Ode aan een anarchist

José Domingo Gomez Rojas was 16 jaar toen hij zijn Rebeldias Liricas schreef. Een soort rebelse liederen. Het was toen 1913.
      In zijn geboorteland Chili was hij in intellectuele kringen op slag een dichter met een uitzonderlijk talent.
Zeven jaar later in juli 1920 werd hij opgepakt en in de gevangenis vastgezet. Hij werd gemarteld. Op 29 september 1920 overleed José Domingo Gomez Rojas. 24 jaar oud.
      De officiële lezing van de Chileense autoriteiten was: hersenvliesontsteking

Rojas was een anarchist. Daar waren er in die tijd meer van. Zij namen het voortouw bij steeds omvangrijker wordende betogingen en protesten. Gericht tegen de leiders van Chili, die een oorlog dreigden te beginnen tegen Peru en Bolivia.
      Rojas schreef in die jaren elegieën. Klaagzangen dus of -zo u wilt- treurdichten. Veel van die teksten werden gedeclameerd op zijn begrafenis op 1 oktober 1920 in Santiago de Chili. Daar waren zo’n 50.000 rouwende betogers bij elkaar gekomen.

Marnix van Gavere (1897-1974) een Vlaams dichter, betoont in onderstaande elegie zijn respect voor  
José Domingo Gomez Rojas. Een ode.


Elegie

Chili.
Perez kwam vandaar,
mijn ouwe lieve schoolkameraad;
en mijn onbekende vriend
Domingo Gomez Rojas
stierf er met wat zon op zijn gezicht

Hij stikte in stofbeladen folianten
hij schreef zijn ogen vol
met namen op A en O
Domingo Gomez Rojas.
Zijn moeder gaf de vogels te eten;
zijn jonge broer reed op zijn knie;
Domingo Gomez Rojas zong het mooie leven
en stikte in folianten.

Op de hoeken der straten blonk zijn gezicht;
bij avonden dat stemmen helder opklinken
was hij in de achterbuurten,
joelde met de jongens
en de vrouwen verdroomden hun nachten om hem.

‘’Domingo, begroeten ze hem, Rojas
waar is het geluk?’’
En zijn glimlach zei
in U en in mij,
in de liefde van ons allen.
Hij mikte op de harten wijl hij wist.

Omdat, wijl hij ’t leven peilde
hij uit liefde al vergat,
en wijl hij schreef
zijn hart te vol bezat;
omdat, wijl hij sprak
zijn hart op zijn lippen lag,
werd de gevangenis zijn tehuis
en de dood zijn gezel.

O tak vóór ‘t raam
duizendmaal bekeken en altijd nieuwe vreugd;
o deur der gevangenis
welke niet eens een naderende stap verwacht,
en de trage slag der eeuwigheid
die in ’t hart nog luttel wacht.

Plots viel een schot
en door zijn hart joeg
febriekgefluit en scherp gezang
als van scharen die marcheerden in de straten:
mijn hoofd was in het raam gemetst.
Zó vonden ze hem in zijn cel,
beweegloos
de verwachting in zijn hart getast
en ’t ritme van de schoonst-gedroomde wereld
naar zijn hoofd gerezen.

O Domingo Gomez Rojas,
uit het verre land van Chili,
zinn’loos stierf gij met wat zon op uw gezicht.


Klik HIER voor alle ZoekPoëzie