Poëzie (346)
- Details
- Categorie: Poëzie (346)
Meisjes van dertien & de merels
Ik luister op de radio naar Paul van Vliet, die het lied ''Meisjes van dertien'' zingt.
En dan is daar ineens de regel: "Te groot voor de poppen, te groot voor de merels'',
Curieus!
Wat kan daar mee bedoeld zijn?
Ik zal het zo uitleggen, maar luister er hier eerst eens naar:
Hoogst actueel nog, zij het dat ze tegenwordig vooral aan cyberpesten doen.
Van Paul van Vliet
Meisjes van dertien
Hebben van die wapperende voeten
Lopen altijd overal tegenop
Weten helemaal niet wat ze moeten
Kauwen dus de hele dag maar drop
Moeten oude jurken van hun grote zusjes aan
Die hun moeders hen nu juist zo enig vinden staan
Houden niet van zomerkampen; moeten daar toch heen
En zijn daar met z’n honderden verschrikkelijk alleen
Meisjes van dertien, niet zo gelukkig
Meisjes van dertien, er net tussenin
Te groot voor de poppen, te groot voor de merels
Te klein voor de liefde, te klein voor de kerels
Met een glimmende neus
En met knokige knietjes
En in hun dagboek
Staan de kleine verdrietjes
Meisjes van dertien, vlak voor ‘t begin
Meisjes van dertien, er net tussenin
Hebben van die dromerige koppies
Hebben van dat dunne steile haar
Willen niet meer samen met de jongens
Willen nou alleen nog met elkaar
Giechelen bij de naam van ‘t onbereikbare idool
Giechelen om hun vader en de leraren op school
Giechelen van ongemak en giechelen van spijt
Giechelen zich een weggetje naar een betere tijd
Meisjes van dertien, niet zo gelukkig
Meisjes van dertien, er net tussenin
Te groot voor de poppen, te groot voor de merels
Te klein voor de liefde, te klein voor de kerels
Nog nergens een vrouw, ja van boven voorzichtig
Maar verder nog nergens, nog te dun en te spichtig
Meisjes van dertien, droom er maar van
Meisjes van dertien, giechel maar an
Meisjeskoor; Radiokoor
De Merels was in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een meisjeskoor, dat regelmatig optrad voor de radio.
Als de meisjes dertien werden, moesten ze eruit.
Er werd in die tijd nog veel naar de radio geluisterd, zodat Paul van Vliet er vanuit ging dat iedereen wist wat ermee bedoeld werd.
Dit is het koor, dat onder leiding stond van Leo v. d. Werf.
- Details
- Categorie: Poëzie (346)
Op een haring, een made & een spreeuw
Ik ben op een receptie in Dordrecht, waar goed voor de aanwezigen wordt gezorgd. Er ligt ondermeer een grote schaal nieuwe haring.
Ik raak in gesprek met een man over de voors en tegens van uitjes bij de haring.
Tot hij ineens het volgende versje oplepelt:
Een nieuwe haring sprak te Dordt:
''Ik denk dat ik geen oude word''
Had die man dat nou ter plekke verzonnen?
Ik vroeg het en hij gaf toe het eens gehoord en opgeslagen te hebben, omdat hij het grappig vond. Maar hij wist niet waar het vandaan kwam.
Welaan: Het versje heet ’Op een haring’ en is van Trijntje Fop, dat weer een pseudoniem is van Kees Stip (1913-2001). Het heeft slechts die twee regels.
Stip was niet alleen dichter, maar werkte na de oorlog ook als tekstschrijver bij de Legervoorlichtingsdienst en de Regeringsvoorlichtingsdienst.
Het pseudoniem Trijntje Fop ontleende hij aan Woutertje Pieterse van Multatuli.
Het was een leerling uit de klas van Meester Pennewip, die het volgende versje schreef:
Ik heet Trijntje Fop
en heb een muts op mijn kop.
Stip begon in deze trant vooral zesregelige versjes te maken, die vanaf 1951 met grote regelmaat in de Volkskrant werden gepubliceerd.
Die versjes volgen bijna altijd een vast stramien: Strak metrum, een dier en een plaatsnaam in het begin; een verrassende vondst aan het eind en het rijmschema AABBCC.
Op een made
Dit weekend ging een groepje maden
in Scheveningen pootjebaden
De welbespraakste van het stel
sprak: ‘Makkers, merken jullie wel?
Er zijn hier heel wat maden bij
die made zijn in Germanij”.
Op een Aal
Een jonge aal uit Hardinxveld
besteedt aan kleren heel veel geld
Hij dost zich als een dandy uit
al kost hem dat een flinke duit
En de gevolgen van die kwaal?
Elk meisje zegt: ‘Hij is fat-aal!’
Op een spreeuw
Een rupsenzamelende spreeuw
vloog door het keelgat van een leeuw
‘Ik hoop’, zo sprak het beest benauwd
‘dat deze leeuw van rupsen houdt’
Leert kinders, dit van deze spreeuw
Humor is lachen in een leeuw
Het Beestenfeest
In 1988 verscheen een groot aantal Trijntje Fops in de bundel Het grote Beestenfeest.
Het bekendste vers is waarschijnlijk Op een Bok, omdat het in het Groningse plaatsje Siddeburen een eigen standbeeld kreeg.
Dit vers heeft opmerkelijk genoeg meer dan zes regels.
Op een Bok
In Siddeburen was een bok
die machtsverhief en worteltrok
Die bok heeft onlangs onverschrokken
de wortel uit zichzelf getrokken
waarna hij zonder ongerief
zich weer in het kwadraat verhief
Maar ‘t feit waardoor hij voort zal leven
is, dat hij achteraf nog even
de massa die hem huldigde
met vijf vermenigvuldigde
Kees Stipprijs
In 1985 lanceerde het literaire tijdschrift De tweede ronde de Kees Stip Prijs voor ‘light verse’.
Stip zelf ontving de prijs ‘t eerst.
Daarna werden bekroond:
Drs. P, Driek van Wissen, Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Nelis Klokkenist, Patty Scholten, Kees Jiskoot, Frank van Pamelen, Jaap van den Born en Marko Fondse.
- Details
- Categorie: Poëzie (346)
VERBAZING, ANGST & INGEHOUDEN WOEDE
Neem nou het gedicht Boetedagen van de Duitse schrijfster Ursula Krechel.
Een aanklacht tegen de aanhoudingen, de vervolgingen en de hysterische angst voor alles wat in West-Duitsland een beetje links was in de zeventiger jaren van de vorige eeuw.
Het is humoristisch met een ondertoon van verbazing en ingehouden woede.
Lees eerst het gedicht en dan zal ik u uitleggen hoe ziekelijk het Bundesamt für Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) optrad en hoe het kon gebeuren dat dit orgaan steeds meer oud-SS’ers en oud-SD’ers in zijn gelederen had.
Van Ursula Krechel (vertaling Hannie Groen)
Boetedagen
Nadat we snel
onze brieven verbrand hebben
en onze notitieboeken
van 1970, 1971, 1972
dit lieve, aanhankelijke papier,
overleggen wij, wat wij nog
allemaal vergeten moeten.
Wij verbranden in de tuin
met de groene koolstronken, de witte kool
die de koolvlieg weggevreten heeft
de jassen, die wij droegen
toen we voor de laatste keer
door onopvallende fotografen
gekiekt werden.
Wij denken er lang over na
of de brief die Wolfgang
kort geleden uit Heidelberg schreef
blij over de geboorte van een dochter
regel voor regel waar is.
Want hoewel elke tik
steeds duurder geworden is
wordt onze telefoonrekening
steeds goedkoper.
Wij praten alleen nog kort
over de winter die komt.
Over onze reizen praten we niet.
Na het journaal braakt mijn vriendin
na het laatste nieuws
zijn we te bang om te gaan slapen.
Bouwplannen van het Staatsopsporingsbureau
hebben we niet.
We bezitten echter stadskaarten
Van Darmstadt, Frankfurt, Berlijn.
Herinner je je: je hebt me eens
de weg naar de tandarts uitgetekend.
Dat maakt je verdacht.
Ook een postkantoor is met rood aangekruist.
In een droom liep ik gisteren
Op straat en riep u te hulp.
Het was vroeg in de morgen, zoals gebruikelijk.
Zwaaiend verstopte ieder zich
in zijn hol.
Duitsland in verwarring
Duitsland was natuurlijk na de tweede wereldoorlog ernstig in verwarring.
De mensen moesten hun ziel en zaligheid weer oppakken na de meest weerzinwekkende gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis.
Hoe kon het gebeuren dat een schoft als Hitler aan de macht kwam en hoe kon het gebeuren dat zoveel Duitsers zich achter hem schaarden.
Het collectieve ontkennen was begonnen en het zou nog vele jaren duren voor het collectieve schuld bekennen zou beginnen.
Linkse sympathieën
In de Bundesrepublik Deutschland kregen veel jongeren -met name studenten- in de zestiger jaren net als in veel andere Europese landen linkse sympathieën. De inmiddels weer aardig gevestigde orde van Duitse gezagsdragers vond dit bedreigend.
Geïnitieerd door het in 1950 opgerichte Bundesamt für Verfassunsgschutz werd de controle op alles was links leek, een baard of lange haren had, een kralenketting om had of een Afghaanse jas droeg steeds scherper.
In 1968 werden de Notstandsgesetze aangenomen, waarin zeer nauwe definities waren opgenomen over wat criminaliteit en met name terrorisme was. Stakers bijvoorbeeld werden neergezet als militante terroristen. Communisten of vermeende sympathisanten werden gevolgd en afgeluisterd. Mensen werden soms volkomen willekeurig opgepakt en zelfs vervolgd.
Rote Armee Fraktion
In 1970 zou dat nog veel erger worden en was er sprake van een totale escalatie.
Andreas Baader richtte samen met Gudrun Ensslin en Horst Mahler de Rote Armee Fraktion (RAF) op. Spoedig daarop kwam daar Ulrike Meinhof bij.
De RAF was een links radicale organisatie, die aan geld kwam via roofovervallen. De groep deinsde niet terug voor bomaanslagen en bleek later verantwoordelijk voor 34 moorden.
Meer in het algemeen was het doel van de RAF ondergronds verzet tegen de rechts kapitalistische maatschappij.
De RAF had weinig aanhang en kon ook niet op veel sympathie rekenen.
Toch ging er een golf van ongeloof en angst door Duitsland. Overal in het land hingen posters waarop de gezochte terroristen stonden.
In juni 1972 werden Baader en Meinhof opgepakt en later tot levenslange gevangenisstraffen veroordeeld.
Eerder dat jaar was een zogeheten Radikalenerlass van kracht geworden. Een Berufsverbot, dat ondermeer inhield dat ambtenaren bijvoorbeeld een toets van loyaliteit moesten afleggen en dat mensen met uitgesproken linkse sympathieën uitgesloten werden voor tal van functies.
Adoptie
Ik ben in die tijd nog eens bij een Duits gezin geweest, dat een kind wilde adopteren.
Het werd geweigerd, omdat de man een tijdje lid geweest was van de communistische partij.
De overheid deed daar ook helemaal niet geheimzinnig over.
NS-Justiz
Hoe kon dit allemaal gebeuren?
Ach.
In 1955 was ene Hubert Schrübbers president geworden van het Bundesamt für Verfassunsgschutz. De man werd eind 1972 gedwongen om op te stappen omdat toen pas bekend werd dat hij voor en tijdens de tweede wereldoorlog actief was geweest voor de NS-Justiz, de Nationaal-Socialistische Rechterlijke Macht.
In zijn regeerperiode had hij tientallen oud SS’ers en oud- SD’ers op hoge posten aangesteld.
In plaats van een geheime dienst, die de extremisten links en rechts in de gaten moest houden, was de Geheime Dienst zelf een rechtsradicale neo-nazistische organisatie geworden.
Dat je als jong studente dan wel eens bang bent, braakt of niet durft te slapen lijkt me vrij logisch.
Nach Mainz
Ursula Krechel (Trier 1947) studeerde Theaterwetenschap en Kunstgeschiedenis in Keulen. Van 1969 tot 1972 was zij verbonden aan de Städtischen Bühnen in Dortmund en werkte zij in theaterproducties met jeugdige gevangenen.
Het betreffende gedicht is opgenomen in de bundel Nach Mainz (1977).
Zij heeft inmiddels een groot aantal dichtbundels, romans, toneelstukken en hoorspelen op haar naam staan.
Zij won diverse prestigieuze prijzen.
Bijvoorbeeld de Deutscher Kritikerpreis.
(Het gedicht Boetedagen heb ik gevonden in de bundel ’”Ik heb tien benen” dat in 1990 is verschenen bij uitgeverij De Geus in Breda. ISBN: 90 5226 0109)
- Details
- Categorie: Poëzie (346)
Trauma’s & relaties
Voordat u dit gedicht leest, zijn er een paar dingen die helpen.
--- Saul van Messel is een pseudoniem voor Jaap Meijer (1912-1993)
--- Jaap Meijer was getrouwd met Liesje Voet en hun oudste zoon heet Ischa
--- Jaap, Liesje en Ischa werden in februari 1944 van Westerbork overgebracht naar concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland
--- De moeder van Jaap werd in Sobibor Polen vergast
--- De vader van Liesje, Ies, werd in Sobibor Polen vergast
--- Polen was tot eind 1974 een café -restaurant in Amsterdam. Het hotel erboven brandde tot de grond toe af in mei 1977
--- Jaap en Liesje waren door de oorlogservaringen zwaar getraumatiseerd
--- De verhouding tussen Jaap en Ischa was zeer problematisch
--- De jongste zoon heet Job
Van Saul van Messel
restaurant
wij eten
bij polen
mijn jongste zoon
en ik
mijn moeder bleef
in polen
haar jongste zoon
ben ik
ik weet
niet wat
ik eet
en of ik
slik of
stik
- Details
- Categorie: Poëzie (346)
De genocide in Sabra & Shatila
Het gebeurde tussen 16 en 18 september 1982.
In de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in de Libanese hoofdstad Beiroet, werd een bloedbad aangericht.
Christelijke Falangisten vermoordden daar een groot aantal Palestijnen.
Volgens sommige bronnen 700; volgens andere bronnen 3.500; Het Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt het op ruim 1.000.
Het Israëlische leger dat zich toen in Beiroet bevond, omdat de premier van Libanon Bashir Gemayel op 14 september door een Palestijnse bom was gedood, keek toe en greep niet in.
Een Onderzoekscommissie in Israël concludeerde later dat het leger niet hard genoeg had opgetreden. Het had er een eind aan moeten maken.
Ariel Sharon, die toen minister van Defensie was, werd verantwoordelijk gehouden voor het niet voorzien van de Falangistische wraakacties. Sharon zou volgens dit rapport uit zijn ambt moeten worden gezet en Yitzhak Shamir, toen opperbevelhebber van het leger, werd berispt.
Ook de toenmalig premier Menachem Begin kreeg hevige kritiek.
In een officieel stuk van de Verenigde Naties werd later gesproken over genocide.
Time-Magazine stelde in 1987 Ariel Sharon direct verantwoordelijk voor het bloedbad.
Denise Levertov (1923-1997) schreef direct na het bekend worden van dit incident een mooi en bewogen gedicht, waar ze haar ouders in betrekt.
Zij werd geboren in Ilford Engeland en verhuisde later naar de Verenigde Staten.
Haar vader was een Chassidische Jood uit Rusland (Ultra-Orthodox), die naar Engeland verhuisde. Haar moeder werd geboren in Wales en was eveneens een streng religieuze vrouw, maar geen Jodin.
De oorspronkelijk titel van haar gedicht luidt:
Perhaps No Poem But All I Can Say
And I Cannot Be Silent
In de Nederlandse vertaling gaat dat zo:
Misschien Geen Gedicht Maar Alles Wat Ik Zeggen Kan
En Ik Kan Niet Zwijgen
Als vroom christen was het voor mijn vader
een bron van vreugde en trots om
(net als Jezus en de Apostelen)
jood te zijn.
Het was
de chassidische leer, zijn erfgoed,
waar hij uit putte om
de Heilige Geest te kennen als sjechina.
Mijn niet-joodse moeder, door en door Wels,
en net als mijn vader gesterkt
door een diep geloof, koesterde
heel haar lange leven de woorden
van Israël Zangwill, die haar zei:
‘Je hebt een joodse ziel’.
Ik, hun dochter (’vlees van hun vlees,
been van hun gebeente’)
die in deze eeuw van terreur een libretto
schrijft over El Salvador, het lijden,
de martelaren,
kijk op van mijn blad naar
de porties nieuws -die bedorven
brokken geschiedenis
ons dagelijks opgedrongen en door
de strot gewrongen-
en zie dat
In Libanon
zogenaamde joden toelieten
dat zogenaamde christenen
een pogrom (’bliksem der verwoesting’) aanrichtten
onder een weerloos volk (een stam
van ouds verwant met de hunne en nu
geconcentreerd
in kampen….)
Mijn vader -mijn moeder-
Ik heb naar jullie verlangd.
Ik zie nu,
het is goed dat jullie niet meer zijn,
niet meer
zijn van deze Tijd,
niet meer van deze tijd met zijn
last van schaamte die jullie gebeente, uitgeput
door eigen jaren van
tragische geschiedenis,
zeker niet had kunnen dragen.
Vertaling: Kathleen Rutten/ Ad van Rijsewijk
Het gedicht werd in 1984 opgenomen in de bundel Oblique Prayers: New Poems
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 9 van 43