewaakte kantoor, werden uitvoerig gefouilleerd en daarna ontvangen door Bassam Abu Sharif. Hij was een kleine man, liep mank, miste een arm en had enorme littekens in zijn gezicht.

      Hij had namelijk op het verkeerde moment een bombrief geopend.

Do yoy want a cold bear?

‘Do you want a cold beer?’, vroeg Bassam.
Die vraag zou hij de komende drie uur nog diverse malen herhalen, want al wie er kwam: niet Yasser Arafat.
      De woordvoerder verontschuldigde zich met een glimlach om zijn lippen. Het ging namelijk wel vaker zo met meneer Arafat. Hij was immers een drukbezet man. Bovendien moest van tevoren niet duidelijk zijn waar hij was, want dan liep hij grote risico’s.
We moesten de volgende dag maar even bellen. Dan konden we een nieuwe afspraak maken.
      Gerard Jacobs, die jarenlang in het Midden Oosten als correspondent voor De Volkskrant had gewerkt, beaamde dat het wel vaker zo ging. Volgens hem zou het allemaal wel in orde komen.
Terug in het hotel bleek het trouwens niet in orde met zijn kamer. Er stond zeker een centimeter water, want het bad in de kamer een verdieping hoger was overgelopen en het water was door het plafond gelekt.Toen Gerard een andere kamer vroeg stelde de receptionist in eerste instantie voor om een paar klossen onder het bed te zetten. Dan zou hij het toch ook droog houden.

VLIEGTICKETS

DE HEILIGE DAG


TACTISCH & STRATEGISCH  

Arafat had tevoren zo’n zestig landen bezocht onder andere om na te gaan of hij steun kon verwerven voor zijn staat. Al dat gereis had hem geleerd, dat hij het nog beter even kon uitstellen. Nog een jaartje onderhandelen met Israël leek hem in alle opzichten vooral tactisch en strategisch beter.
      Bovendien was het een slimme politieke beslissing. Op 17 mei in datzelfde jaar waren er verkiezingen in Israël.
De rechtse premierkandidaat Netanjahoe had zich opnieuw populair kunnen maken met dreigementen tegen de eenzijdig uitgeroepen Palestijnse staat. Nu moest hij het afleggen tegen Ehud Barak, de leider van de Arbeiderspartij, tevens de partij die de Oslo-accoorden tot stand bracht.

Een strateeg dus die Arafat.
      Palestina mist hem nog steeds.

EERVOLLE AFGANG

En gelukkig hoorden we later dat we bepaald niet de enige journalisten waren, die vergeefs op hem hebben gewacht. Eigenlijk waren we in die roerige dagen een soort bliksemafleiders geweest.
      Laten we het maar op een eervolle afgang houden.

 

2. Harissa & Merguez worstjes

In de zomer van 1988 zat ik op een terrasje in de binnenstad van Tunis. Het was lekker weer. Vrijwel alle mannen hadden een bloem achter hun oor. De vrouwen waren gehuld in uitbundige kleuren. Het was er druk en chaotisch.
      Ik was in een goede bui, want een half uur tevoren had ik net kunnen voorkomen dat mijn tasje met geld, paspoort, creditcard en bankpasjes geroofd werd. Een jongen van een jaar of vijftien, zestien was achter mij aangekomen en trok ineens hard aan de draagriem, die om mijn schouder zat.  Het lukte niet en de jongen rende weg.,
       

Wat is harissa?

 

 

Winter 1993/Voorjaar 2007

1. Klademo Hrvate: 'Wij slachten de Kroaten'

De witte container meet twee bij zes meter en heeft geen ramen. We slapen hier onrustig in gestapelde bedden. ’s Nachts gaan de T.L.-lampen uit om energie te sparen.
      Er ligt een aantal van deze containers op het terrein van de oude kazerne even buiten het stadje Beli Manastir in de Baranja. Het terrein is afgezet met drie rollen prikkeldraad.

  

Het is ingewikkeld & verwarrend en staat voor de chaos, die nu al een aantal jaren heerst in het voormalige Joegoslavië .

Ik ben hier met Fred Stroobants om een radioprogramma te maken over Belbat, het Belgisch V.N. bataljon dat in dit gebied de vrede moet handhaven. Iets meer naar het zuiden zit een Russisch bataljon, dat de omgeving van de verwoeste stad Vukovar moet bewaken.

 

Bankbiljetten

ONAFHANKELIJK  

In de Baranja en in Vukovar woonden tot in 1991 Kroaten, Serviërs, Hongaren en Slowaken zonder veel problemen met elkaar. Na de val van het IJzeren Gordijn werden april 1990 vrije verkiezingen in Kroatië gehouden, waarbij de partij van de Kroaat Tudjman de meerderheid kreeg.
       De Servische minderheid in Kroatië kreeg een aparte status en eiste na de Kroatische onafhankelijkheid op 25 juni 1991 autonomie.
      De etnische spanningen namen toe en het beruchte Joegoslavische Volksleger JNA bezette de Baranja
, waarna Vukovar volledig werd afgesloten van de rest van Kroatië.
      Servische paramilitaire eenheden trokken zingend de stad in met de volgende tekst:

VUKOVAR IN PUIN  

Vukovar werd geheel verwoest. Ook de dorpen in de Baranja werden kapot geschoten. Overal zaten kogelgaten: in lantaarnpalen, telefoonmasten, huizen, kantoren, bomen, verkeersborden; overal.
      Kroaten ontvluchtten massaal dit gebied en veel Kroatische huizen werden ineens bewoond door Serven. Ook door Serven, die nooit in dit gebied hadden gewoond.

De taak van de Belgische militairen was in de praktijk uiterst moeilijk. 
      Zij moesten Serven en Kroaten uit elkaar houden. Dat op zich was eenvoudig, want vrijwel alle Kroaten waren verdwenen. Het werd pas moeilijk als er Kroaten waren, die wilden terugkeren!
      Daarnaast moesten zij de Serven ontwapenen, maar ze mochten daarbij geen geweld gebruiken. De Serven die heel veel wapens hadden, weigerden hieraan mee te werken. Zij bleven schieten. Iedere nacht hoorden wij dat. Van oud op nieuw urenlang. Er werd toen ook op de kazernegebouwen geschoten.

                                                          Audio 38 (1'43")

SOCIALE PATROUILLES  

Een moeizame missie dus. En dat gold ook voor de Russen in Vukovar. Regelmatig gingen de Belgen op nachtpatrouille. Ze deden dat om te intimideren; om te laten zien dat ze er waren. Zij hadden witte en blauwe lampjes bij zich. Overdag hielden ze zogeheten sociale patrouilles, waarbij ze ondermeer koekjes en snoepjes aan de kinderen uitdeelden.
      Dit weer tot woede van de gevluchte Kroaten, die dit natuurlijk te horen kregen.


Voorjaar 2007

Ik ben terug in de Baranja. Beli-Manastir ligt er rustig bij. De gevluchte Kroaten zijn terug, nadat Oost-Slavonië in januari 1998 (na het Dayton-akkoord uit 1995 van Parijs) weer in handen kwam van de Kroaten. Hun eis die ze altijd en overal uitten, dat ze iedere millimeter van de Krajina zouden terugveroveren werd werkelijkheid.

Gevluchte Kroaten kwamen terug; veel Serviërs verdwenen. Een aantal bleef. Soms kregen zij overheidsbaantjes en op de basisschool mocht zo nodig het Cyrillisch schrift worden gebruikt.

  Als wij de grens Kroatië -Servië over gaan wordt ons geen haarbreed in de weg gelegd.

 


2.HET ONGERIJMDE: Osijek

(Door Peter Flik te Hongarije)

Dit is een vraag die ik wel vaker krijg: waarom toch zoveel belangstelling voor Oost Europa? Zoveel zelfs dat je er woont. Met het beantwoorden van de vraag kom je tal van valkuilen tegen. En soms loop ik er ook nog in.
      In mijn vroege jeugd woonde ik in Nederland en het viel me op hoe ordelijk alles was. Alsof iemand in de nacht, terwijl je sliep, alles aan het opruimen was geweest. En soms benauwde me dat ook wel. Een eerste vakantie in België opende mijn ogen. Wat een weldadige chaos her en der. Rooilijnen in de steden en dorpen? Soms wel, maar vaak ook niet. Je huis diep paars verven? Geen probleem. Na sluitingstijd van een restaurant nog willen eten? Het kon soms. Een huisje gehuurd op een camping. Bij aankomst bleek er geen bed meer in te staan. De campingeigenaar reageerde naar mijn hart: wie zou die bedden hebben meegenomen? Neem maar een ander huisje was de oplossing.
      In de loop van de jaren ging ik steeds meer van de Belgische ongerijmdheden houden. Later bezocht ik steeds vaker nieuwe landen met hun ongerijmdheden. De toenmalige DDR spande de kroon. In de hoofdstad Oost Berlijn waren wel plattegronden van de stad te koop, maar West Berlijn was wit en er bestonden geen straten daar. Op de hoge teeveetoren in Oost werd je door DDR-gidsen rondgeleid, waarbij zij er streng op toezagen dat men niet aan de westkant van die toren kwam, waar uitzicht op West Berlijn was.
      Bij het verhalen van belevenissen in Oost-Europa werd vaak een tegenwerping gemaakt: of ik dan niet op de hoogte was van de terreur waaronder bijna de gehele bevolking te lijden had. Ik kon niets anders zeggen dan dat ik dat wel wist, maar dat ook verschillende werkelijkheden naast elkaar konden bestaan. Ga maar eens naar het Concertgebouw in Amsterdam en zie dat in de grote zaal Beethoven wordt gespeeld terwijl ergens in de kelder een toiletjufrouw met één been tegen een hongerloontje haar vervelende werk doet. Die werkelijkheden bestaan gewoon naast elkaar.

Osijek Kroatië

Onlangs maakten we een tochtje door Kroatië en kwamen in Osijek. De foto's tonen mijn voorliefde voor het ongerijmde. Mijn lievelingsfoto? Die van de gratis koffie voor twaalf Kuna!

 

 

Zonder ramen

           

 

Hangspullen

           

 

Stadsrondrit

 


Herfst 2009:KRK

3.De brug naar het groen


Vlak voor de kust van Kroatië ligt één van de grootste en mooiste eilanden van de Adriatische zee: Krk.

      Zo’n 18.000 inwoners en dat waren er begin vorige eeuw nog meer dan 20.000.

      Tito werd namelijk geboren in Ljubljana, dat nu de hoofdstad is van Slovenië .

Krk stad


Krk stad: Wallen


Baska: Strand


Baska:Strandtent


Baska: Boulevard

 

Vrbnik: Kerk met kogelgaten

Punat: Haven

Punat: Verkeersbord


Weg naar Stara Baska


Stara Baska

Stara Baska: Haven

 

 

 

 

 

 

                                                       TE:

 

 

 

 

 

 

   

 

 

Herfst 2009

5. SLAGREGENS & HAGELSTENEN

 

6. Een rommelig Oostblokstadje

 

De mensen in Virovitica kijken bijna allemaal stug, onverschillig & nors. Het zijn er zo’n 16.000.
      Ze hebben zich kennelijk aangepast aan het plaatsje, dat een wat uitgeleefde indruk maakt. Kleine rommelige winkeltjes, veel oude Sovjetflats, een marktje hier; een uitdragerij daar.
      Het ligt in het noordoosten van Kroatië in de regio Slavonië. Het oude Oost-Europa dringt zich hier nog moeiteloos op.

 

Sovjetflat



Het contrast met de hoofdstad Zagreb en de behoorlijk welvarende steden in Istrië en aan de Adriatische kust is erg groot. In Virovitica kom je niet zo toevallig. Tenzij je net over de grens in Hongarije woont en verse vis wilt kopen.
      Want dat is er iedere woensdag, hoewel het op voorhand nooit duidelijk is hoe divers het aanbod zal zijn.


Binnenplaats




Balkonnetjes



Soort versiering

 

 

Zomer 1968/ Herfst 2009. Crikvenica

7. Jong, naïef & twee maanden zwanger

 

Geen tent; geen kleren;geen voedsel

 


Mevrouw Sobolovic 

Genereus aanbod 

Omstreden vertrek 

 41 jaar later

  

 
 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh