EEN BEWOGEN HERBEGRAFENIS

‘Een begrafenis’ is één van de bekendste gedichten uit de beginperiode van de Poolse Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. Het werd geschreven in 1956 en is opgenomen in de bundel Roepen naar Yeti (Wolanie do Yeti).
     
Grote vraag in dit gedicht is: wie werd één keer geboren en toch twee maal begraven?
Wel
aan: het gaat om de Hongaar László Rajk, een staatsman die in de Spaanse Burgeroorlog vocht, vooraanstaand lid werd van de Hongaarse Communistische Partij (MKP) en in de tweede wereldoorlog in Hongarije gevangen werd genomen.
     
Hij werd na de oorlog eerst minister van Binnenlandse Zaken en snel daarna van Buitenlandse zaken. In 1949 werd hij echter gearresteerd.
Hij zou een spion geweest zijn van de Amerikaanse en Britse geheime diensten. De ergste beschuldiging was echter dat hij een Titoïst was, een aanhanger van Tito.
     
László Rajk werd op 15 oktober 1949 in Boedapest opgehangen.

  

Toen in 1956 het tij langzaam aan het keren was, werd Rajk gerehabiliteerd.
Aan de vooravond van de Hongaarse Opstand werd hij op 6 oktober in Boedapest onder vertoon van de nodige symboliek herbegraven.
     
Wislawa Szymborska, die in deze periode afstand nam van het Stalinisme brengt in dit gedicht een eerbetoon aan László Rajk en gaat dieper in op de Hongaarse Opstand die van 23 oktober tot 10 november 1956 plaatsvond. Sovjet-troepen maakten op bloedige wijze een eind aan die opstand. Zo’n 2500 Hongaren kwamen daarbij om het leven en het vluchtelingenaantal wordt op 100.000 geschat.


Het gedicht gaat zo:

Van Wislawa Szymborska

Een begrafenis

De schedel, uit de aarde genomen,
werd ingelegd in marmer,
de medailles werden gewiegd
op kussens van purper.
De schedel, uit de aarde genomen.

Ze lazen van een papiertje:
a) hij was een bovenstebeste
b) en nu spelen, orkesten,
c) jammer dat hem niets restte.
Dat lazen ze van een papiertje.

Natie, wees nu dankbaar
en respecteer deze buit:
hij werd één keer geboren
en toch tweemaal begraven.
Natie wees nu dankbaar.

Er was een grote parade
voor wel duizend bazuinen,
met agenten voor de menigte
en geschommel voor de klokken.
Er was een grote parade.

Hun ogen keken schichtig,
van de grond naar de hemel:
of daar duiven al kwamen,
met bommen in hun snavel.
Hun ogen keken schichtig.

Tussen hen en het volk zouden
alleen bomen zijn, heette het,
alleen waarover in hun groen
gezongen of gezwegen werd.
Tussen hen en het volk.

Maar de bruggen bleven dicht.
Er waren holle wegen,
wegen geplaveid met steen.
Tanks denderden eroverheen.
Maar de bruggen bleven dicht.

Met al zijn bloed nog stromend
ging het volk hoopvol naar huis,
het wist nog niet: het klokkentouw
kleurde van ontzetting grauw.
Met al zijn bloed nog stromend.

(Vertaling: Gerard Rasch)


Een bescheiden oeuvre

Wislawa Szymborska (Bnin 1923-Krakau 2012) won in 1996 tot verrassing van vrijwel heel de literaire wereld de Nobelprijs voor literatuur.
      Zij heeft in feite een bescheiden oeuvre: niet meer dan 250 gedichten.
Het gedicht ‘Een begrafenis’ is opgenomen in de bundel Einde en begin, uitgegeven door Meulenhoff.

      Ook haar dankwoord ‘De dichter en de wereld’ bij de uitreiking van de Nobelprijs staat erin: ‘Professoren in de poëzie bestaan niet‘. En: ‘Hun werk is hopeloos onfotogeniek’.