Poëzie (358)

 

Van E. du Perron

P.P.C.

Vaarwel, Clary. Ik wens u geen geluk.
Zoiets klinkt dom, bij hen reeds die het menen.
Gij hebt u goed verkocht. Maak u niet druk
over de rest: want àlle mensen wenen.

Uw huis was klein. Uw heer heeft het vergroot.
De bron van zijn fortuin heet niet te stelpen.
Uw roem wordt groot en duurt wel tot zijn dood.
Uw ziel is klein. Ik kon het niet verhelpen.

Uw lijf is goed. Gij zijt een mooie vrouw.
Gij zult uw heer veel mooie kinderen baren.
Uw hart is nauw; gij blijft hem ook wel trouw.
Gij zult hoogstaan en goed uw naam bewaren.

Vaarwel, Clary. Mij zult gij niet meer zien.
Ik zal u mijden, zelfs tot in uw dromen.
Gij waart mijn droom, voor ik u had gezien,.
Gij zijt uzelf. Ik minacht u volkomen.

 

Eddy du Perron is afgewezen. Clary heeft hem een beetje gebruikt, maar blijft gewoon bij haar eigen man. De dichter kan dat niet goed verkroppen en gaat op een poëtische manier om zich heen slaan.
 
Maar wat betekent P.P.C.?

Ik moest er even naar zoeken maar het staat voor Pour Prendre Congé. (Bij wijze van afscheid).
     
Du Perron gebruikte dat wel vaker. Het is ook de aanhef van een lange brief aan Soetan Sjahrir, de eerste premier van Indonesië. Dat was een persoonlijke kennis, want Du Perron (1899-1940) werd geboren in Nederlandsch Indië.


P.P.C. komt overigens veel voor. Ik trof ondermeer:

Pay Per Click
Plinten Profielen Centrale
Permanente Programma Commissie
Predictive Powertrain Control
Persoonlijke Paspoort Code
Praktijk in Psychologie & Coaching
Penitentiair Psychiatrisch Centrum
Psychologie & Psychotherapie Centrum
PolderPark Cronesteijn
Puttense Pony Club
ProsPeCt
Publiek Private Comperator
Postzegel Partijen Centrale
Pers Publiciteit & Communicatie
Pilgrim’s Pride Corporation
PPC-tabletten
PPC-Tools
PPC-Kanalen
PPC-Events
PPC-Tablets
PPC-Cars
PPC-Pallets
PPC-Campagnes
PPC-Strategies
PPC Poker Tour
Checkpoint PPC

 

 

Van Han G. Hoekstra

Gasthuismolensteeg

Er springen liedjes uit de Westertoren.
Ik hoor ze in de Gasthuismolensteeg,
Er waren jaren dat de toren zweeg,
toen kon men andere geluiden horen.

Twee jongens werkten met een korte ruk
hun sleede brug op. De ene draagt een jekker
en commandeert, plat op zijn buik, de trekker.
Ik ken dat nog, die slede, dat geluk.

 Een vrouwtje, als mijn moeder al zou oud,
steekt de straat over. Een man helpt haar even.
Ik doe niets. Ik kijk zo maar naar het leven
en denk hoe eindeloos ik ervan houd.


Van Bertus Aafjes

 Achter de ruit (van Han G. Hoekstra)

 O zorgeloos en prachtig Amsterdam
-De ruit is in een aquarel herboren-
En duiven vallen rond de Westertoren
Als dwarrelende bloesem rond de stam

 Een beiaardier, die aan het klokzeel kwam-
‘Lief Vaderland, vaarwel’ klinkt me in de oren…
Dan jubelen de negen englenkoren
en storten schrijlings over Waag en Dam.

 De ruit wordt door mijn adem grijs bezet;
Het water stijgt. De zilvren stad loopt onder;
Mensen noch duiven, niemand wordt gered.

 Maar met de vinger teken ik een vlonder
En zie, een duif vliegt door het lichtspoor met
een tak olijf. De wereld is een wonder.

 

 

Huizen op zwemvogelvoeten

 In zijn debuutbundel uit 1951 ‘Muziek voor kijkdieren’ dicht Hans Andreus over een stad.

Het begint zo:


De stad ligt grijs en terra cotta

tussen de meren van reseda

de huizen op zwemvogelvoeten

bewegen zich maar eens per dag

Direct toen ik dat las moest ik om niet geheel duidelijke redenen aan het volgende kinderliedje denken:

Amsterdam, die grote stad

Die is gebouwd op palen

Als die stad eens ommeviel

Wie zou dat betalen?


Gaat het gedicht inderdaad over Amsterdam?
     
De stad wordt niet genoemd, maar Amsterdam heeft smalle en brede straten, grachten en pleinen, trams, duiven, fietsers en fietsendieven; er staan vrouwen op straathoeken en het zou best kunnen dat er 123 torens zijn.
     
Hans Andreus werd in 1926 in de Amsterdamse Jordaan geboren, ging er weg, kwam weer terug, ging weer weg en werd er uiteindelijk in 1995 herbegraven op Zorgvlied.
      Hij won zowel in 1954 als in 1963 de Poëzieprijs van de stad Amsterdam. Hij was ook nog kinderboekenschrijver.


Het gedicht gaat zo:


De stad

De stad ligt grijs en terra cotta

tussen de meren van reseda

de huizen op zwemvogelvoeten

bewegen zich maar eens per dag.


De archivaris blijft beweren

dat honderd drie en twintig torens

glimlachend op hun tenen staat

met duiven koerend in hun oksels.


De brede straten liggen languit

op hun rug de smalle straten

kruipen achteromziend weg

de grachten neuriën eenstemmig.


Boven de stad een zon van leisteen

boven de stad een maan van leisteen

maar eens per jaar kleden de bomen

zich aan en altijd zingen de vogels.


En ik loop door de brede straten

en spreek de trams aan en de autoos

en spreek een sprinkhaan van een fietser

toe maar hij verstaat het niet.


En ik loop door de smalle straten

en groet bekende fietsendieven

en schilder vrouwen op een straathoek

voorzichtig bij het is hun vak.


En langs de grachten op de pleinen

speel ik harmonica en soms

wordt er een raam half opgeschoven

soms kom ik boven voor een nacht.


En ik leef grijs en terra cotta

tussen de honderdzoveel torens

de huizen op te grote voeten

en de meren van reseda.

 

 

 

 

De climax bleef maar klimmen

De Oostenrijkse violist en componist Fritz Kreisler gaf in 1926 een memorabel concert in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag.
      Koningin Wilhelmina was erbij, prins Hendrick en de koningin-moeder Emma. Waarschijnlijk was dichter-journalist Eric van der Steen (1907-1985) ook aanwezig.  
      Hij schreef namelijk dit gedicht.


Ik hoorde eens Kreisler spelen

Ik hoorde eens Kreisler spelen
zo schoon en zo vreselijk hoog
dat een muzikale bleekheid
over mijn aangezicht toog.

En de climax bleef maar klimmen,
ik begreep allang niet meer hoe.
Aan een kennis, tevens kenner
vroeg ik zacht: Waar moet het naar toe?

Hij bleef mij het antwoord schuldig-
daar Kreisler zijn aanloop nam
en op al zijn negen vingers
reeds neerkwam óver den kam

En nog verder ging dienst streven-
daar ontlokt hij aan zijn boord,
zo hoog en wit gesteven,
een toonhoogte, ongehoord.

En dáar ging het al naar binnen,
daar juichte, eind’lijk, het hart-
Marie, als je dát gehoord had,
dan zweeg je nu niet zo hard.


Luister HIER naar Liebesleid, gecomponeerd en gespeeld door Fritz Kreisler

Eric van der Steen was getrouwd met Margaret Buis.
      Hij zal haar wel Marie genoemd hebben.


 

De Vinger Gods

Dit is De vinger Gods. Gefotografeerd door scheepsarts-dichter J.J.Slauerhoff in 1930. Hij schreef er een gedicht over: Fernando de Noronha. Een archipel van 21 eilandjes in de Atlantische Oceaan, 340 kilometer uit de kust van Brazilië en geen duizend mijlen ver zoals Slauerhoff met dichterlijke vrijheid schrijft.
      Hij was er niet erg blij mee. Hij verlangde zelfs naar de Nederlandse wolken. Hij, die ooit de regels dichtte: ‘’In Nederland wil ik niet sterven en in de natte grond bederven’’.  
     
Hoe zou het er anno 2023 op Fernando de Noronho uitzien? Die vraag komt natuurlijk op als je het gedicht leest.


Van J.J.Slauerhoff

Fernando de Noronha

De vinger Gods –een steile, plompe rots-
Staat op ’t genaadloos strak azuur gericht.
De ballingen op deze bruine rots
Zijn ook gevangenen van zee en licht

Ontsnappingspogingen mislukken steeds
Het vasteland is duizend mijlen ver;
Wel zijn drie hunner, vroeger, zeilend er
Geland, maar als verdorste lijken reeds.

Nooit heb ik in de neevlen van het Noorden-
Die winters dempen weiden, slooten dicht
Waarin wanhopige boeren zich vermoorden
Door Godsdienst en Geweten streng gericht-

Bevroed dat er een land van zonneschijn
Waar ook de dorste rots bloei moet ontvangen
Zoo godvergeten desolaat kon zijn
Dat het naar ’t land der wolken doet verlangen.

Een eiland, wel voor eeuwig vastgelopen
In den staalblauwen harden hemelkring
Een ballingschap die niets meer heeft te hopen
Van een aardbeving of omwenteling.



Fernando de Noronha is het grootste eiland. Maar wat heet groot?: 18 vierkante kilometer. 4.000 inwoners, die tegenwoordig vrijwel allemaal leven van het eco-toerisme. Want het zijn paradijselijke eilanden met witte stranden; de zee is inderdaad azuurblauw en je schijnt er fantastisch te kunnen duiken.
      Het aantal toeristen blijft beperkt want er mogen er om de boel niet te verzieken niet meer dan 450 tegelijk zijn. Hoe serieus men zich daaraan houdt weet ik niet, want als je op Internet zoekt zie je een stuk of honderd hotels en andere overnachtingsmogelijkheden.
      Fernando de Noronha werd in het begin van de zestiende eeuw ontdekt door de Portugezen. Fransen, Engelsen en Spanjaarden zetten er ook hun sporen uit en vanaf 1635 was het een tijdje in handen van de Nederlandse West-Indische Compagnie.
      Maar de Portugezen kwamen terug, bouwden forten op het hoofdeiland en maakten er inderdaad een soort gevangenis van; een oord voor bannelingen. Dat zou het zo’n 200 jaar blijven. Om ontsnappingen te voorkomen werden alle bomen op dit subtropische eiland gekapt, zodat de gevangenen geen boten konden bouwen.Charles Darwin deed het eiland aan.
      In de tweede wereldoorlog werd het gebruikt als een Amerikaanse militaire basis. Vanaf 1988 is het toerisme op gang gekomen en Fernando de Noronha staat inmiddels ook op de lijst van Unesco werelderfgoederen.
      Je moet overigens behoorlijk veel geld hebben om daar een vakantie te vieren. Alleen aan entreegeld ben je per dag al 45 Real Dollar kwijt.
Dat is bijna 200 Euro. 

 


 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje