De olieman uitgelicht

Het lijkt een simpel lied met een overigens mooie tekst:
      De olieman heeft een Fordje opgedaan.
Maar er is veel mee aan de hand.
      Het werd in 1933 gemaakt door Jacques van Tol. Louis Davids kocht voor honderd gulden de tekst en zette er zijn eigen naam onder. Dat stelde hem -vond hijzelf- ook in de gelegenheid om veranderingen in de tekst aan te brengen.
     
In het refrein bijvoorbeeld veranderde hij de regel:
     
      ‘En dan neemt zijn vrouw de slinger mee naar bed’  in :
      ‘Want dan stopt zijn vrouw de slinger onder ‘t bed’.
Dat was minder aanstootgevend.


Ook de laatste regels van het tweede couplet werden veranderd:

      ‘De buren gluurden door de ruit, van nijd waren ze groen
     
En zeien:’Ja zo gaat het als de mensen dik gaan doen’.

Dat werd:

      ‘Een jochie uit de buurt riep met z’n petje op één oor:
      Dat ding het astma Nelis, zet er maar een bokkie voor’.

Waarom dit gebeurd is, is mij niet duidelijk. De tekst wordt er bepaald niet beter van.

En verder:

De P.C. Hooft was een passagiersschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland.
      Dit schip vloog in 1932 in Amsterdam in brand en werd volledig in as gelegd.

Amsterdammers gingen in die dagen naar de hei bij Bussum.
      Naar het strand in Zandvoort of Bakkum, naar de bollen in Hillegom en naar de speeltuin in Vinkeveen.
Louis Davids was trouwens geen Amsterdammer maar werd geboren in Rotterdam.

Deterding was Sir Henri W.A. Deterding, directeur-generaal van de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij en later directeur van de Shell.
      Deterding lanceerde in 1937 het merkwaardige plan om voor tien miljoen gulden Nederlandse agrarische producten aan te kopen en te schenken aan de Duitse bevolking, omdat daar op dat moment voedselschaarste was.
      Ons Ministerie van Landbouw was daar toen blij mee. Net als de landbouworganisaties.
Omzet en winst. Opportunisme is van alle tijden.
     
Deterding overleed in 1939 en werd begraven in het Duitse Dobbin.
Er was ondermeer een krans van Adolf Hitler.

Ook Jacques van Tol had een dubieuze reputatie.
      Hij schreef naast zijn 'gewone' werk anti-semitische liedjes en Nazi-propaganda.
Na de oorlog zat hij drie jaar gevangen.

Luister hier naar de vertolking van Louis Davids

 
Van Jacques van Tol

De olieman heeft een Fordje opgedaan

De olieman van ‘t pleintje ging zijn radio verpanden

Hij was blasé van ‘t goede en verbrak de etherbanden

En toen met ome Jan zijn zeven tientjes in zijn handen

Had hij op ‘t autokerkhof een vehikeltje gekocht

Een onecht kind van Ford , vol deuken, bulten en hiaten

In lang verleden tijden op de mensheid losgelaten

Dat zich met korte sprongen voorwaarts repte langs de straten

En hartverscheurend kreunde als je remde in de bocht

Maar als hij met zijn wagen door zijn eigen buurtje ging

Dan riep de hele buurt: ‘Opzij … daar hè je Deterding’


(Refrein)

De olieman heeft een Fordje opgedaan

Daar rijdt ‘ie mee als een vorst door de Jordaan

Maar ’s avonds om tien uur is het uit met de pret

En dan neemt zijn vrouw de slinger mee naar bed

Tuf, tuf, tuf

 

Op zeek’ren zondagmorgen die het noodlot extra schikte

Geviel het dat ook Ma haar meer dan ongewone dikte

Etapsgewijze, deel na deel, in ’t wrak vehikel wrikte

Om met haar man en kroost een dag naar Bussum toe te gaan

Pa trachtte met de slinger ’s monsters ingewand te zoeken

Maar ’t reageerde niet, het kraakte slechts in alle hoeken

En Pa gaf de premiè re van twee splinternieuwe vloeken

Omdat Ma lijzig vroeg of ‘ie misschien niet aan wou slaan

De buren gluurden door de ruit, van nijd waren ze groen

En zeien: ‘Ja zo gaat het als de mensen dik gaan doen’


(Refrein)


Pa wierp zich onder ‘t voertuig en forceerde enkele moeren

Ma zei: ‘Doe eerst je strikkie recht, de buren staan te loeren’

Pa vroeg beleefd maar kort of zij haar claxon niet wou roeren

En ging weer in de olie liggen met z’n goeie goed

Het kroost verpoosde zich met aan de hendeltjes te knoeien

Zodat er diep in ’t mechanisme iets begon te loeien

Pa dreigde met zijn sleutel de familie uit te roeien

En ‘t uitstapje te wijzigen in een begraaf’nisstoet

Maar ‘t Fordje was gaan kuchen en het hoofd van het gezin

Riep: ’Vrouw, je kaken op mekaar, hou vast, ik schakel in’


(Refrein)


‘t Gedrocht liet plots een schreeuw, of het er vreugde in ging krijgen

En trachtte eerst een onbeheerde handkar te bestijgen

Ma gilde: ’Me vergaan!’. Pa ging met demontering dreigen

Van haar en beider nakroost, en dat maakte haar weer klein

Toen nam het beest zijn sidderende wieletjes tezamen

En startte ten verderf. Verschrikte buurtgenoten kwamen

Naar buiten, of ze keken eens misprijzend door de ramen

Wie of er weer met zevenklappers speelde op het plein

Een wijze oude opa riep, door het geknal verdoofd

‘Dat ding rijdt naar z’n ondergang, net als de P.C.Hooft’


(Refrein)


Twee uur na dit gebeuren arriveerde er een wagen

Met paard voor Nelis’ deur en de verblijde buren zagen

Hoe Ma met een gezwollen oog de trap werd opgedragen

Luidop onschone dingen zeggend over autosport

Daarachter man en kroost, vol olie, wegenstof en deuken

De voerman van de kar bracht nog een baalzak in de keuken

Slechts hij die veel had gestudeerd in de tiendeel’ge breuken

Kon zien dat dit het afgekloven rif was van de Ford

De buren hadden hun revanche en glimlachten verblijd

En Nelis, als ’ie uitging, hoorde nog een hele tijd:


(Refrein)