Mirliton; een grafliedje

Mirliton is Frans en betekent in onderstaande gedichten ‘’rijmpje’’. Dat slaat op de slechts twee rijmklanken die gebruikt worden: ‘’ales’’ en’’ra’’ in het Frans en ‘’ekel’’ en ‘’een’’ in het Nederlands.
     
Het oorspronkelijke Mirliton is van Tristan Corbière ; de bewerkling van J.J. Slauerhoff.
In het Frans is het een simpel lichtvoetig gedichtje over een dode nietsnut, die in zijn graf ligt en bezocht wordt door een vrolijk zingende krekel. Er groeit onkruid op het graf en er is een wit lelietje van dalen.
     
In de bewerking van Slauerhoff wordt het wat grimmiger. Het onkruid verandert in distels, de nietsnut wordt een slampamper, het vrolijke lied wordt schel en zelfs gesmoord geween en de lelie, een bekende grafbloem, wordt helemaal weggelaten. Wel houdt Slauerhoff het simpele rijmschema aan. Vanwege dit schema en de herhaling in de regels 1, 7 en 12 is er in het gedicht van Corbière sprake van een rondeel. Slauerhoff schuwt de herhalingen, maar voegt aan het oorspronkelijk gedicht nog vijf regels toe.

Lees en vergelijk:

Van Tristan Corbière

Mirliton

Dors d’amour, mėchant ferreur de cigales
Dans le chiendent qui te couvrira
La cigale aussi pour toi chatera,
Joyeuse, avec ses petites cymbales

La rosėe aura des pleurs matinales;
Et le muguet blanc fait un joli drap…
Dors d’amour, mechant feurreur de cigales
Pleureuses en troupeau passeront les rafales

La Muse camarde ici posera,
Sur ta bouche noire encore elle aura
Ces rimes qui vont aux moelles des pâles
Dors d’amour, mechant feurreur de cigales


                                                                   Cimetière Saint-Augustin in Morlaix (BRETAGNE)

Van J.J.Slauerhoff

Mirliton

Slaap, kleine slampamper, jou slimme rekel

Slechts distels groeien over je steen;
Die weren met hun nijdigen stekel
Iedereen af, zoo lig je alleen

In doodsche stilte: de onzichtbare krekel
Zingt zijn schel liedje voor jou alleen.
Aan zachte gezangen had je een hekel,                                                                                                   
Nu hoor je als een gesmoord geween
De hevigste stormen. Weerspannige rekel!
Mijn Muze bemint je, al ben je enkel been.

Al mocht je haar niet lijden, Mene Tekel!
Jij wilde een wulpsch lijf en zij had er geen.
Maar de vrouwen zijn heen en zij alleen
Bekreunt zich nog om je en zweeft om je heen
En kust je zwart mondje dwars door den steen,
En haar smart gaat mij door merg en been…
Berouw komt te laat, kleine roeklooze rekel!