Poëzie (358)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Een witte bungalow op Capri
Het was een nacht in het voorjaar van 1952.
De Chileense dichter Pablo Neruda -in 1971 winnaar van de Nobelprijs voor literatuur- en zijn minnares Matilde Urrutia slapen voor de eerste keer in de witte bungalow op de kliffen van het Italiaanse eiland Capri.
Hij schrijft direct daarna één van zijn beroemdste gedichten: La noche en la isla met als eerste regel Toda la noche he dormido contigo.
In de vertaling van Fred de Haas, die in 1974 verscheen bij Flamboyant/P gaat het als volgt.
De nacht op het eiland
De hele nacht heb ik met jou geslapen,
bij de zee, op het eiland.
Woest en lieflijk lag je tussen lust en sluimer,
tussen vuur en water.
Wie weet, heel laat
werden onze dromen één
op de golf of in het dal,
hoog als takken bewogen door eenzelfde wind,
laag als rode wortels die elkander raken.
Misschien scheidde jouw slaap
zich van de mijne
en zocht je naar me
op de donkere zee,
als vroeger,
toen je nog niet was,
toen ik je voorbijvoer
zonder je te zien,
en zocht je blik|
at je vandaag
- aan brood, aan wijn, aan liefde en aan woede -
door mij met volle handen wordt gegeven,
omdat jij de beker bent
die op mijn levensgaven wachtte.
Ik heb de hele nacht
met je geslapen,
terwijl de duistere aarde wentelde
met doden erop en levenden,
en bij het onverwacht ontwaken,
midden in het donker,
omgreep mijn arm je middel.
Niet de nacht en niet de slaap
vermochten ons te scheiden.
Geslapen met jou heb ik, en
Bij het ontwaken
schonk je uit de slaap gekomen mond
aan mij de smaak van aarde,
van zeewater, van algen;
uit de bodem van je leven
ontving ik je kus,
nat van dageraad,
als kwam hij tot me
uit de zee
die om ons was.
Het gedicht is opgenomen in de bundel De verzen van kapitein (Los versos del capitán).
Een verzameling liefdesgedichten, vol tederheid en hartstocht maar ook met woede en jaloezie.
Pablo Neruda, die tevens diplomaat was, schreef de verzen tussen 1949 en 1952, toen hij verbannen was uit Chili.
Dat gebeurde op tal van plekken in de wereld.
Ze werden in eerste instantie anoniem uitgegeven in Napels.
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Das Lied ist aus….
Willem van Iependaal (1891-1970) schreef in de jaren dertig van de vorige eeuw dit liefdesversje. Geïnspireerd door de titelsong van de beroemde Duitse liefdesfilm Das lied ist aus onder regie van Géza von Bolváry.
Met die beroemde regel: Frag nicht warum ich gehe; Frag nicht warum.
Van Willem van Iependaal
Het lied is uit…
Ik zocht in riet en wilgenblad
Een schuil met jou, Marie,
Omdat jij last van sproeten had
En ik van poëzie
Ik zong van Maan en Wereldwee
Voor jou, mijn koningin
En jij sprak over H.V.V.
En ijsies van Jamin.
Ik noemde je mijn troeliefras,
Mijn snuitebout en snoes…
Jij veegde met mijn flodderdas
De kruimels van je bloes!
Jij trouwde met een makelaar,
Een sof, een bankroutier…
’t Verschoten lintje uit je haar
Treurt aan mijn stomme lier.
Ik koop nou shag van Dobbelman,
Die kost maar negen spie
En draai er saffiaantjes van:
Das Lied ist aus, Marie…
Veel liefdesverdriet lijkt Willem niet te hebben. Hij werd geboren in Rotterdam en Marie komt uit Den Haag, getuige haar liefde voor HVV, een Haagse voetbalclub die tussen 1891 en 1914 maar liefst tien maal kampioen van Nederland werd. En die ijsies van Jamin klinken ook al niet erg verliefd. Een spie was overigens een cent.
Een rustig straatje in Tuindorp-Vreewijk
Willem van Iependaal was het pseudoniem van Willem van der Kulk. Hij nam in 1915 dienst in het Britse leger, raakte verzeild in de Belgische loopgraven en keerde gedesillusioneerd terug als een overtuigd pacifist. Later kreeg hij grote bekendheid door zijn roman Polletje Piekhaar.
In 1932 ging hij terug naar Rotterdam en vestigde zich in Tuindorp-Vreewijk. Daar woonde hij in de Iependaal, dat tevens voor zijn pseudoniem diende. Ik ben er even gaan kijken. De Iependaal is een rustige, wat smalle straat met mooie hoge bomen. Geen iepen maar platanen.
Luister naar Das Lied ist aus…
Door Marlene Dietrich
Hildegard Knef
Richard Tauber
(Eerder geplaatst augustus 2016; Bewerkte versie)
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
Slechts gekleed in een handdoek
Jan-Willem Overeem (1942-1979) is een vrij onbekende dichter, die niet zo oud werd. Hij was ook prozaïst en docent dramatische expressie aan de Toneelacademie in Maastricht.
Eén van zijn bekendste (liefdes)gedichten is Brief uit de trein.
Een larmoyant gedicht, dat bij mij vooral de vraag oproept: ‘’Waar is dit geschreven?’’
-----In een trein; ja!
-----Op ongeveer 500 kilometer van Maastricht ja!
-----In een tunnel. Ja!
Ik denk dat ik het gevonden heb, maar lees eerst het gedicht:
Brief uit de trein
Liefste, het regent. Ik zie je heel duidelijk.
onze kamer inlopen/ er is iets met de verwarming
iets niet in orde/je haren nog vochtig/
slechts gekleed in een handdoek/.
Er zijn alleen wat oudere mensen, niemand
zegt iets. We rijden langs afgegraven land
en ik weet het zo langzamerhand zeker,
er komen steeds meer autokerkhoven bij.
Liefste, mijn vingertoppen gisteren als terloops
op je schouder, dat wilde zeggen,
terwijl de kinderen rondholden en schreeuwden,
het fornuis viervoudig vlamde onder de pannen,
de telefoon overging en een van je vlechten
uitviel omdat een lint het begaf,
het is nog niet te laat
laten we elkaar omhelzen, omhelzen, omhelzen,
Want we hebben alle tijd van de wereld.
Liefste, ik ben nu ongeveer vijfhonderd kilometer
van huis, het wordt donker, laat het in dit soort
omschrijvingen van afstand gezegd kunnen blijven.
De anderen gaan proberen wat te slapen.
We gaan door een tunnel. Er zijn ook tunnels,
die om je heen blijven staan. Ik wil je nog zeggen
wacht me op alsjeblieft als ik terugkom.
Ik kan het niet allemaal alleen dragen,
wat ik je niet kan vertellen.
Het is in de jaren zeventig van de vorige eeuw geschreven. Toen waren er nog niet zoveel spoortunnels. Ik denk dat hij de Nord-Süd-Bahntunnel in Berlijn bedoelt. Die loopt onder de binnenstad door. Voor die tijd heeft hij door het eentonige afgegraven landschap van de Deutsche Demokratische Republik (DDR) gereden met al die autokerkhoven voor Trabant en Wartburg, De afstand Maastricht-Berlijn is ruim 500 kilometer.
De dichter Hans van de Waarsenburg schreef een essay over het werk van Jan-Willem Overeem. Hij spreekt daarin tegen dat de dichter zelfmoord gepleegd zou hebben, want ‘’het was een natuurlijke dood”.
Over hem schreef ik al eens eerder naar aanleiding van zijn (toeval?) gedicht : Berlin -1900- zoveel.
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
LANGGELEDEN & VANDAAG
Hugo Claus was het meest bekend als romancier. Zijn Verdriet van België is ongeëvenaard. Maar ook als dichter heeft hij een prachtig oeuvre achter gelaten. De Sporen verscheen in 1993 en direct het jaar daarop kreeg hij daarvoor de eerste VSB Poëzieprijs.
In deze bundel heeft hij een gedicht opgedragen aan Gerrit Kouwenaar.
Het gaat zo:
Gelukkig dat zij jou als zoon had, je moeder
En gelukkig dat je er bent
Ratelend remmend op de
Racefiets van je vers
In dat gedicht van langgeleden en vandaag
Tussen tantes met hun gloeiend water en de
Koeken door je ooms gesneden.-
Omdat je er bent
Uitermate dichter in een
Wereld die elke dag
Eerder dichterbij dan toen ruikt
Naar de brandgeur in de jas van je vader.-
Achter je radeloze fonemen
Aan redelijke rafels geschreven
Raad ik het: je kunt het ,Gerrit, stenen verzachten
Ode of niet?
Is dit nu een ode of niet? Claus schreef het in 1983 toen Gerrit Kouwenaar 60 jaar werd. Het is opgenomen in een huldeboek onder de titel Het is zo vandaag als altijd.
Kouwenaar las het bovendien op de televisie voor, toen Hugo Claus in 2008 overleed.
Maar waar komen die radeloze fonemen vandaan en hoe redelijk zijn die geschreven rafels?
We kunnen er dan natuurlijk het best het betreffende gedicht van ‘langgeleden en vandaag’ bij halen. De tantes met hun gloeiend water en de ooms met de gesneden koeken.
Ik heb het voor u gevonden.
De dag
Op de dag dat ik er was stonden de klokken zeven
de buren praatten op de balkons over vrede
mijn vader schreef een stuk over een brand
mijn moeder was gelukkig dat zij een zoon had
de ooms sneden koek ik lag geheel gesloten
de wereld gaf prompt antwoord met sportmanifestaties
de avond was vol auto's met supporters
de tantes liepen geruisloos met gloeiend water
de krantenman op zijn racefiets groette de dokter
de ogen der stad stonden wijd open in avondzon
omdat ik er was in een kom van asfalt
omdat ik er was speelde het orgel gedempt in de verte
in de nacht kwam mijn vader met een jas vol brandgeur
hij liep op gummi bottines de trap op en af
hij heeft op het balkon een cigarillo gerookt
hij dronk een glas wijn en dacht ik kan zweven.
Twee handen vol vierkante woorden
brood en vruchten voor brood en vruchten
wind is er veel langzame stekende adem
er is één lange gapende letter
prijs de aviateur met een mechanisme
prijs de visser met het lui sleepnet
de tongstem der druiven als een oud kerklied
zinloos en onverstaanbaar en lieflijk
het brood is veel waard wit in de nachtwind
ik lig krom als een mens in lachkramp
ik ben geheel een mens op blote sandalen
tellend mijn vingers tellend mijn vingers.
Zou het lachen zwart zijn liefste
zou er altijd een moeder teveel zijn geboren
zouden de wanden naar mij toebuigen
zouden er metalen stangen door de stilte gaan
ik was de jongen die de brief moest brengen
jij was het meisje dat de brief niet ontving
wachten was vrijwel onmooglijk
wij zijn jong geworden binnen elkaar
de tranen zouden één keer droog zijn geweest
de vader zou één keer levend worden begraven
de vriendschap een bloedend standbeeld
en de pleinen vol bladeren om te vergeten.
Op 5 april 1989 werd Hugo Claus op zijn beurt 60 jaar en schreef Kouwenaar een nieuw gedicht De Dag.
Is dat een ode? Oordeel zelf. Het gaat zo:
De Dag
De wand is dun, men hoort zijn vader
de tijd opwinden, de heel fijne dove
steeds vleziger ademhaling van een machine
wiens dagen sinds jaren geteld zijn
een voorjaar is het maar voorgoed november
een slachtmaand mak als brood
de opgeheven zwaarte van een hamer
het is alsof het handschrift aarzelt
de pagina berouwt, zich afvraagt wat het moet
met al die klinkers scherven zekerheden
het licht droogt op in inkt, het raam
ziet enkel in, verhelend dat de straat
zich inslaapt in een kiek, de uitgang dicht -
Invloedrijk dichter
Gerrit Kouwenaar (1923-2014) was een invloedrijk dichter. Ook hij won voornoemde VSB Poëzieprijs (1997), maar al eerder in 1970 de P.C.Hooftprijs en in 1989 de prijs der Nederlandse letteren. Kouwenaar was vooral bekend als een soort voorman van de Vijftigers.
Zijn bloemlezing Vijf 5tigers kreeg opmerkelijk veel aandacht. Hierin is werk opgenomen van Remco Campert, Lucebert, Bert Schierbeek, Jan Elburg en van hemzelf.
Grote afwezigen zijn Simon Vinkenoog en … Hugo Claus.
- Details
- Categorie: Poëzie (358)
De visser van Ma Yuan
Ik kwam het toevallig weer eens tegen: Visser van Ma Yuan, een mooi en bijzonder gedicht van Lucebert.
Het gaat zo:
Visser van Ma Yuan
Onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
Golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
Angler on a Wintry Lake
Ma Yuan is ėėn van de beroemdste Chinese schilders. Hij leefde van 1160 tot 1225. In 1195 schilderde hij zijn Angler on a Wintry Lake (Visser op een winters meer).
Het hangt niet in China, maar in het Tokyo National Museum Japan.
Lucebert moet erg getroffen zijn geweest, toen hij een copy van dit schilderij zag.
Op Internet buigen allerlei deskundigen zich over dit gedicht.
Want wat bedoelde hij er eigenlijk mee?
Ach; kijk gewoon naar het schilderij, lees het gedicht, luister hoe Lucebert het in dat mooie ritme zelf voorleest en trek uw eigen conclusies.
Hij leest vijf gedichten, maar als u ongeduldig bent en alleen naar ‘’De Visser’’ wil luisteren ga dan naar 1’17” .
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 3 van 45