De Brent Bridge te Londen

Welk vreemd land bedoelt P.N. van Eyck in dit weemoedig gedicht? In Cincinnati USA is de Brent Spence Bridge over de Ohio. Maar die kan het niet zijn. Van Eyck leefde van 1887 tot 1954 en die brug werd pas in 1963 geopend.
      We moeten het dichter bij huis zoeken. Van Eyck was tussen 1920 en 1935 correspondent voor de NRC in Londen. En daar in het noordwesten van die stad bevindt zich de Brent River; 29 kilometer lang met behoorlijk wat bruggen. Maar geen van die bruggen heeft -voor zover ik heb kunnen nagaan- de naam Brent Bridge.
     
Lees eerst het gedicht voordat we verder gaan speculeren


Brent bridge

Van P.N. van Eyck

Een vreemd man, in een vreemd land
En vaak is er niets dan dit:
Water en loof en het wit
Van zwanen, dicht bij de rand
Gras voor de bank waar hij zit,
En straks aan de overkant

Een man die even leest,
Het stil begin van een lied
Dan omkijkt en om zich ziet
En iets in hem denkt, bedeesd:
Hoe vreemd, nog ken ik het niet,
En toch is het altijd geweest.

Vreemd, in dit vreemde land
Alleen, met niets dan dit:
Water en loof en het wit
Van een zwaan die talmt bij de kant,
Dicht langs de bank waar ik zit
Wat avond-zon op mijn hand.


Een rustige brug

 We moeten het volgens mij zoeken bij een rustige niet te grote brug. Vooral geen brug waar verkeer overheen raast.
      Ik heb er een paar gevonden, die model zouden kunnen staan voor een plek, waar je -zittend op een bankje- het eenzame leven doorneemt..

De Brent mondt bij Brentford uit in de Theems. Vlak voor dat punt bevindt zich deze brug, die Clithero’s Lock heet.
      Met wat fantasie kun je in het witte afval aan de kant zwanen zien.
En we zien een man die omkijkt.


Clithero’s Lock

   

 

Brent Lodge bridge

  

Deze voetgangersbrug verbindt het Brent Lodge Park met een golfbaan in de stad. Midden op de voorgrond zien we twee witte lotusbloemen, die ook zwanen zouden kunnen zijn.

Na zijn tijd in Londen werd Van Eyck hoogleraar Nederlandse Taal & Letterkunde aan de Universiteit van Leiden. Hij volgde daar Albert Verweij op. Het gedicht komt uit de bundel Herwaarts (1949) opgedragen aan zijn zoon Aldo, de architect. Daarvoor had hij al de Constantijn Huygensprijs ontvangen voor zijn gehele oeuvre.
      Was hij een vreemd man? Ach. Hij heette gewoon Van Eik, maar liet dat veranderen in Van Eyck.
Je zou dat een beetje snobbish kunnen noemen.
      Mijn opa had dat ook. Hij heette gewoon Glas, maar schreef nogal eens Glass. En toen moest Philip Glass nog geboren worden.

 

Klik HIER voor alle ZoekPoëzie