Winter 1992; Tirgu Mures

1. Botsingen in TRANSSYLVANIË

Ergens tussen de achtste verdieping en de begane grond stokt de lift. Een klein stinkend ding van niet meer dan 1 bij 1.5 meter in een gore Ceausescu-flat in een buitenwijk van het Roemeense stadje Tirgu Mures. Ik sta alleen in het donkere liftje en raak even behoorlijk in paniek.

Er zitten gelukkig kieren in die lift. Ik zie dat er in de flat geen lampen meer branden. De elektriciteit is uitgevallen. Ik hoor mensen lopen. Ze roepen. Er wordt op de liftschacht geklopt. Ik klop maar eens terug.
      Tien? Vijftien? Twintig? minuten later gaat het licht weer aan. Ik druk op een knopje en het liftje zet zich steunend in beweging. Dan ga ik naar de garage waar de gehuurde Citroën BX wordt gerepareerd. Ik haal er een pakketje uit en ga terug naar het flatgebouw. Acht trappen omhoog, want die lift ga ik niet meer in.


DE HONGAREN

Dit is Transsylvanië, het noordwestelijk deel van Roemenië dat ooit onderdeel was van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Ik ben hier met Klaas Vos om een radioprogramma te maken over de twee en een half miljoen etnische Hongaren, die in dit gebied een gediscrimineerde minderheid vormen. 
      Klaas Vos woonde twee jaar in de Transsylvaanse ''hoofdstad" Cluj waar hij studeerde aan het Hongaarstalig Protestants Theologisch Instituut. Klaas spreekt bijvoorbeeld Hongaars, een Fins-Oegrische taal waar ik geen touw aan vast kan knopen.
      Tirgu Mures (Hongaars: Márosvásarhely) was op 20 maart 1990 het centrum van bloedige rellen tussen Hongaren en Roemenen. 
De dag daarvoor hadden zo’n duizend Roemenen het gebouw van de Hongaarse Democratische Unie bestormd. Hongaarse betogers werden daarna door Roemenen uit elkaar geslagen. 
      Er vielen zes doden en honderden gewonden.

Een dag voor het liftincident vertrokken wij uit Cluj (Hongaars: Kolozsvar). Er lag een dik pak sneeuw en het was 22 graden onder nul. In hotel Belvedere werd bij gebrek aan brandstof maar een paar uur per dag gestookt, zodat je bijvoorbeeld met een jas aan in bed moest liggen. 
      De sneeuw werd niet geruimd, waardoor de wegen spekglad waren. Omdat wij tóch het land in wilden had Klaas een student van het Theologisch Instituut ingehuurd. Die kende immers beter de weg dan wij.

  


VADASD
  

Al na een paar honderd meter had ik spijt van deze beslissing. László -zoals hij heette- kende dan wel de weg, maar hij was heel jong en had weinig rijervaring. Gelukkig reed hij langzaam en voorzichtig. 
      Wij gleden door Turda en gingen na Tirgu Mures richting Brasov. En dan verderop linksaf richting Sovata langs het riviertje de Havad. Uiteindelijk bereikten we het puur Hongaarse dorpje Vadasd, waar een kennis van Klaas woonde: dominee Kiss Karoly. (Eerst achternaam, dan voornaam) 
      Een man, die een beetje Nederlands sprak omdat hij Bijbels in alle mogelijke talen spaarde en ze ook las. 
Hij had de Nederlandse editie gelezen en zich op die manier een aantal woorden eigen gemaakt. Hij vertelde bijvoorbeeld over een beer, die de week tevoren in het dorpje een biggetje had gepakt:


SCHAARSTE

De mensen in het dorpje woonden in vrij kleine huizen. Ze hadden hout genoeg om te stoken en werden vooral in leven gehouden door dominee Kiss, die regelmatig voedselpakketten uit Nederland ontving. 
      In het plaatselijke winkeltje was vrijwel niets voorradig. Al maandenlang was de bus niet verschenen. Aan de rand van het dorpje woonden enkele zigeuner-gezinnen in gammele tochtige krotten.
      Genegeerd en uitgekotst door de plaatselijke bevolking.
Wij gingen zo'n hutje binnen. In een hoek lag een oude vrouw op een gammele bank. Ze was er heel erg aan toe. Ze zuchtte, steunde en huilde af en toe. 
"Armoe is dit'', zei dominee Kiss. ''Onstellend grote armoe. Vreselijk om jullie dit te moeten laten zien. Vreselijk".

                                                 
DE MOEIZAME TERUGTOCHT 

Op de terugweg bleek de ventilator van de auto kapotgevroren. De ruiten besloegen en wij moesten om de paar honderd meter stoppen om het ijs van de ramen te krabben. 

      Het was vrijwel ondoenlijk en onze jonge chauffeur kreeg het steeds benauwder. Maar hij wist in Tirgu Mures een garage, waar ze klanten uit het westen natuurlijk direct konden helpen om ze daarna een financiële poot uit te kunnen draaien.

Kennissen van László woonden acht hoog in de Ceaucescu-flat in Tirgu Mures. Ook hier was de stadsverwarming maar een paar uur per dag actief. Wij zaten in onze jas en dronken een kopje thee tot ik het pakketje ging halen, dat nog in de auto lag.

LUNA  

Op de weg terug naar Cluj gebeurde het toch nog. Het was op de hoofdweg in het dorpje Luna (Hong: Aranyoslona). De auto slipte en onze chauffeur deed wat je juist niet moet doen: hij ging op zijn rem staan.
      Wij botsten langzaam maar vrij luidruchtig op een geparkeerd staande auto. 
Onmiddellijk kwamen er uit diverse huizen mensen aanstormen. Ze waren agressief en eisten dat wij mee naar het politiebureau gingen. 
      Onze auto had een forse deuk aan de voorkant; de oude Lada van de luidruchtigste Roemeen had nauwelijks schade.

De politieman vulde wat formulieren in, maar het was duidelijk dat de Roemeense eigenaar geld wilde zien. (In sommige boekjes kan je dan lezen, dat je niet moet betalen, maar die dingen worden volgens mij altijd opgeschreven door mensen, die zoiets zelf nog nooit hebben meegemaakt). 
      Honderd Amerikaanse dollars moest de man hebben. Voor Roemeense begrippen in die tijd waanzinnig veel. (Ongeveer twee maandlonen). Klaas en ik keken elkaar aan. De situatie was gespannen en werd enigszins beangstigend toen deze Roemenen in de gaten hadden, dat onze chauffeur een Hongaar was. 
      Ik deed toen maar een greep in mijn binnenzak en haalde er twee biljetten van vijftig dollar uit.


TWEE FLESJES PALINKA 
 

De man lachte; alle omstanders lachten en wij werden uitgenodigd om binnen te komen. 
      Daar had een oude oma de fles Pálinka al tevoorschijn gehaald. 
De fles was snel leeg; een tweede volgde en de stemming werd bepaald vrolijk.

László dronk niet en reed rustig met een rammelende voorbumper terug naar Cluj. 
      De verwarming in het hotel was zowaar aan.


EEN KAARTJE VAN DOMINEE KISS

 

 

2. Een barbaarse winter te Cluj-Napoca

In de winter van 1992 was het extreem koud in Cluj-Napoca, de ‘’hoofdstad’’ van de Roemeense regio Transsylvanië. Overdag vroor het 22 graden, ’s nachts liep het op tot dertig graden onder nul.
     
Roemenië probeerde zich een beetje te herstellen van het verschrikkelijke Ceausescu-bewind, nadat de ‘’grote leider’’ op 25 december 1989 na een schijnproces was gefusilleerd voor een vuurpeloton.
      Er was een tekort aan alles.
In de winkels waren voornamelijk lege schappen met af en toe wat beschimmeld brood of een blik met vet spek. Op straat werd geen sneeuw geruimd. Het openbaar vervoer lag stil. Mensen bleven zo veel mogelijk in hun huizen. Onder de auto’s werden soms vuurtjes gestookt om de accu weer op gang te krijgen.
     
‘s Nachts ging de stadsverwarming uit. Ook in hotel Belvedere, waar Klaas Vos en ik verbleven omdat wij een paar radioprogramma’s maakten over de gediscrimineerde Hongaarse minderheid in Roemenië. Ik lag ’s nachts in bed met een dikke jas aan, maar zelfs dat hielp niet.
      Nog nooit wakker gelegen van de kou. Nog nooit zulke dikke bloemen op de ramen gezien.

  

 

 

Flesje Palinka

 

Regelmatig ging ik maar het bed uit. Flesje Palinka bij de hand om een beetje warm te worden.
      En dan ging de cassetterecorder aan met het bandje van de beroemde en in Roemenië zeer bewierookte zangeres Maria Tanase.      
Ik had dat bandje zo vaak gedraaid dat ik sommige frasen uit het hoofd kende, zonder overigens te weten waar het precies over ging.

Luister HIER naar Cine iubeste si lasa

en HIER naar Lume Lume

   

 

 

 

3. De teringzooi voorbij

Ik kreeg deze flashmob opgestuurd van een kennis.  Niet zozeer vanwege de inhoud, maar meer om de plaats waar het zich afspeelt. Die plaats is een warenhuis in Cluj, een stad in de Roemeense regio Transsylvanië. 
      We zien een man, die de roltrap afdaalt en een aria uit de opera Il Trovatore (De Troubadour) van Verdi gaat zingen. Er verschijnt een dirigent met een vlinderdasje en een mannenkoor, dat hem ondersteunt. In een tweede deel zingt een gemengd koor een aria uit diezelfde opera. Het publiek vindt het prachtig. Sommige mensen gaan meezingen; anderen gaan dansen.

           HIER

Waarom keek ik nou met extra belangstelling -nee met toenemende verbazing- naar dat filmpje. 
     
Wel: Ik ben in een wat verder verleden twee maal in Cluj geweest. In de zomer van 1987 en in de winter van 1992. En ik verzeker u: het was er beide keren meer dan verschrikkelijk.
       Ik zal direct uitleggen waarom, maar eerst die beelden. We zien modern geklede mensen. Ze zien er goed uit, doen vriendelijk, kijken met sympathie naar de tenor en de koren, maken foto’s en video’s  met moderne mobieltjes in een decor waar van alles te koop is.

LATEN WE DE EUROPESE UNIE ZEGENEN DIE DIT MOGELIJK HEEFT GEMAAKT, WANT:

In 1987 was Ceausescu nog aan het bewind. Wij waren voor de VPRO met een select gezelschap radioluisteraars in Cluj Roemenië. We sliepen in tenten op de plaatselijke camping. Er waren nog twee andere tentjes bezet door eenzame mannen. Ze waren van de geheime dienst; de Securitate.
      Overal waar wij gingen werden we achtervolgd. Met de plaatselijke bevolking mocht niet gesproken worden. Daar stonden voor die mensen hoge boetes of zelfs gevangenisstraffen op. Mensen keken somber en nors. Ze wantrouwden elkaar, want het was bekend dat één op de drie mensen actief voor de geheime dienst was.

       In de winkels was vrijwel niets te koop. Verrot fruit, beschimmeld brood, groen uitgeslagen blikken met vet spek en vleesrestanten. Het openbaar vervoer lag vrijwel stil. ’s Avonds brandden er op straat geen lichten. De sfeer was kil. Op straat lag afval. Huizen en gebouwen stonden slecht in de verf.
      Het was kortom een teringzooi.

Dan was er nog de kwestie van de Hongaarse minderheid in Cluj. Transsylvanië behoorde ooit tot de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, maar werd na de Eerste Wereld Oorlog bij Roemenië gevoegd. In Cluj was ongeveer de helft van de bevolking Hongaars. Zij werden gediscrimineerd.
     
Het Hongaars was geen officiële taal en alle Hongaarse uitingen in het openbare leven waren verboden.

Vijf jaar later

Vijf jaar later ging ik er weer naar toe. Met vriend en collega Klaas Vos, die op het Hongaarstalige Theologisch Instituut in Cluj gestudeerd had.
      In Timisoara Transylvanië was de bevolking onder leiding van Hongaren in opstand gekomen tegen het bewind van Ceausescu. De revolutie sloeg over naar andere  delen van het land.
     
De leider en zijn echtgenote werden na een schijnproces door een vuurpeloton geëxecuteerd.
Er was nog steeds een tekort aan alles. De elektriciteit viel af en toe uit en de stadsverwarming werd ’s nachts gewoon uitgezet. Wij lagen in bed met dikke jassen aan. Er lag meer dan een meter sneeuw in de straten. Die sneeuw werd niet opgeruimd.
      En de tegenstellingen tussen Hongaren en Roemenen waren natuurlijk niet ineens verdwenen.

Vele jaren  later kijk ik naar dat filmpje. In de aftiteling wordt Cluj Kolozsvár genoemd. De Hongaarse naam. Op een bord verschijnt de Hongaarse vertaling van Il Trovatore (A Trubadúr).
     
Het kan dus wel, dat we keurig geklede mensen zien in een modern warenhuis; de etnische en politieke tegenstellingen zijn nog volop aanwezig.

 

4. Huiver in Constanta

(Door Peter Flik te Hongarije)

 

JAREN ZIJN ER OM VOORBIJ TE LATEN GAAN

EN MOOI OM OP TERUG TE KIJKEN

ZO KAN JE HET OOK ZIEN

NIET STEEDS WEER DIE MELANCHOLIE

DIT IS CONSTANTA IN ROEMENIË

HET IS 1975 EN ER STAAN GEBEURTENISSEN KLAAR

MET VRIEND JAN BEN IK DAAR

HIJ ZOCHT HET HOTEL AAN ZEE UIT

"JIJ HEBT TOCH GEEN SMAAK", SPRAK HIJ

"WE STAAN HIER OOG IN OOG MET HET KOMENDE"

HIJ STELDE VOOR OM IN DE EETZAAL AFSCHEID TE NEMEN

NIET VAN ELKAAR, MAAR VAN ALLES WAAR WE NU NOG AAN VAST ZATEN

HIJ ZOU EEN FLES WITTE WIJN BESTELLEN MET TWEE GLAZEN

WE ZOUDEN MET DIE GLAZEN DE TRAP NAAR ZEE NEMEN

LANGZAAM DE ZEE IN GAAN

EN HET LAATSTE GEVOEL ZOU ZIJN DAT HET OVER WAS

HET WAS IN 1975 DAT DIT GESPREK IN DE EETZAAL PLAATSVOND

ER GAAN VIJF EN TWINTIG JAREN OVER HEEN

JAN IS INMIDDELS DOOD

IK WIL TERUG NAAR DE ZWARTE ZEE

NAAR DAT HOTEL

REIS MET DE TREIN NAAR CONTSTANTA

HET IS DUS HET JAAR 2000

BESTEL EEN TAXI EN VRAAG DE CHAUFFEUR TE GAAN ZOEKEN

NAAR EEN JUGENDSTIL-HOTEL AAN ZEE

WE RIJDEN ZEKER TWEE UUR ROND

VINDEN NIKS DAN BENIDORM-HOTELS

IK BEN TELEURGESTELD EN VRAAG DE CHAUFFEUR OM TERUG TE GAAN

VLAK VOOR DE PLEK WAAR HIJ MIJ MOET AFZETTEN

STAAT EEN RODE BESTEL WAGEN MET DE NAAM VAN MIJN VRIEND EROP

DIE AUTO START

VOLG HEM ROEP IK NAAR DE CHAUFFEUR

BINNEN TIEN MINUTEN STOPT HIJ VOOR HET JUGENDSTIL-HOTEL

IK HUIVER.

                 

 

 

Woonkamer van Ceausescu

5. DE SPEISEZIMMER

(Door Peter Flik te Hongarije)

Meestal in de zomer. OPRUIMING staat er dan op sommige winkelruiten. Ze willen van hun spullen af. Maar als je delen van je eigen fotoarchieven wilt opruimen­, ja dan wil je eigenlijk helemaal niet van je spullen af… Wat een geploeter. Neem DE SPEISEZIMMER. Dat is een ruimte in ons Hongaarse huis waar je spullen bewaart die je toch niet elke dag wilt zien. Veel foto's.  !

Verwikkelingen.

Omdat ik al wat ouder ben is dit archief begonnen met de analoge fotografie. Het tijdperk van de NEGATIEVEN… Als je opnames had gemaakt moest je die verschrikkelijke negatieven naar een fotohandel brengen die er positieven van afdrukte. Die plakte je dan in albums. Na jaren begonnen die platen aan elkaar te plakken in die albums. Niet alle foto’s kwamen in albums, het overschot ging in dozen. En die dozen zijn verslavend. Ik telde er twintig.
      Polaroid was wel een vinding; je hoefde niet naar de fotowinkel, het plaatje rolde na een paar minuten gewoon uit je toestel. Maar wel erg klein.
Dan komt het tijdperk van de digitale fotografie. Deze generatie platen laten zich nog het beste bekijken in de ipad of iphone. En ook omdat je in dit systeem niet geneigd bent om iets weg te gooien zit ik nu met een berg van negenhonderdzesendertig plaatjes.

Het wordt tijd voor koffie, nog tien dozen te gaan. Maar wat is dit nu weer. Ik blijk ook sommige foto’s in boeken te hebben verstopt. Waarom? God zal het weten, en misschien Hij ook wel niet.

                     

Dit is wel een zeer eigenaardige foto. Het is de woonkamer van de voormalige dictator Ceausescu van Roemenië. Eigen foto, ook dat nog.
      Hoe ging dit in zijn werk?
Voor de radio was ik in Boekarest en probeerde met een tolk als gids mensen aan de praat te krijgen. Hem had ik gevraagd of we een bezoek konden brengen aan het privéhuis van de dictator, die een aantal jaren daarvoor samen met zijn vrouw Helena bijna in het openbaar was terechtgesteld.
      De gids liet weten dat dit absoluut onmogelijk was. Het huis werd door  militairen bewaakt en werd niet opengesteld voor publiek. Op een dag dat de gids even iets anders moest doen, besloot ik toch maar eens zelf te gaan kijken. Samen met mijn vrouw en onze Jack Russel hond naar die woning. En inderdaad, bewaking. Een militair met een machinegeweer. De man vroeg wat we kwamen doen. Het huis van binnen bekijken. Hij aarzelde, maar doordat hij de Jack Russel zag, smolt zijn ziel. De Jack Russel mag er in en U beiden mogen mee.
      We zagen alle kamers, ontvangstzalen, het zwembad, de ondergrondse verbinding met een huis aan de overkant van de brede straat, de slaapkamer. Gouden kranen? Ik dacht van wel.
      Ik hoorde hun stemmen, dacht ik. Maar die kwamen uit een documentaire die ik in Nederland ooit had gezien. Even wilde ik de militair  vragen of ik de hond op het bed van Nicolas en Helena mocht fotograferen. Mijn vrouw kende mij en gaf me een schop.

 

6. UITEINDELIJK VRESELIJK STOM

(Door Peter Flik te Hongarije)

              

Net als op de foto ziet het raadhuis van Oradea in Roemenië er indrukwekkend uit. Maar dat is de buitenkant. Ik heb daar een afspraak met iemand die alles zou weten over de geschiedenis van de Joden in deze stad. En eenmaal binnen in dat gebouw blijkt het een soort doolhof te zijn van gangen, trappen, zuilengalerijen, nepdeuren. Er zijn geen verwijzingen, iedere Roemeen schijnt te weten hoe je daar moet lopen en wachten, maar een buitenlander komt daar niet uit en zit zomaar zonder het te weten in een kelder.
      Ik besluit terug naar de ingang te gaan, maar die ingang is ook al onvindbaar. In wanhoop bel ik de man van de Joodse geschiedenis op en leg de situatie uit. Hij vraagt waar ik in het gebouw ben, maar dat kan ik nu juist niet vertellen. Hij zegt dat ik hulp moet zoeken, ga maar een willekeurige kamer in en vraag iemand jou naar mij te brengen. Ik zoek met nogal wat achterdocht een kamer.
      Ik woon bijna vijftien jaar in Hongarije en heb ervaren dat bijna niemand Duits of Engels spreekt. Ook opgeleide artsen en verpleegsters niet. Zou dat hier in Roemenië niet net zo zijn. De verrassing was groot. Het eerste meisje dat ik aansprak, sprak een soort Engels dat in Cambridge niet zou misstaan. Zij leidde mij behendig via gangenstelsels en paternosterliften naar de juiste kamer. Ik vroeg haar of ik haar aan het einde van de middag nog eens zou kunnen ontmoeten in een schitterend café in de binnenstad. Ze wilde graag en zou enkele vriendinnen meenemen. Die ontmoeting laat in de middag zal ik niet gauw vergeten. Ze was met drie vriendinnen gekomen. Alle vier spraken vloeiend Engels. En wat bleek? De talen werden op de scholen niet via de achterhaalde grammatica methode gegeven maar via het conversatiesysteem. De Roemeense televisie zond buitenlandse films uit in de oorspronkelijke taal met ondertitels. Deze zeer eenvoudige maatregelen hadden ervoor gezorgd dat men door het hele land perfekt met Engels uit de voeten kan.

      Eenmaal thuis in Hongarije begint er een zekere kwaadheid over me te komen. Kinderen in het dorp waar ik woon hebben vaak zes jaar Engels of Duits achter de rug, maar kunnen nog geen enkele zin spreken in die talen of verstaan. De Hongaarse televisie ondertitelt nooit maar zendt buitenlandse films nagesynchroniseerd uit. Hongaren horen nooit de buitenlandse talen. Ik voer een gesprek met een paar dorpelingen. Ik stel aan de orde dat het toch heel raar is, of misschien wel stom, dat driehonderd kilometer ten oosten van Budapest Roemenen wonen die beter taalonderwijs hebben gehad en waarom dat hier in Hongarije niet kan. Of het zinvol zou zijn om de Hongaarse minister van onderwijs daarop eens aan te spreken.
      Unaniem halen ze hun schouders op; die mensen die hier in de regering zitten interesseert dat helemaal niet. Het enige waaraan ze denken hoe ze hun zakken kunnen vullen. Alles blijft hier in dit land bij het oude, en dat is al jaren zo. Proost.