Poëzie (350)

 

Voor Mai; een moeder

Jan Hanlo was een verwend moederskindje. Een man met sterk pedofiele neigingen.
      K
atholiek, een stevige roker en nog steviger drinker, een ruziezoeker, een psychoot die zomaar van een dak afstapte.
Iemand die een jongetje van twaalf jaar uit Marokko ontvoerde. Een man die volgens zijn biograaf Hans Renders in een inrichting in Heilo  op eigen verzoek gecastreerd werd.

Jan Hanlo was ook een groot en bijzonder dichter.
      Het gedicht ’s Morgens is opgedragen aan Mai. Dat is zijn moeder.

Het gaat zo


Van Jan Hanlo


‘s Morgens

                                Voor Mai


Het was half vijf ’s morgens in April

Ik liep, en floot de St. Louis Blues

Maar ik floot die op mijn eigen wijze

Al fluitend dacht ik: mocht mijn fluiten

gelijken op de zang van de grote lijster

En waarlijk, na enige tijd geleek mijn

fluiten van de St. Louis Blues

Op de zang van de grote lijster:

turdus viscivorus

 

Moederfixatie

Jan Hanlo werd in 1912 geboren in Bandung op Java.
      Zijn ouders scheidden vlak daarna en Jan ging met zijn moeder Maria Crombach terug naar Deurne in Brabant.
Baboe Tjoetje ging ook mee. Zij verbasterde Mama in Mai en Jan bleef zijn moeder altijd zo noemen.
      Hij droeg niet alleen dit gedicht aan haar op Nee.. Al zijn boeken zijn opgedragen aan Mai.

Hans Renders schrijft in zijn uiterst boeiende Hanlobiografie ‘Zo meen ik dat ook jij bent’ diverse keren over de innige band tussen moeder & zoon.   
      ‘Hij had een moederfixatie’.

Jan Hanlo wilde niet volwassen worden; hij leed aan het zogeheten Peter Pan syndroom.
      Jan bleef bij zijn moeder in bed slapen tot hij volwassen was. En zijn eerste geschreven woorden die bewaard zijn gebleven -hij was toen zes jaar- zijn voor zijn moeder: ’Maitje, Uw liefhebbende Zoontje Jan’.


In 1949 verscheen zijn beroemde klankdicht De Mus, dat in zekere zin een voorbode was van het nog veel beroemdere Oote dat hij in 1952 publiceerde.

 

De Mus

Tjielp tjielp -tjielp tjielp tjielp

tjielp tjielp tjielp -tjielp tjielp

tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp

tjielp tjielp tjielp

Tjielp

          Etc.

 
Kijk HIER naar De Mus door Koot & Bie

 

Bewierookt & verguisd

En dan komt Oote. Eén van de meest besproken, bewierookte, verguisde en belachelijk gemaakte gedichten uit de Nederlandse literatuur.
      Jarenlang; eigenlijk wordt dit gedicht nog steeds aangehaald.
Hanlo werd op straat nageroepen met Boeh.

Jaap Goedegebuure vergeleek het met En Rade van Jan Engelman. (Poezië 57)
     
Gerrit Komrij noemde het een Kijkgedicht.

En voor allerlei andere vergelijkingen, commentaren etc. verwijs ik naar de biografie van Hans Renders, verschenen bij de Bezige Bij.
      Die geeft bovendien een angstaanjagend beeld van de naoorlogse psychiatrie in Nederland, waar tot in 1969 castraties werden uitgevoerd.
      ‘Om zijn eigen puurheid te bewaren, zijn dwangmatige lustgevoelens te overwinnen, had hij zich vrijwillig laten verminken’

 

Oote 


Oote oote oote

Boe

Oote oote

Oote oote oote boe

Oe oe

Oe oe oote oote oote

A

A a a

Oote a a a

Oote oe oe

Oe oe oe

Oe oe oe oe oe

Oe oe oe oe oe

Oe oe oe oe oe oe oe

Oe oe oe etc.

Oote oote oote

Eh eh euh

Euh euh etc.

Oote oote oote boe
                
                             etc.
                
                             etc. etc.

Hoe boe boe boe

Hoe boe boe boe

B boe

Boe oe oe

Oe oe (etc.)

Oe oe oe oe

                  etc.

Eh eh euh euh euh

Oo-eh oo-eh o-eh eh eh eh

Ah ach ah ach ach ah a a

Oh ohh ohh hh hhh (etc.)

Hhd d d

Hdd

D d d d da

D dda d dda da

D da d da d da d da d da da
 
                                                da

Da da demband

Demband demband dembrand dembrandt

Dembrandt Dembrandt Dembrandt

Da do do do da do do do

Do do da do deu d

Do do do deu deu doe deu deu

Deu deu deu da dd deu

Deu deu deu deu


                             Kneu kneu kneu kneu ote kneu eur

                             Kneu kneu ote kneu eur

                             Kneu ote ote ote ote ote

                             Ote ote ote

                             Ote ote

                             Boe

Oote oote oote boe

Oote oote boe oote oote boe

 

Opwinding

Luister naar Hans Renders die op 22 april 2007 in het VPRO-programma OVT vertelt over de opwinding die in april 1952 ontstond na publicatie van dit gedicht. Het fragment begint op 05'40'' en duurt iets meer dan 7 minuten.

 Ovt - OVT - VPRO

 

 

Poëzie is de drempel van het gesticht

De dichter H.H. ter Balkt (1938-2015) was een oude bard en een volbloed poëet. Een wat knoestige man; zeer belezen en maatschappelijk betrokken.    
      Hij won bijvoorbeeld de P.C.Hooftprijs, de Herman Gorterprijs, de Henriëtte Roland Holstprijs en de Constantijn Huygensprijs.

Van hem zijn de uitspraken ‘’Dichters zijn de fossielen van onze tijd” en ‘’Iedereen schrijft; niemand leest’’.
      Zijn eerste bundels publiceerde hij onder het opmerkelijke pseudoniem Habakuk II de Balker.    

Het volgende gedicht begrijpt u een stuk beter als u weet dat Wallace Stevens (1879-1955) een enigszins vergelijkbaar dichter in de USA was. Iemand die de Pulitzerprijs voor poëzie en de National Book Award for Poetry won.
     
Eén van zijn bekendste gedichten is: Poetry is a Destructive Force. De laatste strofe luidt:

The lion sleeps in the sun.
It’s nose is on the paws.
It can kill a man.

Hierop is het volgende –fenomenale- gedicht van H.H. ter Balkt gebaseerd.

Van H.H. ter Balkt

Poëzie

Poëzie is de drempel van het gesticht
is de wolf in het schaap, laat het fata
morgana zien, dompelt dan dodelijker,
dieper, je lijf in de helse woestijn.
Poëzie is een cent in Siberië
is een kraan zonder water, een hond op zee.

Niet? Achter de feiten komen de begrippen.
Achter de fielt kermt zijn stukgetrapt land.
Jaren nadat van plunderaars de stad kraakt
telt haar naam ofschoon ze dan niet langer
bestaat dan als naam. Denk aan Carthago,
denk aan jezelf en het sluimerend zout.

Poëzie is geen leeuw, is geen leeuw
Wallace Stevens, doodt geen man nee,
enkel fokt zij koudbloedig virussen
in haar heilig huis van ondermijning
van ondermijning, twijfel; zwak siersel,
verft het zout blauw op de bovenste plank
in het tochtiger wordende huis.

Je poëzie is een stuiver in Siberië , vlo
in de koningshals, goud in het pakijs.
Poëzie volgt de mens op de voet.
En poëzie is corned beef, gemalen hart-
klop en fakkel van afval, gevoelens
ingeblikt in de allesbehalve roestvrije vorm:
volksvoedsel voor het leger te velde
dat tegen abattoirs vecht als voor eeuwen
Don Quichotte tegen de windmolens.

 Koud als kerstmis, doof als pasen wankelt
poëzie van slag- naar slagveld en bloedig
kruispunt, geweven leeuw in gerafelde
vlaggen, Wallace, bijna menselijk is zij; ja!
En verandert de ekster die een dief is, door
omschrijvingen, door foto’s van gedrag? Poëzie
nestelt en steelt, als de ekster, en haar
enige pretentie is: zijn je lepels
nog bij je? Is het koper of zilver wat er
schittert in je huis? Poëzie is een rover
is een uitgeschudde cent in Siberië , verft
het zout blauw in de stenen potten
is wreed en kwaadaardig lieve vriend/zoals jij.

 

Van Wallace Stevens

Poetry is a Destructive Force

That’s what misery is,
Nothing to have at heart.
It is to have or nothing.

It is a thing to have,
A lion, an ox in his breast,
To feel it breathing there.

Corazon, stout dog,
Young ox, bow-legged bear,
He tastes its blood, not spit.

He is like a man
In the body of a violent beast.
Its muscles are his own….

The lion sleeps in th sun.
Its nose is on the paws.
It can kill a man.


Interview


In 1991 heb ik H.H. ter Balkt een uur lang geïnterviewd in het VPRO-programma Het Gebouw. Dat vond ik een uitermate prettig en boeiend gesprek. Maar helaas: het programma is niet bewaard gebleven.

      Alleen deze foto is er nog. (De Balker rechts)

 

 

 

Van Natasha Lako

De vier heldinnen van Mirdita

(Vertaling Ad van Rijsewijk met hulp van een Albanese vriend)

Kacinar in Mirdita 

De verklaring 

Dit is wat Artan schrijft:

 

Ik benaderde Artan in 2009. Hij is inmidddels overleden.
Peter Flik schreef toen het volgende IM

https://ronaldvandenboogaard.nl/beelden-82-rubrieken-53/2606-beelden-650

Het gedicht is opgenomen in de bundel ‘Ik heb tien benen‘, in 1990 verschenen bij uitgeverij De Geus in Breda. ISBN: 90 5226 010 9

 

 

 

Dendermonde 1963: Tumult in Vlaanderen


Het gebeurde op 3 februari 1963.
      Een paar Nederlanders onder wie Robert Jasper Grootveld, Bart Huges en Johnny the Selfkicker zetten in het  plaatsje Dendermonde -halverwege Gent en Brussel- een deel van Vlaanderen op zijn kop.
     

Dat ging op hilarische wijze, waarbij de Belgische politie totaal op het verkeerde been werd gezet. Een happening, die nog wel even nadreunde.


Wat er precies gebeurde zal ik direct uiteenzetten, maar lees eerst even dit gedicht van Johnny van Doorn, alias Johnny the Selfkicker; alias Electronic Jezus.


Dendermonde 63

Voor een Vlaams cultureel café
Waar ik een expositie zal openen,
Wordt ons Volkswagenbusje met
Minstens 25 inzittenden door
De plaatselijke Wouten tot
Staan gebracht & in de tussen-
Tijd dat er rechtsomkeert
Naar het bureau wordt gereden
Wordt de nu gevaarlijke Pot
Door alle aanwezigen snel
Verorberd of in de bilspleet
Gestopt. Triomfantelijk wordt
Met ons de hoofdverdachte (ivm 5 kilo Marihu -dat is tijm,
Stramonium, laurier etcetc)
Aan fouillering en verhoor
Onderworpen. Op de vraag hoe
Ik wel heten mag, antwoord ik
Johnny the Selfkicker &
Spijtig betreurt men dat
The Electronic Jezus (dat ben ik ook!)
Niet aanwezig is &
De oerdomme vertoning zet
Zich voort: als men mijn zakken
Beklopt roep ik schertsend Kijk
Voor De Zekerheid Eens In M’n
Tokus (plat Vlaams voor kont) &
Een deskundige uit Brussel
Wordt opgebeld om snel per taxi
Over te komen & men toont hem
Meteen bij aankomst een gevonden
Stukje kattebrood (dat hij
Gewichtig met een heetgemaakt
Zakmesje onderzoekt):
Waarbij hij verrast constateert
Mijne Heren Dit Is De Befaamde Hasjies!!


Celbeton Gentsesteenweg

Het genoemde Vlaams cultureel café was Celbeton, dat gevestigd was in een zaaltje aan de Gentsesteenweg in het kleine en katholieke Dendermonde.
      Een initiatief uit 1957 van de leraar Adolf Merckx. Het gebeurde allemaal in een kleine ruimte achter het café ’Het Zaaltje. De zogenaamde ‘hut voor avantgarde kunstenaars’.

Kunstuitingen, manifestaties, vernissages, die steeds meer belangstelling kregen van schrijvers, kunstenaars en kunstliefhebbers uit ondermeer Gent, Brussel en Antwerpen.
      Ook Nederlanders als Simon Vinkenoog en Remco Campert verschijnen er met zekere regelmaat. De inwoners van Dendermonde moesten er overigens niets van hebben.

Johnny the Selfkicker treedt voor ’t eerst op in Celbeton in 1962 als hij pas zeventien jaar is.
      Dat was tijdens de vernissage van ’De Spelen van Hugo Claus’ waar zeker 200 toeschouwers zorgen voor een zeer luidruchtige avond. Ook Louis Paul Boon trekt grote aandacht als hij zijn ‘Boontjes‘ leest.

Het jaar daarop in februari wordt Johnny van Doorn uitgenodigd om de tentoonstelling van schilder Fred Wessels te openen. Hij en zijn maten ’waarschuwen’ anoniem de Nederlandse en Belgische politie, dat een gezelschap op weg is naar Dendermonde. Het gezelschap zou grote hoeveelheden drugs vervoeren.
      Maar in plaats van marihuana, pepmiddelen, LSD etc. hebben ze ’Marihu’ bij zich.
Spullen die alleen maar een beetje op drugs lijken. Inderdaad: kattebrokjes, tijm en laurier.
       Later in Amsterdam zullen zij min of meer vooruitlopend op de Provo-acties Marihu-happenings in Amsterdam houden.

Celbeton bleef overigens tot 1975 open.
      Toen was het allemaal wel genoeg geweest.


 

EEN INDIAAN AAN DE OUDE MAAS

Simon de Geus woonde vrijwel zijn hele leven in Puttershoek op het Zuid-Hollandse eiland Hoeksche Waard.
      Hij werd daar in1915 geboren. Ruim zestig jaar later zat hij daar weer eens op het bankje aan de rivier en schreef zijn gedicht Jeugdherinnering.
Over die keer, dat hij als jongetje van een jaar of twaalf/dertien met een paar vriendjes in het vissersbootje van zijn vader de rivier overstak naar ‘Amerika’.  Die rivier is de Oude Maas en de grienden lagen in de gemeente Zwijndrecht.

                  


Jeugdherinnering
 

Als ik op ‘t bankje zit, aan de rivier,                        

dan zie ik aan de overkant de grienden;

althans wat nu nog over is

van waar ik als jongen speelde met mijn vrienden.


Mijn vader had een boot als visserman;

ik leende die -al was dat streng verboden-

als vader zondagsmiddags naar de kerk was.

Ik hield alleen maar ‘s morgens de geboden.


Wij roeiden dan vlug naar de overkant,

vaak was de zwembroek stiekem meegenomen.

Maar ook de onderbroek was heel geschikt

Voor ’t wilde spel van onze jongensdromen.


De grienden waren dan Amerika;

we schreeuwden dus als echte Indianen.

Een flinke tak was onze scherpe bijl,

soms huilden dapp’re krijgers dikke tranen.


Maar altijd werd de vredespijp gerookt

om ‘t kampvuur dat vol vreugde werd ontstoken.

De grootste helden werden dan al bang,

zij moesten thuis een zware pijp nog roken.


Dan aangekleed en snel naar huis geroeid,

voor ‘t eten was het veel te laat geworden.

Als makke schaapjes stapten wij aan land,

geen spoor meer van de wilde, woeste horde.


Mijn meeste vrienden moesten vroeg naar bed

en kregen dan voor straf ook niets te eten.

Soms eerst nog even met de billen bloot,

want God was streng, dat mocht je nooit vergeten.

 


Ik kreeg geen straf, maar wel een zware preek

over de sabbat en ‘t gebod des Heren.

Maar och, wie weet vond Hij ons spel wel mooi,

wie weet kan ook een spelend kind hem eren.


En daar, achter de bocht in de rivier,

lagen de voor ons onbekende stranden,

de oerwouden van donker Afrika.

Ik droomde van die verre, vreemde landen.


Die dromen uit mijn jeugd zijn lang voorbij;

zoals de schepen sneller gingen varen,

zo ging ook onze jeugd in snelle vaart.

Men kan slechts de herinnering bewaren.

 
Kraanmachinist

Simon de Geus ging na zijn lagere schooltijd werken als los-werkman. Na de oorlog was hij lang kraanmachinist in de Rotterdamse haven. Hij was in die tijd een zogeheten arbeidersdichter.
      In 1978 verscheen in de Sonde-reeks van de Rotterdamse Kunststichting zijn bundel Dan denk ik: ’Wat tob ik!’.
Zijn vader bezocht op zondagmiddag de Nederlands Hervormde kerk in Puttershoek.
Simon de Geus:
      ‘Elke zondag daalden hel en duivel van de kansel op de arme hoofden van de onbekeerde zondaars, waartoe ik behoorde. Niet dat ik daardoor met gebogen hoofd door het leven ging, maar ik was er wel vast van overtuigd, dat al onze kwajongensstreken werden ingegeven door de Boze’.


Simon de Geusbank

 

 

 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje