Mathilde & de Ommekeer

Jacques Perk ging dood in 1881. Hij was pas 22 jaar en had al een indrukwekkend oeuvre bij elkaar geschreven. Toen hij 20 jaar was schreef hij zijn zogeheten sonnettenkrans Mathilde. Meer dan honderd sonnetten in vier boeken opgedragen aan de eveneens 20-jarige Mathilde Thomas.
      Twee jaar later volgde Iris, het grote gedicht voor zijn nieuwste inspiratiebron Joanna Blancke.
Aan haar legde hij uit hoe hij tot het schrijven van Mathilde was gekomen.
      Uit een brief:


't Was in den zomer van '79 in Laroch sur Ourthe in de Ardennen. Daar heb ik zes dagen juffrouw Mathilde Thomas gekend. Ze was blond, twintig jaar, vrij aardig en verloofd met een graaf De Block.

Die juffrouw Mathilde, als alle 'fijntjes' nog al onbeteekenend, dacht, scheen het, waarlijk, dat ik haar wou 'hebben' en sprak soms heel vriendelijk met het twintigjarig baasje, nog al vreemd voor een verloofde.

Ik heb Mathilde er maar weer eens bijgehaald. Onwaarschijnlijk dat een jongen van twintig jaar, die alleen maar wat vluchtige ‘onbeteekenende’ ontmoetingen heeft gehad zo’n indrukwekkende en omvangrijke cyclus sonnetten kan schrijven.  

Uit Boek II, sonnet XXXI

Ommekeer

Door ál wat leeft, gevoelde ik mij verlaten,
En nergens was ik, en met niets, tevreden;
Elk haatte mij, zoo meende ik, zonder reden:
Ik leed en leed, en kon den haat niet haten.

'k Verlangde, en wist niet wat; ik heb gebeden;
'k Zag al wat slecht was; vond Natuur verwaten,
En ijdel 't leven; wie een lach bezaten,
Der domheid kroost, die ketterleer beleden. -

Toen zag ik ú, en kon geen meening uiten:
'k Had vreugde, vrede, liefde weergevonden,
'k Zag, waar gij traadt, een bloem, een roze ontspruiten.

Natuur en Menschheid voelde ik mij verbonden:
In ú wilde ik 't Heelal in de armen sluiten....
Gij, engel! zijt mij tot geluk gezonden! -

En het begin van Iris

Der eerwaarde jonkvrouwe Joanna C. B.

Ik ben geboren uit zonnegloren 
En een zucht van de ziedende zee, 
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen, 
Gezwollen van wanhoop en wee. 
Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven 
Als dauw aan de roos, die ontlook, 
Wen de Dagbruid zich baadt en voor 't schuchter gelaat 
Een waaier van vlammen ontplook. -

 

 Klik HIER voor alle ZoekPoëzie