Van Maassluis tot Cooch Behar


1. Een lustoord vol soevereine waanzin

In Bangladesh liggen 102 lapjes grond van India. Net over de grens in India zijn weer 71 enclaves van Bangladesh. Hier is iets fout gegaan zestig jaar geleden vlak voor de onafhankelijkheid van Pakistan en India. Maandenlang kon advocaat Radcliffe in Cooch Behar zijn pen niet stilhouden en hij trok de grilligste grens ter wereld. De man dronk tot diep in de nacht vooral whisky, 's ochtends trilden zijn handen na op de verse landkaart.

Onder op deze kaart Bangladesh; boven India. Een deel van de zeer gecompliceerde situatie daar. Nummer 51 is Dahala Khagrabari. In rood zijn de enclaves -zo u wilt exclaves- getekend. Groen zijn sub-enclaves; ook wel binnen-enclaves genoemd. 


BLOODY IDIOTS

Nog een paar meter, dan moeten we India toch uit zijn. Op deze vlakke akkers van Cooch Behar ontbreken grenspalen. Hier en daar kleine piramidevormige stenen met getallen en een pijltje erop geschilderd. December 1986.
      Mijn vader sjokt achter me aan. Hij vindt dit geen goed plan, we hebben immers geen visum voor Bangladesh en de grote rollen prikkeldraad links en rechts zijn niet bepaald een teken van welkom in deze grensstreek. Ik moet en zal verder want daar, verderop in het uiterste noordwesten van Bangladesh, wachten de meer dan honderd enclaves van India.

      `Need help?' fluistert een jochie met hoofddoek vanachter een boom.
      `My name Abdul. I help...'

De kleine Bangladeshi pakt onze rugzakken en sleept ons voort naar een pension in Chilahati, een gehucht twee kilometer verderop. Even later wijst-ie naar een dun fietsspoor dat de weg kruist.

      `Look there, border India again. Bloody idiots...'

Ik stop even bij deze zes centimeter bandenstrook, een rubberen Dunlopgrens die verder kronkelt door blubberige akkers.

      `Weet je het zeker?' vraag ik.

      `Sure,' reageert Abdul geprikkeld.
      `This tree India, and that one, cross the road, bananatree is Bangladesh. Idiots.'

                                                                                    
MANNEN & BLAFFENDE HONDEN

Vier uur later hebben we nog geen onderkomen. Tientallen mensen lopen achter ons aan. Blaffende honden en kauwende geiten. Iedereen wil helpen, maar er is geen bed.

      `No sleep. Bloody idiots!' mompelt Abdul. Ik wil 'm graag ontlasten, maar wat ik ook zeg, onze kleine moslim op blote voeten blijft de rugzakken dragen, ook al zakt hij bijna door zijn knieën.

Vlak voor ons staan smalle betonnen grenspalen, zo'n anderhalve meter hoog. Ieder huisje, iedere akker houd ik in de gaten want hier, in Bangladesh liggen 102 Indische enclaves met daarbinnen weer 21 Bangladeshi sub-enclaves. En dan nog die ene Indische sub-sub-enclave binnen een van die 21 Bangladeshi sub-enclaves, de enige sub-sub-enclave ter wereld, een juteveld van 38 bij 180 meter, de Dahala Khagrabari chhit. Een lapje India in een lapje Bangladesh, dat weer in een lapje India in Bangladesh ligt. Zoiets.
      De Bangladeshi grenswacht vanochtend wilde dit niet geloven. `Most probably a stubborn Indian who doesn't wanna move.'

      `Nee, het is echt Indisch, deze sub-sub-enclave,' stelde ik nogmaals.
      `De enige in de wereld.'
     `Not possible, sir, no such land. Sub-sub nonsense.'

We mochten eigenlijk niet verder. De man staat niet voor niets met een karabijn naast een wachttoren. Een handjevol rupees bleek voldoende om hem een kwartier een andere kant op te laten kijken. We liepen rustig door naar het zuiden.

      `Waarom loopt de grens zo raar?' vraag ik Abdul.
      `He was drunk, Radcliffe, basterd drank all night... Bloody idiot.'

                                                                                                   
 SIR CYRIL RADCLIFFE  

Het was in de zomer van 1947. Sir Cyril Radcliffe, een advocaat uit Londen moest onder supervisie van Lord Mountbatten de grenzen trekken tussen het te vormen India en Pakistan, de moslims en niet-moslims uit elkaar houden, dus ook hier in het gebied van West-Bengalen en het voormalige Oost-Pakistan, dat later Bangladesh (1971) zou worden. Daar begon het probleem, groepjes Hindoes woonden te midden van de moslims en andersom.

In 1947 bezaten 565 maharadja's nog eenderde Indiaas grondgebied. Ze hadden nooit onder Britse heerschappij gestaan. Tijdens de onafhankelijkheidbesprekingen besliste de maharadja van Cooch Behar dat zijn stukjes grond onafhankelijk zouden blijven, met als resultaat dat de naar schatting 28.000 tot 56.000 bewoners (laatste telling: 1941) van de kleine enclaves, de chhitmahals, in Bangladesh kwamen te liggen, een versnipperd gebied zo groot als Noord-Beveland. In het Bengali betekent chhit fragment, een deel van een geheel, maar daarin niet geïntegreerd. Mahal betekent land.

                                                                                                    
 LORD MOUNTBATTEN  

Lord Mountbatten, de laatste onderkoning van India, had haast. Hij had tot juli 1948 kunnen blijven, maar wilde terug naar Windsor Castle en duwde de grenzen er in vijf maanden doorheen.

      'Finish the job by 15 August,' stelde Mountbatten.

Er kwam druk op de ketel bij Sir Radcliffe, die doodnerveus werd en glas na glas achteroversloeg. Whisky. 's Ochtends pakte hij zijn pen weer op en bibberde wat lijnen, ook de kleine rondjes en rechthoekjes van de Cooch Behari-Indiërs in Bangladesh, de chhitmahals. Het was een vorm van vivisectie, deze verdeling van West-Bengalen. Radcliffe gebruikte een slagersbijl.
      In augustus 1947 had Radcliffe de landkaart getekend, een grote verdeelblunder volgens India en Pakistan, met name in de heuvels van Chittagong, waar de vervolging en genocide van de Jummastammen al jaren voortduurt.
      De maharadja van Cooch Behar besloot in 1950 dat zijn gebied toch bij India kwam, ook de strookjes grond die in Bangladesh lagen. Deze voormalige Hindoe-Cooch Behari waren op slag Indisch, omsingeld door de moslim-Bangladeshi.

Voor mij, als enclavezuchtige is dit gebied romantiek, een hemels lustoord vol soevereine waanzin. Deze talloze lapjes India tussen de Bangladeshi rijstvelden overtreffen Baarle-Nassau en Baarle-Hertog in het Brabantse Marialand tot in de vijfde macht.

                                                                                                        
NIEMANDSMENSEN  

Maar dit is geen toerisme, geen VVV-propaganda, want voor de bevolking hier is deze grens een hersenschim, de hel, een jurisdictionele ramp. Ze leven te midden van terreur, moord, diefstal en verkrachtingen. Er is geen politiepost, dus ook geen aanklacht mogelijk, want stel dat een vrouw vanuit haar enclave via Bangladesh de grens oversteekt en in India naar de politie stapt, hoe kan die dan stappen ondernemen in Bangladesh? Ook een ziekenboeg ontbreekt, en het ziekenhuis buiten de enclave heeft een wachtlijst tot in het oneindige voor de niet-bewoner van Bangladesh.
      De bewoners van de Indische chhitmahals bestaan statistisch niet. Ze hebben geen paspoort, het zijn niemandsmensen in nergensland. Ze kunnen geen paspoort krijgen zonder de wet te overtreden, immers men moet eerst illegaal Bangladesh door om India te bereiken, waar men niet in komt omdat men geen paspoort heeft. Er is geen stemrecht; sterker, men heeft geen looprecht, want om boodschappen te doen moddert men van de ene enclave naar de andere via gammele loopbruggen en schommelende plankjes, alsof de lucht niet soeverein is en de grond waarop de loopplank schuift Bangladesh niet raakt.
      Hier heeft Lord Mountbatten, prins van Battenberg, als verdeler van Brits India en grensbepalervan Pakistan en India zestig jaar geleden de plank volledig misgeslagen.

Dit grensgebied spatte uiteen in 198 lappen soevereine twijfel. Soms is een beeld, een vergelijking een vorm van rechtvaardigheid, want in augustus 1979 dobberde Lord Mountbatten rond op de Ierse Zee en binnen een seconde spatte ook hij uiteen. Zijn vissersbootje ontplofte, een bom, een terroristenprotest dat knalde als de Kanonensong van Bertold Brecht. `Soldaten wohnen. Auf den Kanonen. Vom Cap bis Cooch Behar. Wenn es mal regnete. Und es begegnete. Ihnen 'ne neue Rasse 'ne braune oder blasse. Da machen sie vielleicht daraus ihr Beefsteak Tartar.'

                                                                                                             
24 HOURS LATE

Abdul blijft zoeken en vragen naar een slaapplaats in Chilahati. We geven het op. Vanmiddag gaat er een trein naar het zuiden, maar we hoeven ons niet te haasten, want de treinen in deze streken hebben altijd uren vertraging, geen rondje om de moskee helpt daaraan. Je raakt eraan gewend, meestal ga je zo'n drie uur na de geplande vertrektijd pas naar het kaartloket. Alles op zijn tijd. Zo ook vandaag voor de trein van 3 p.m. naar Saidpur.
      Precies als we weglopen, op zoek naar een kop thee ergens in de stad, stroomt de stationshal van Chilihati vol. Honderden mensen, geiten en kippen. Er staat zelfs een koe bij de slagboom. Op het perron stapels dozen vol koopwaar. Abdul trekt ons mee, we moeten opschieten. Opschieten? Hoe kan dat nou? Het is 2.58 p.m. Traag trekt een locomotief treinstellen het station binnen.

     `Too late,' mompelt Abdul, `this the 3.00 p.m. train from yesterday, Saidpur Express. 
      'Too late, 24 hours late... Bloody idiots.'

 


Zomer 2002

2. Border pillar na pillar na pillar......



3. Van Saidpur naar Cooch Behar
 

 

Achtervolging

    

 

   

 

  

 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                          

 

 

                       


                     

 

 

 

 

 

 

 

 

   

 

 

                                                   

 

 

4. T-shirts & onderbroekjes

      

Saidpur Airport ligt in het uiterste noorden van Bangladesh. Het is klein. In het voorjaar van 2001 landden er per dag niet meer dan vijf kleine vliegtuigen. En toch is het er druk & chaotisch, want er zijn veel mensen die luid roepend allerlei onduidelijke dingen doen..  
      Ik weet dat, want ik ben er een week lang bijna dagelijks geweest.

Mijn bagage was namelijk op het vliegveld in de hoofdstad Dhaka blijven staan. En daar zaten al mijn kleren en al mijn toiletspullen in. Dat was knap vervelend, want het noorden van Bangladesh is één van de meest onderontwikkelde gebieden in de wereld. Bovendien is het er warm, heel vochtig, regent het hard en veel, is er gebrek aan veel dingen en valt de elektriciteit zeer regelmatig uit.

      Als mijn bagage na een dag nog niet gearriveerd is moet ik wat spullen kopen. Onderbroekjes en T-shirts bijvoorbeeld. Dagelijks heb ik er daar bij dit soort omstandigheden minstens twee van nodig. 
      Henk Weltevreden en ik logeren in een zeer primitief guesthouse. Airco is er natuurlijk niet en er zijn geen horren voor de ramen, zodat de talrijke muggen vrij spel hebben. Buiten is een hokje met een gat in de grond, dat dienst doet als toilet.

                    

De eigenaar kent een adresje waar ik het één en ander zou kunnen kopen.
 
      

Gevolgd door een stoet jongens en mannen ga ik ernaar toe. Het is een soort marktkraam op een pleintje.

   

Er liggen naar schatting tien onderbroekjes en tien T-Shirts in de wat grotere maten. Ik koop ze allemaal.  
      Aangestaard door zo’n zestig mannelijke medebroeders. En ja, ga dan maar eens een shirtje of een onderbroekje passen

   

Gisteren kwam ik bij mij thuis een tasje tegen, waarin nog een paar van die Shirts zaten.                                
      Ik heb ze daar allemaal aan gehad, want mijn bagage is nooit gearriveerd op Saidpur Airport.

   
       
 

5. De regens van Saidpur 

Said was een jaarof 25. Hij wist het niet precies, want hij stond nergens geregistreerd. Ook zijn naam had hij zelf verzonnen. Said. Afgeleid van zijn woonplaats Saidpur, een deplorabel stadje in het noorden van Bangladesh, vlakbij de grens met India. Een uiterst armoedig en onderontwikkeld gebied. Er is gebrek aan alles. Zeer regelmatig valt de elektriciteit uit. 

Bovendien is het één van de meest regenrijke gebieden ter wereld.
      Per jaar -en dan vooral tijdens de moessons- valt hier zo’n 10.000 mm regen en dat is ruim tien keer zo veel als in Nederland.
Er zijn een paar paraplufabriekjes. De belangrijkste industrie in dit gebied. Hoewel: Industrie is een groot woord. Veel mensen hebben het in eigen hand genomen en zijn een klein soort zelfstandigen, die hun eigen paraplu's maken en proberen te verkopen. 
      Maar omdat er in dit gebied vrijwel geen toeristen zijn, moeten ze hun produkten aan de eigen mensen verkopen. Ze proberen er kunstwerkjes van te maken, maar moeten ook zorgen dar het betaalbaar blijft. Een behoorlijk wankel bestaan. Deze paraplu heb ik van hem gekocht.    



In 2002 ben ik er acht dagen geweest. Het regende vrijwel permanent en het regende hard.
      Bovendien was de elektriciteit zo’n tachtig procent van de tijd uitgevallen. 
(Ik verzeker u dat deze combinatie van factoren behoorlijk ontregelend werkt).
      Overal in het landschap zie je mensen met paraplu’s.

 

                             

                                                                 
De steel 

Said schepte er genoegen in om het handvat mooi te maken.  

                                                            

 

 

6. Het symbool van Bengaalse vrijheid

Fotograaf Kadir van Lohuizen is één van de exposanten op het Fotofestival Naarden, dat nog duurt tot 21 juni. Water is daar het overkoepelend thema. De fotograaf reisde naar een aantal plekken op aarde, waar de stijging van de zeespiegel duidelijk zichtbaar is.
                   

(Foto: Henk Weltevreden)

Hij was ondermeer in Bangladesh en schetste voor de T.V. een angstaanjagend toekomstbeeld voor dit land. Jaarlijks zijn er overstromingen en die zullen steeds erger worden. Enerzijds door de stijging van de zeespiegel, anderzijds door toenemend smeltwater uit de Himalaya door klimaatverhoging. Als er geen ingrijpende maatregelen worden getroffen moeten volgens de fotograaf binnen afzienbare tijd zo’n 50 miljoen mensen geëvacueerd worden.
      Ik had dit verhaal al eens gehoord. In 2002 was ik in de hoofdstad Dhaka na een tiendaags bezoek aan de Cooch Behar enclaves in het uiterste noorden van dit land bij de grens met India. .
      Het regende vrijwel onafgebroken, de elektriciteit viel voortdurend uit, grote delen van het gebied stonden onder water en het wemelde er van de muggen.

      In mijn hotel in Dhaka logeerde een Nederlandse waterbouwkundig ingenieur, die daar was op uitnodiging van de Bengaalse overheid. Hij moest adviezen geven.

 ‘’Hopeloos’’, zei hij in vertrouwen tegen mij. ‘’Hopeloos. Wat ze hier doen is letterlijk dweilen met de kraan open. Als je hier in de toekomst grote rampen wil voorkomen moet er een Deltaplan komen. Groter, veel groter dan het onze. Dat gaat een paar honderd miljard US$ kosten. En dat is hier natuurlijk niet’’.

Hij was er al voor de zevende keer. Hij had zich echt in het land verdiept; hield van de mensen; van hun cultuur.
      ‘’Ze hebben niet zoveel om trots op te zijn’’, zei hij. ‘’Maar als je wilt neem ik je mee naar Savar. Dat is een kilometer of 40. Daar is het National Martyrs Memorial. Dat staat symbool voor hun vrijheidsstrijd.

 
Jatiyo Sriti Shoudho
   

Het monument in Savar, dat in 1982 werd onthuld.
      Van een bezoek kwam het overigens niet. Koorts, diarree, uitdrogingsverschijnselen en tientallen muggenbulten.  De ansichtkaart heb ik in Dhaka gekocht
.
  Op de voorgrond met rode cirkel in het midden de Bangladeshi vlag.

Bij de onafhankelijkheid van India en Pakistan in 1947 werd Oost-Bengalen tot een provincie van Pakistan gemaakt: Oost-Pakistan. Tot groot ongenoegen van de Bengali’s die gediscrimineerd of genegeerd werden door West-Pakistan.
      Dit leidde in 1971 tot een onafhankelijkheidsoorlog die negen maanden duurde. Er kwamen 3 miljoen burgers en militairen om het leven. Uiteindelijk werd de strijd door de Oost-Bengalen gewonnen en werd de nieuwe staat Bangladesh uitgeroepen.