Een ouwe leekedis
Herman Teirlinck (1879-1967) was nog heel jong toen zijn eerste bundel gedichten in 1900 werd gepubliceerd onder de titel Verzen.
Eén van die verzen is De Leekedisse.
Als u niet weet wat een leekedisse is, kunt u wel een vermoeden krijgen bij het lezen van het gedicht.
De leekedisse
Een zuiver waterken ligt in het lover
Te rusten. ’t Blauwe zonlicht valt er op,
En ene spinne kruipt er langzaam over
En wrijft soms met een pootje om haren kop.
Nu komt een schrijverke uit het gras gedreven
En spoedt zich warrr’lend door het jonge riet,
En doet het water ene wijle beven,
Zodat de spin verwonderd ommeziet.
De poel wordt stille en tussen grauwe keien,
Heel diep langs den grond, zie ‘k zachtjes aan
Een ouwe leekedis zich neerevleien
En haren steert traag heen en were gaan.
Zo!. Meneer Teirlinck ontwaart niet zomaar een leekedis, nee, een ouwe leekedis. Het beest heeft een staart en beweegt zich voort in een poel met zuiver water.
Aanvankelijk kon ik het niet vinden, maar omdat het gedicht in 1900 verscheen, zocht ik in de Dikke van Dale onder lekedis (met één e).
En jawel! Verklaring: een hagedis (reptiel),
Maar hagedissen bewegen zich volgens mij voort op het land en niet op de bodem van een poel.
En toen vond ik deze prentjes in een aflevering van “De Levende Natuur’’, een Nederlands-Belgisch tijdschrift voor veldbiologie.
Een lekedis is een watersalamander (amfibie).
Een schrijverke is een schrijvertje en dat is een kever, die over water kan lopen.
Daar schreef Guido Gezelle nog eens een gedicht over.