Poëzie (350)
- Details
- Categorie: Poëzie (350)
TSINGTAO & SJANSI
Ik noem het altijd maar zoekpoëzie.
Zo’n gedicht waar je parate kennis voor nodig hebt om het te doorgronden.
In 1978 bijvoorbeeld kreeg ik een bloemlezing cadeau van een aantal gedichten van Slauerhoff,
Ik leerde zijn stijl, zijn ritme , onmacht, hartstocht, tragiek en zijn verlangen kennen uit die poëzie.
Maar soms bleven er leemten, omdat ik bepaalde dingen niet wist.
Nu kun je dat simpel op Internet vinden, maar ik verzeker u dat ‘t in 1978 een stuk moeilijker was.
Neem het volgende gedicht:
MANESCHIJN TE TSINGTAO
De maan weent over de waatren
Om ‘s werelds leed te verzachten,
Zij heeft maar enkele nachten
En weet dat het niet zal baten.
Het bare zwarte gebergte
Ligt hard in het milde vlieten.
De golven zijn moegetergd en
Willen geen glans meer genieten.
De wereld wankelde lang
Tusschen geluk en ellende,
Maar duldt nu rampen en dwang,
Alsof hij nooit anders kende.
Maan, straal liever niet meer,
Of word een groot rond brood
En daal zoo in Sjansi neer
En red het van hongersnood!
Vragen, vragen, vragen...
Waar bijvoorbeeld lag Tsingtao?
En wat was Sjansi?
Als je dat niet wist, kon je zo’n gedicht natuurlijk wel waarderen om zijn -zoals kenner Kees Lekkerkerker dat noemt- Slauerhoviaanse ritme, om dat vrije rijmschema en om die wanhoopskreet aan het eind.
Maar echt begrijpen deed je het niet.
Scheepsarts & dichter
Slauerhoff was scheepsarts en dichter.
Hij was een man van verlangen, die reisde om te proberen dat verlangen te bevredigen.
Dat lukte nauwelijks. Een beetje op zijn geliefde Vlieland en op sommige plekken in China.
Tsingtao zou dus wel een havenstad in China zijn.
Maar in de atlassen die ik toen raadpleegde kon ik het niet vinden.
Atlassen & atlassen
Pas in de bibliotheek van Rotterdam vond ik het in de 49ste druk van de Bosatlas (1955).
Het heet daar Tsing-Tau en ligt aan de Gele Zee in het Noordoosten van China.
In latere atlassen heet deze plaats steevast Qingdao.
Die link was mij destijds ontgaan.
Sjansi
In die oude atlas is ook een kaart opgenomen van de toenmalige administratieve indeling van China.
En daar treffen we in het binnenland de provincie Sjan-si aan.
Tegenwoordig heet dat Shanxi of Shaanxi. Een zeer arme provincie waar vorige eeuw inderdaad veel hongersnoden zijn geleden. Slauerhoff maakte zijn laatste reis naar China in 1927.
Hij hield zijn werk als scheepsarts en zijn dichterschap altijd streng gescheiden.
Als het even kon maakte hij ook reizen het binnenland in.
Het lijkt mij aannemelijk dat hij in 1927 de hongersnood in Sjansi zelf meegemaakt heeft.
In de mooie, zeer degelijke en omvangrijke Slauerhoff-biografie van Wim Hazeu heb ik dat overigens niet kunnen terugvinden.
- Details
- Categorie: Poëzie (350)
Vlist bij Haastrecht
Van Henk Kooijman
ode aan de vlist
liefelijke vlist die zich slingert
door ‘t weilandenrijk als een wingerd
met wilgen, gebalde vuisten
in de smalle berm, en het fluisteren
van ‘t hoge riet aan weerszijden,
en daarboven het blauw-wit gespreide
wolkenbed van de hemel
en beneden het blinkend gewemel
van lichtende golven en vissen,
witte lelies en gele lissen.
en kievit, en karekieten
de rietzangers in het riet en
in ‘t boenhok het boerenmeisje,
zingen alle hetzelfde wijsje;
van de liefelijke vlist, die zich slingert
door ‘t weilandenrijk als een wingerd.
Vlist & vuisten
Vlist & riet
Vlist & wingerd
Vlist & boenhok
(Eerder geplaatst: januari 2014)
- Details
- Categorie: Poëzie (350)
Een dichtende dorpsbewoner
De naam van het dorp wordt in het gedicht niet genoemd. Maar dorpsbewoner Henk Kooijman (1928-1988) werd geboren in Haastrecht, een dorp in de Zuid-Hollandse Krimpenerwaard.
Henk Kooijman was een dichter. Hij schreef ambachtelijk. Over zijn liefde voor de Waard, het Groene Hart, voor zijn dorp en voor het riviertje De Vlist, dat door Haastrecht stroomt. Hij was een bescheiden man. Inmiddels bijna vergeten. Maar hij maakte mooie gedichten, waarvoor hij overigens nooit een prijs ontving. Misschien wel goed ook, want hij leek me geen type voor talkshows (talluksjoos).
Haastrecht: De slootkant
Van Henk Kooijman
Dorpsbewoner
Al zeg ik het zelf, ik ben een eentonig man
Het maakt me niet warm, de wereldzee te bevaren.
Zijnd die ik ben, met elke beperking van dien,
Durf ik zelfs te zeggen: Elke dauwdrup is mij evenveel
Als alle zeeën tezamen. En het trekt mij niet in het minst
Uitheemse stranden te zien: De slootkant
Waaraan ik geboren ben is niet mooier misschien
Maar lelijker zeker niet en mij bovendien
Zoveel liever. -Ik ben maar het liefste inheems.
Ik zei het al: Ik ben een eentonig man
Het doet mij goed, steeds dezelfde van jongsaf bekende
Gezichten te zien. Het menselijke is overal
Even menselijk en het maakt me gelukkig hetzelfde namiddaglicht
Te zien verglijden langs dezelfde verweerde gevels. Ik ben blij
Met de eerste vlinder of vlieg in het voorjaar. En al zegt mijn verstand:
Neem al zo het valt, toch zinkt mij somtijds de grond
Onder mijn voeten weg als ik weet: Er is een dorpsgenoot dood,
Als ik denk: Nooit, nooit zie ik hem weer; ook al denk ik soms:
Buiten de tijd is alles nog evenveel als het ooit in de tijd geweest is.
Maar het deert me niet, een eentonig man te zijn,
Want de wereld is overal; is overal
Evenveel, ook in dit vanouds vertrouwde landschap.
Het zijn dezelfde harten die kloppen in alle kamers ter wereld;
Het is dezelfde wind, die suist in naar buiten toe andere bomen;
Het is hetzelfde licht, dat blinkt in weteringen en zeeën;
Het is dezelfde bloei, die bloeit in ogenschijnlijk andere bloemen;
Het is, hoezeer ook verdeeld, dezelfde regen die stroomt; het zijn
Dezelfde anonieme rivieren die stromen, dezelfde
Rivieren, aan unanieme bronnen ontspringend.
En ik weet wel: Ondraaglijk slaat soms het uur
Van de goede buren, de muisjes van horen piepen
Sluipen de spuigaten uit; en, over liefde gesproken
Daar is de man met de bult, die zich zijn graf in drinkt,
Want geen vrouw wil hem hebben. Maar dit is niet anders, waar ook te wereld.
Ik zei het al: Ik ben een eentonig man.
Die, zijnd wat hij is en met elke beperking van dien,
Gelooft in een kleine gemeenschap. Kortom: Ik ben
Een dorpsbewoner.
Plaquette bij voordeur
Henk Kooijman woonde tot 1972 in Haastrecht. In een wijkje buiten het centrum op zijn woonadres -Julianalaan 32- werd in 2012 op initiatief van de Haastrechtse Kring deze plaquette onthuld om de dichter te eren.
Ik ben er even langs geweest.
(Eerder geplaatst januari 2014)
- Details
- Categorie: Poëzie (350)
Adieu sweet Bahnhof
Neem Wilfred Smit. Een vrijwel vergeten dichter, die door een beperkt aantal mensen werd gelezen en gewaardeerd. Hij leefde kort (1933-1972), publiceerde weinig. Groeide op in Nederlands Indië, waar hij in de tweede wereldoorlog eerst in een vrouwenkamp en daarna in een jongenskamp zat.
In Nederland werd hij een soort protegé van Simon Vestdijk, die hem stimuleerde om in 1959 zijn eerste bundel te publiceren: Een harp op wielen. Vier jaar later verscheen Franje en in 1971 volgde zijn verzamelde gedichten.
Wilfred Smit kreeg in 1984 ineens vrij grote bekendheid, toen de Nederlandse popgroep The Nits een regel uit één van zijn gedichten gebruikte; Adieu sweet Bahnhof. Een swingende titel in drie talen.
Lees, vergelijk en trek uw eigen conclusies.
Van Wilfred Smit
Sweet Bahnhof
Drijft men dan steeds verder
uit elkaar? Het afscheid schuift
een opdringrige oom tussen ons in.
sluit de ogen af -ja dit is vlucht
een handvol kaarten laten vallen
omdat men in onze vingers knipt.
wurg alle lichten -rasse schreden
maakt mijn vertrek, reusachtig
als op stelten wadend door de mist.
adieu adieu sweet bahnhof-
een convooi melaatsen wacht
in alle stilte de nalaatste trein.
Luister HIER naar Adieu sweet Bahnhof
Van The Nits
Adieu sweet Bahnhof
II have been waiting for hours in this train
And I'm riding through Brussels in the rain
Back to Paris more or less confused
By the shadows of tractors on the land
By the changes in my life I pretend
There's a new life waiting there for me
I asked myself what sort of books I'd read
In a train if I ever felt the need
I bought "My life with Picasso"
I think of so many things I like to do
I will go to the Centre Pompidou
There's a still-life part of my life too
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving tonight
Now like an arrow we're aimed at Gare du Nord
Between backs of the houses, streets like fjords
And the night falls over Paris
So I've come back to the Hotel d'Angleterre
I lay down on a double bed and stare
At the ceiling, what a feeling (To be back)
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving tonight
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving
Adieu, adieu sweet bahnhof
My train of thoughts is leaving tonight
- Details
- Categorie: Poëzie (350)
Zwart & wit & rood en groot
Er zat een specht in mijn tuin. Een grote bonte specht.
Dat weet ik, want de specht zit er wel vaker en ik heb het opgezocht. Zwart & wit & rood en groot. Groter dan de middelste bonte specht en zeker groter dan de kleine bonte specht. Het was geen groene specht , geen zwarte specht en zeker geen draaihals.
Ineens herinnerde ik mij ooit een gedicht over een specht te hebben gelezen van C. Buddingh’. Maar over wat voor specht ging dat?
Op internet kon ik het gedicht niet zo snel vinden; ook al omdat C. Buddingh’ een bijna onwaarschijnlijk groot oeuvre bij elkaar heeft geschreven.
Maar hij was ook samensteller van diverse verzamelbundels, waarin hij ook eigen gedichten opnam. Zou het kunnen zijn, dat ik het bewuste gedicht in één van die bundels was tegengekomen?
Jawel!
In ’Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten; deel 2’ , mede verzameld door Eddy van Vliet, staat het gedicht onder het hoofdstukje Plant & Dier.
Maar ja; mij wordt niet duidelijk om wat voor specht het hier gaat. Ik hou me aanbevolen als u het weet.
Van C. Buddingh’
De specht.
De timmerman van het bos; ook wel de tamboer
uit het vogelorkest met zijn beitelvormige snavel
roffelt hij meer dan honderd keer per minuut
op de schors van een boom, liefst een half vergane,
hakkend naar gangen vol malse larven,
die hij opsmikkelt met zijn hengeltong
Je leest er vaak over, maar ziet hem slechts zelden: zo’n jaar
of vijftien terug, op een ochtend -ik stond me te scheren-
weerklonk in de tuin van het ziekenhuis eensklaps een fel
geratel, ik liep naar het raam, en daar
zat er zowaar één, als vastgekit
aan de stam van een gammele populier.
Het werd een vertrouwd, maar toch steeds weer verrassend geluid;
we stonden vaak: mijn moeder, mijn vrouw en ik,
naar hem te kijken; soms waren er twee zelfs of drie,
driftig bikkend en beukend, terwijl
nog geen twintig meter van hem vandaan
de auto’s over de klinkers gleden.
Waar ze nestelden hebben we nooit geweten; ze moeten
gezellig en hartelijk zijn in gevangenschap,
gauw korzelig alleen, wanneer ze hun zin niet krijgen;
maar toch: ’Een haast ideaal huisdier’, zei
een Amerikaan, ’als hij niet zoveel tijd
had besteed aan ’t versplinteren van onze meubels’.
Het is allemaal lang geleden; dit jaar gaat
mijn oudste zoon naar de middelbare school,
mijn vrouw is zwaar ziek geweest maar gelukkig weer helemaal
opgeknapt, mijn haar wordt wat grijs,
de bomen zijn weg, de spechten zijn weg,
maar ik zie en hoor ze nog dikwijls hameren.
Subcategorieën
Poëzie Aantal artikelen: 139
Twee maal de helft en een geel strikje
Pagina 11 van 43