Reizen (518)


Rum, postzegels & toerisme

(Door Rolf Weijburg)

Saint Vincent & The Grenadines, het op 11 na kleinste land ter wereld, in de Cariben, is een belangrijk exporteur van bananen. Daarnaast exporteert de eilandstaat ook andere gewassen zoals zoete aardappels, kokosnoten, rijst en pijlwortel.
      Tot halverwege vorige eeuw was het land hoofdzakelijk afhankelijk van de kwetsbare landbouw, maar sinds de onafhankelijkheid in 1979 wordt getracht die afhankelijkheid te pareren met de ontwikkeling van kleine industrie.
      Het Caribische land produceert en exporteert tegenwoordig een veelvoud aan producten variërend van plastic huishoudartikelen,kleine auto- en scheepsonderdelen, textiel en karton, tot bier en rum.

 RUM

De Sunset Very Strong Rum van Saint Vincent Distilleries, een blanke rum van maar liefst 84,5%, die veelal naar Europa en Amerika wordt geëxporteerd, wordt gebruikt voor cocktails waarin het met andere ingrediënten en water moet worden verdund tot handelbare proporties.
      Toch heb ik de fles zien rondgaan onder groepjes wankele heren in een hoekje van de grote markt in de hoofdstad Kingstown. Misschien was het spul wel aangelengd, in ieder geval hebben de Vincentians er, zo zeggen ze, geen moeite mee.  Amerikanen zijn wat dit betreft echte mietjes.

           


POSTZEGELS

Ook postzegels behoren tot de exportproducten van het land. En niet zo weinig ook. Na Guinee en Guyana heeft Saint Vincent & the Grenadines  door de jaren heen de meeste postzegels uitgegeven. Een overkill aan zegels zogezegd.
      Postzegels die helemaal niet nodig zijn voor frankering van post in het amper 110.000 inwoners tellende land maar hoofdzakelijk worden uitgegeven ten behoeve van de verzamelaarsmarkt met thematische series variërend van Mickey Mouse, Marilyn Monroe  en Spiderman tot Michael Jackson, Corvettes en locomotieven.

MARILYN MONROE


LOCOMOTIEVEN 



TENNISRACKETS

Van 1984 tot 1991 was er een Wilson tennisracket fabriek op Saint Vincent waar maar liefst 450 werknemers zich bezighielden met de productie van de iconische Pro Staff Original 6.0 rackets. De lokale werknemers waren dusdanig toegewijd dat de kwaliteit van het racket legendarisch is geworden en zelfs een soort cultstatus heeft bereikt.
      De Amerikaanse tennisser Pete Sampras, veertienvoudig grandslam winnaar, speelde zijn gehele carrière met de rackets en als je er nu nog een zou willen kopen moet je er een aardig bedrag voor neertellen.

Hoedt u echter voor namaak! Mocht u denken dat u er een in huis heeft, krab dan een schilfertje zwarte lak weg van het frame. Verschijnt daaronder een rode grondverf, dan is er een grote kans dat u een origineel te pakken heeft.


TOERISME

Het meeste geld in Saint Vincent & the Grenadines wordt echter verdiend in het toerisme.
      Niet zo zeer op het hoofdeiland Saint Vincent, maar des te meer in de Grenadines.

Het E.T. Joshua vliegveld nabij Kingstown was jarenlang te klein om bijvoorbeeld trans-Atlantische vluchten te ontvangen. Reizigers naar Saint Vincent gebruikten het grote vliegveld op het naburige Barbados als aanvliegpunt vanuit Amerika of Europa en moesten daar overstappen op kleinere vliegtuigen van de LIAT of SVG Airways om het eiland te bereiken.
      De lastige bereikbaarheid zou buitenlandse bedrijven ervan hebben weerhouden om in het land te investeren en ook toeristen stapten liever direct uit op Barbados, waar de witte zandstranden zo’n beetje tot aan het vliegveld reiken. Want niet alleen zijn witte zandstranden schaars op het eiland Saint Vincent, het eiland heeft ondanks haar spectaculaire natuurschoon ook nauwelijks een toeristische infrastructuur met bijvoorbeeld maar heel weinig hotels.
      Maar er is hoop: sinds 14 februari dit jaar is aan de zuidwestkust van Saint Vincent het grote nieuwe Argyle International Airport in gebruik genomen. De constructie van het vliegveld is vele jaren uitgelopen en heeft de oorspronkelijke kostenbegroting ruimschoots overschreden, maar nu is het dan zover: Argyle International Airport moet Saint Vincent & the Grenadines een enorme economische boost gaan geven.


De GRENADINES

Op de Grenadines, de archipel van prachtige eilandjes en eilanden die vanaf Saint Vincent zuidwaarts loopt helemaal tot aan Grenada, is het anders.
      Deze archipel is veel meer ontwikkeld dan het hoofdeiland.
Er zijn goede wegen, vliegveldjes  en hele sjieke hotels en de palm omzoomde witte stranden voldoen helemaal aan de paradijsverwachting van de toerist.

Toch blijft Saint Vincent & the Grenadines een betrekkelijk onbekende  toeristische bestemming. Voor toeristen zónder boot wel te verstaan, want hoewel yachties als het even kan Saint Vincent eiland omzeilen, weten ze de Grenadines al vele jaren te vinden.

Samen met een rector magnificus en een mediator (niet voor ons, maar als beroep), scheepten we in 2004 in het Franse Martinique in op de comfortabele catamaran “Icaros” van mijn goede vriend Victor, die al enige jaren in de regio rondvoer.
      We voeren zuidwaarts naar Saint Lucia, het op 17 na kleinste land ter wereld (waarover later meer) en staken over naar Saint Vincent. Het schip moest flink vechten tegen de zware swell van de aanstormende Atlantische golven, maar eenmaal in de luwte van Saint Vincent voeren we rustig langs de ruige, intens groene westkust. We zagen de scherpe hellingen van de Soufrière vulkaan die sinds de laatste uitbarsting vlak voor Saint Vincent’s onafhankelijkheid in 1979 weer in slaap was gevallen, zeilden langs kleine dorpen aan weelderig begroeide onbereikbare kusten en kwamen aan het eind van de middag aan in de kleine beschutte baai van Wallilabou.

  

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

 KliHIER voor alle afleveringen

 

 

 

 

 

 

Maart 1994

Een inferno boven een grot

Op de Palestijnse Westbank heerst weer onrust. Meda dankzij de strapatsen van Trump.

Dat is niet helemaal nieuw. Ik ben er in het verleden vier keer geweest en altijd was er onrust.
      Ook als er bij ons in de media rust was over dit onderwerp.     
Kijk eens naar deze foto, die ik in maart 1994 maakte in het centrum van Hebron.

   


Machpéla

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De man met het keppeltje heeft een geweer bij zich. Hij is op weg naar de Joodse Synagoge, die zich bevindt in de grot van Machpéla, ook wel de grot der Patriarchen. 
      De twee Israëlische soldaten hebben hem doorgelaten. Ze waren niet zo blij, dat ik daar foto’s maakte. 
     

     Op de achtergrond spelen kindertjes verstoppertje. Een spelletje dat ze overal op de Westbank spelen: Joodje & Palestijntje. Eén kind was de Jood; één kind de Palestijn en het derde kind (links naast het bord) was de verslaggever die het allemaal moest filmen.

      In zekere zin was het nog een rustig tafereel. Hebron stond die dagen letterlijk en figuurlijk in brand. 
       Op 25 februari had de Israëlische arts Baruch Goldstein een bloedbad aangericht in de Ibrahimi moskee, die zich ook in de grot bevindt. Hij schoot 29 biddende moslims dood en verwondde nog eens 150 anderen. Goldstein werd daarna ook gedood en er verspreidde zich grote onrust in de stad. Maar ook in Oost-Jeruzalem en in andere plaatsen op de Westoever.

 Brandende autobanden

     Stan van Houcke en ik gingen er heen voor de VPRO-Radio. Met een satelliettelefoon van honderd kilo om rechtstreekse uitzendingen te kunnen verzorgen. Wij belandden in hevige gevechten te Oost-Jeruzalem, maar wilden natuurlijk naar Hebron. Dat was niet simpel. Wij werden bij controles door het leger diverse malen tegengehouden en teruggestuurd. 
      
Tot wij een taxichauffeur vonden, die niet alleen heel goed de weg wist, maar ook al beschikte (1994!) over een mobiele telefoon, waarmee hij in verbinding stond met collega’s. Zo kon hij patrouilles en controles vermijden en geraakten wij via allerlei landweggetjes in Hebron.
      In het centrum van die stad woonden zo’n 400 extreem orthodoxe Joden. Een aantal van hen had de daad van Goldstein bewierookt. Met name tegen hen richtte de Palestijnse volkswoede zich. Er werd geschoten, met stenen gegooid en overal werden barriėres opgeworpen met autobanden die in brand waren gestoken. Het centrum van Hebron was verworden tot een waar inferno.

        

Op de Palestijnse Westbank heerst onrust. Dat is niet helemaal nieuw.

Ontmoetingen in de lucht: 

1. Jevgeni, een Oezbeek
2. Mira, een Zuid-Afrikaanse
3. Harald, een Noor
4. Ilse, een Vlaamse
5. Jolande, een Hollandse
6. Joe, een Samoaan


Ontmoetingen in de open lucht:

1. De kapitein, een Montenegrijn
2. Salomon, een Mozambikaan
3. Meri-Tuuli, een Finse 
4. Lama Tsultrim, een Bhutanees
5. De viskoopster, een Malta-ganger
6. Marco, een Boliviaan
7. Dominee Kiss, een Hongaar in Roemenië
8. Mevr. Sobolovic, een Joegoslavische
9. Uncle Basil, een indiaan in Guyana
10: Boris, een Siberiër
11: Mr. Omar, een Soedanees
12: Arvid, een Gotlander
13: Mr. T.F. Keohane Jr.,een Yank
14: Stefan, een Tovenaar
15: De Museumdirecteur, een Mauritiaan
16: Godfrey, een Zimbabwaan
17: Bassam Abu Sharif, een Palestijn
18: De oude schilder, een Cypriotische
19: Lucky, een hond te Lesotho 
20: Mulu, een Eritreeër 
21: De dierenarts, een Belg 
22: De taxichauffeur, een Egyptenaar 
23: De uitbater, een Bosniër
24: Piia, een Estlandse 
25; De wapendrager, een kolonist op de Westbank

 

 

 

Slavernij en pijlwortels


(Door Rolf Weijburg)

De Caribische eilandstaat Saint Vincent & the Grenadines, het op 11 na kleinste land ter wereld, bevindt zich in goed gezelschap. Het ligt net ten noorden van Grenada, het op 10 na kleinste land, ten westen van Barbados, het op 12 na kleinste land ter wereld, en ten zuiden van Saint Lucia dat het op 17 na kleinste land ter wereld is.
      De 389 vierkante kilometer die het land meet zijn verdeeld over 32 eilanden, waarvan er 9 bevolkt zijn. De inwoners noemen zichzelf geen Saints, zoals ze dat op Saint Helena doen, maar Vincentians.

Saint Vincent is verreweg het grootste eiland van de staat en het ruige vulkanische silhouet ervan lonkte ons vanaf Saint Lucia de 50 kilometer brede zeestraat over.


Saint Vincent 

       

Net als de meeste andere eilanden in de regio kent ook Saint Vincent & the Grenadines een zeer bewogen geschiedenis. De strijd tussen Carib en Arawak indianen, de eindeloze vijandigheden tussen Engelsen en Fransen, de conflicten tussen Britten en Caribs, de slavernij, het kolonialisme, uitbuiting en winstbejag vullen vele pagina’s van de geschiedenisboeken.
      Op Saint Vincent waren de Carib Indianen heer en meester toen in de 16e eeuw de Europese kolonisatie van het oostelijk Caribisch gebied begon. De indianen boden dusdanig verzet dat Saint Vincent pas veel later dan de andere Caribische eilanden werd gekoloniseerd.
      De Fransen waren de eersten die zich op het eiland settelden. In de buurt van Barrouaillie aan de westkust stichtten ze suikerriet-, tabak- en koffieplantages waarop Afrikaanse slaven te werk werden gesteld.
      Na de Zevenjarige Oorlog in 1763 werden in het Verdrag van Parijs Saint Vincent, de Grenadines en Grenada de Britten toebedeeld in ruil voor de Franse heerschappij over Guadeloupe, Martinique en Saint Lucia. Toch bezetten de Fransen zestien jaar later Saint Vincent & the Grenadines wéér, maar na 4 jaar kwamen de eilanden opnieuw en zoals later zou blijken, tot aan de onafhankelijkheid in 1979, onder Britse vlag.

De Black Caribs of Garifuna (wat zoveel als “cassave-eters” betekent) waren afstammelingen van gevluchte Afrikaanse slaven uit de omringende eilanden - maar ook van schipbreukelingen van een groot Spaans slavenschip afkomstig uit Nigeria, dat in 1675 tussen Saint Vincent en Bequia  Island schipbreuk leed - , die zich in de loop der jaren hadden vermengd met de Carib Indianen.
      Voor de Britten was het bestaan van deze grote vrije zwarte bevolkingsgroep onacceptabel en een jarenlange strijd tussen de Black Caribs en de Britse overheersers was het resultaat. Verenigd onder de legendarische Garifuna Chief Chatoyer en met hulp van de Fransen in Martinique konden de Black Caribs lange tijd standhouden, maar uiteindelijk sloegen de Britten de opstand neer en werden de Black Caribs verbannen, eerst naar het tegenwoordig onbewoonde eilandje Baliceaux, ten noorden van Mustique, later naar het eiland Roatan, voor de kust van Honduras.

      Lekker ver weg, moeten de Britten hebben gedacht.

Roatan is vandaag de dag nog steeds Garifuna-land. Ook de andere Baai eilanden en de noordelijke Hondurese kuststrook evenals delen van Belize zijn inmiddels hoofdzakelijk door Garifuna bewoond. Eind jaren 90 bracht het tijdschrift “Bijeen” een uitvoerig artikel over deze bevolkingsgroep, waarvoor ik de illustratie mocht maken.

De Britten hadden inmiddels een stevige voet aan wal op Saint Vincent. Net als de Fransen stichtten ze er suikerriet-, koffie- en tabaksplantages, maar ook verbouwden ze katoen, cacao en indigo.
      Het werk werd uiteraard gedaan door Afrikaanse slaven.

Om de plantages gaande te houden moesten na de afschaffing van de slavernij contractarbeiders worden ingehuurd. Dat waren in eerste instantie Portugezen uit Madeira (!) later veelal Indiërs. Toen echter tegen het eind van de negentiende eeuw de suikerprijs kelderde werd het steeds moeilijker de op suikerriet gebaseerde Vincentiaanse economie draaiende te houden.
      Alsof het allemaal nog niet genoeg was kwam in 1902 de 1234 meter hoge vulkaan de Soufrière in het noorden van het eiland tot uitbarsting. Veel plantages werden verwoest. Ruim 2000 mensen kwamen om.


Pijlwortels

De economie lag op z’n gat, maar door de vervanging van suikerriet door pijlwortel kon de economie van Saint Vincent gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw weer een beetje opkrabbelen. Pijlwortel (of arrowroot, zo genoemd omdat het vroeger werd gebruikt in de behandeling van verwondingen door gifpijlen) is een lokaal gewas en pijlwortelzetmeel is een glutenvrij bindmiddel voor o.a. sauzen en soepen.
      Saint Vincent werd ’s werelds grootste pijlwortelzetmeelexporteur.
Pas in de jaren vijftig verdrong de banaan de pijlwortel als belangrijkste agrarisch exportproduct.

Onafhankelijkheid

In de periode tussen 1962 (Trinidad) en 1983 (Saint Kitts & Nevis) werden bijna alle Britse Oost-Caribische eilanden onafhankelijk. Vandaag de dag zijn alleen nog Montserrat, Anguilla, de British Virgin Islands, Turks & Caicos en de Cayman eilanden onder Brits bestuur.
      Op 27 oktober 1979 was het de beurt aan Saint Vincent & the Grenadines en tekende prime-minister Robert Milton Cato de onafhankelijkheidsverklaring van de nieuwe natie, een parlementaire democratie binnen het Britse Gemenebest.

Trots werd de nieuwe vlag gehesen, in de kleuren van de vroegere Britse Associated States en met het  oude Brits koloniale Pax et Justitia embleem tegen een achtergrond van een broodvruchtblad.

In 1985 werd er een prijsvraag voor een nieuwe nationale vlag met een eenvoudiger ontwerp uitgeschreven. Die gaf geen bevredigende oplossing en het probleem werd neergelegd bij Julien van der Wal …  een Zwitserse grafisch ontwerper.
      Van der Wal kwam met het ontwerp dat nog steeds de huidige vlag siert. De kleuren zijn behouden en staan voor de hemel en de zee (blauw), voor de warmte, het strand en het karakter van de inwoners (goud) en voor de weelderige vegetatie en de vitaliteit (groen). De drie diamanten staan in V-vorm voor Vincent en verbeelden de schoonheid van de eilanden: de juweeltjes van de oostelijke Cariben.
      De nieuwe vlag werd op Onafhankelijkheidsdag 27 oktober 1985 voor het eerst gehesen.

 

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

 KliHIER voor alle afleveringen

 

 

 

 

 

 

Zomer 1999

Pepperspray in een verdeelde stad

 Piia is een mooie aantrekkelijke vrouw. Midden twintig. Zij is een Estlandse. ’Honderd procent Estisch’, zegt ze zelf. 

      Dat is zeer uitzonderlijk hier in Narva, want meer dan 95% van de bevolking is Russisch. Of beter: Russischtalig. 
Piia is een soort sociaal-cultureel jongerenwerkster. 
      Zij werkt veel met jonge mannen, die haar nog wel eens ‘per ongeluk’ aanraken. Daarom heeft ze pepperspray bij zich. 
Ze heeft het al twee maal gebruikt. Sinds die tijd wordt ze redelijk met rust gelaten. 
      Zelfs door de jonge heren, die zich steevast iedere dag lam zuipen met goedkope Russische wodka. 
Soms beginnen ze -zegt Piia- al om tien uur 
‘s ochtends.

Grensconflict

Narva is een verdeelde stad, die in het uiterste noordoosten van Estland ligt bij de grens met Rusland. De rivier de Narva deelt de stad in tweeën. 
      Aan de andere kant ligt Ivangorod. Tussen 1918 -na de onafhankelijkheid van Estland- en 1944, toen de Sovjet Unie het inlijfde, lag de grens zo’n vijftien kilometer verderop en was Ivangorod Estisch. Het is nog steeds een betwiste grens. 
      De Esten vinden dat ze er eigenlijk aanspraak op moeten maken, maar in de praktijk gebeurt dat niet.

‘We zitten er niet op te wachten om hier nog meer kansarme Russen te krijgen’, zegt Piia.

Sovjetstijl

Het is geen mooie stad; Narva. 
      Het werd in 1944 vrijwel volledig verwoest en na de tweede wereldoorlog herbouwd in ‘klassieke’ Sovjetstijl. 
Veel brede wegen, veel saaie flatgebouwen en een paar protserige optrekjes. 
       Bij de grensovergang ligt aan beide zijden van de rivier een fort. Daar tussen ligt de zogeheten Vriendschapsbrug.
En er is ook een voetgangersbrug.

                     

Goedkoop

Ik loop op die brug met Piet Boerefijn, een Nederlander, die al lang in Estland woont en die moeilijke aan Fins verwante taal vloeiend spreekt. 
      Het bevalt hem wel in Estland. 
Hij heeft een klein flatje in de hoofdstad Tallinn en een soort weekendhuis met sauna vlakbij de Oostzee in het Lahemaa Nationaal Park.

Wij zijn de 210 kilometer van Tallinn naar Narva over een uiterst rustige weg gereden. 
      Op de brug worden we begeleid door een geüniformeerd persoon. We mogen tot halverwege.

De Russen in Narva hebben vergunning om iedere dag één maal de grens over te gaan.
      
Ze doen dat massaal, want alles in Rusland is inmiddels tien maal goedkoper dan in Estland. 
Piia doet daar niet aan mee. Ze heeft het nu eenmaal niet op Rusland. Het liefst wil ze weer terug naar Tallinn. 
      Estische mannen ''zijn esthetisch''. Tenminste: ''De meeste''. 

In 1993 sprak een zeer grote meerderheid van de inwoners van Narva zich in een referendum uit voor aansluiting bij Rusland. 
      Nu is dat volgens Piet Boerefijn geheel anders. De meeste inwoners werken in de plaatselijke textielfabriek. 
Ze zien dagelijks de enorme welvaartsverschillen tussen Estland en Rusland.

Examen

Bijna de helft van de inwoners heeft inmiddels de Estische nationaliteit. Daarvoor moeten ze slagen voor een taalexamen. 
      De Russen, die dit niet doen mogen niet meestemmen bij landelijke verkiezingen. 
Een deel van de bevolking heeft een grijs paspoort, wat aangeeft dat ze in feite statenloos zijn.

Piia vindt het wel goed, dat de Russen examen moeten doen .
       ’Ze willen hier wonen en werken, ze profiteren van de vooruitgang; dan moeten ze er ook maar wat voor doen. Ik moest vroeger toch ook Russisch leren’, zegt ze.

En voordat we in een plaatselijk café nog wat gaan drinken, stift ze haar lippen.
       
Ze weet heel goed dat ze er mooi uitziet en in het café weer de nodige aandacht zal krijgen.

 

Ontmoetingen in de lucht: 

1. Jevgeni, een Oezbeek
2. Mira, een Zuid-Afrikaanse
3. Harald, een Noor
4. Ilse, een Vlaamse
5. Jolande, een Hollandse
6. Joe, een Samoaan


Ontmoetingen in de open lucht:

1. De kapitein, een Montenegrijn
2. Salomon, een Mozambikaan
3. Meri-Tuuli, een Finse 
4. Lama Tsultrim, een Bhutanees
5. De viskoopster, een Malta-ganger
6. Marco, een Boliviaan
7. Dominee Kiss, een Hongaar in Roemenië
8. Mevr. Sobolovic, een Joegoslavische
9. Uncle Basil, een indiaan in Guyana
10: Boris, een Siberiër
11: Mr. Omar, een Soedanees
12: Arvid, een Gotlander
13: Mr. T.F. Keohane Jr.,een Yank
14: Stefan, een Tovenaar
15: De Museumdirecteur, een Mauritiaan
16: Godfrey, een Zimbabwaan
17: Bassam Abu Sharif, een Palestijn
18: De oude schilder, een Cypriotische
19: Lucky, een hond te Lesotho 
20: Mulu, een Eritreeër 
21: De dierenarts, een Belg 
22: De taxichauffeur, een Egyptenaar 
23: De uitbater, een Bosniër
24: Piia, een Estlandse 

 

 

(Door Rolf Weijburg)

De ruitenwissers duwden de natte sneeuw naar de randen van de voorruit.
      We reden over de Oostenrijkse A14 door het Rijndal zuidwaarts en namen vlak voor de Feldkircher tunnel de afslag naar Feldkirch. Het stadje door en daar lag al gauw de grensovergang met het Prinsdom Liechtenstein, het op vijf na kleinste land ter wereld.
      Zollamt Schaanwald, Schweizerisches Zollamt  im Fürstentum Liechtenstein stond er in grote letters tussen de Zwitserse en de Liechtensteinse vlaggen op de overkapping. We hielden de paspoorten en autopapieren paraat, de Zwitserse douanier wierp er een vluchtige blik op, tuurde even door de zijruiten en zwaaide ons verveeld het Prinsdom in.

Achteraf vroeg ik me af of ik niet onverzekerd het land was binnengereden. Op de Groene Kaart, de verzekeringspolis van de auto, stond Liechtenstein (FL) niet vermeld.

Kunnen we hier niet nóg een recordje uitpeuteren?

Liechtenstein is het grootste Europese land dat niet op de Europese Groene Kaart staat vermeld. (Vaticaanstad, Monaco en San Marino, die veel kleiner zijn, zijn de enige andere landen die er niet op staan)

Maar goed, we reden het Prinsdom in en bleven een dag of vier.

Ik ben een aantal keer in Liechtenstein geweest, maar nooit gebeurde er iets. Elk bezoek aan Liechtenstein kon worden gekenschetst als uneventful,  gehuld in beschaafde rust en een zekere saaiheid, en het zag er niet naar uit dat het deze keer veel anders zou worden. Een klein probleem met de auto uitgezonderd, maar daar bleef het bij.

We bezochten alle elf gemeentes van het land, veelal  keurige dorpen met een beetje Duits aandoende comfortabele witte huizen en villas zoals je die ook in een buitenwijk in de Achterhoek ziet. Genoeg degelijke auto’s voor de deuren.
      We reden langs de Rijn, de grensrivier, die er met haar kaarsrechte oevers ook al zo keurig bij lag en eigenlijk meer een kanaal leek. Opvallend was de 135 meter lange overdekte houten voetgangers- en fietsbrug uit 1901 die Liechtenstein met de Zwitserse gemeente Sevelen verbindt.

Liechtenstein is in drie gebieden verdeeld, Unterland, Oberland en Bergland.
      In het Unter- en Oberland, de streek die de Rijnvlakte en de heuvels er vlak achter omvat, was het landschap afwisselend industrieel, agrarisch, dorps en urbaan, maar altijd ordelijk.
      Hier en daar een aardig authentiek huis, mooie uitzichten vanuit Triesenberg en in Balzers, in het uiterste zuiden, staat het Gutenburg kasteel er wel heel fotogeniek bij.

Gutenburg


Triesenberg

 

Schaan

Ook Schaan, met 6000 inwoners de grootste stad van Liechtenstein,  is niet bijster interessant. Er is een kerk met een mooie spitse toren, het grootste van de drie Liechtensteinse treinstations ligt in Schaan en natuurlijk is er het Rekenmachinemuseum. De stad is vergroeid met Vaduz (5500 inwoners), de hoofdstad, waar je via de hoofdweg bijna ongemerkt terecht komt.
      De naam Vaduz is afgeleid van het Latijnse vallis dulcis (aangename vallei) maar ik vond het altijd een beetje klinken alsof het ergens ver weg in een Oostblokachtig  Kuifjeboekland lag, spannend en mysterieus. Maar helaas, ook Vaduz is, ondanks de talloze beeldhouwwerken die het stadje moesten verfraaien, weinig spectaculair.


Städtle

De hoofdstraat Städtle, grotendeels voetgangersgebied, loopt langs alle highlights van Vaduz.
      Hier vind je het Postmuseum (Liechtensteinse postzegels worden geroemd om hun schoonheid en fraaie drukwerk), het Kunstmuseum met een groot deel van de vorstelijke kunstschatten maar waar ook regelmatig belangrijke exposities worden getoond van hedendaagse kunstenaars van wereldfaam, het Nationaal Museum waar de geschiedenis van het Prinsdom in de schijnwerpers staat, het Regeringsgebouw  en aan het Peter-Kaiser-Platz plein als hekkensluiter de kathedraal.  
      Ook het toeristenbureau bevindt zich aan de Städtle en op het pleintje er voor staat de Nul-Kilometer-Punt -steen. Deze steen zat verwerkt in de drempel van de hoofdingang van het Ständehaus, het vroegere parlementsgebouw, dat tot 1970 op deze plek stond. Vanwege haar importantie werd  de plek tot middelpunt van het land verklaard waar vanuit alle afstanden in het Prinsdom werden berekend.


Wijngaarden

Er zijn enkele restaurants met knoedels of schnitzel op het menu en een paar cafés waar mannen met hoedjes op achter hun biertje zitten. Er zullen ook vast wel wat nachtclubs zijn waar door een handjevol mensen tot in de kleine uurtjes wordt doorgedanst en gezopen, maar in Liechtenstein val ik altijd vroeg in slaap dus ik ben er niet geweest.
      Eén van de beroemdste gebouwen van het land, het Rotes Haus, een achttiende-eeuws inderdaad rood geverfd huis waar vroeger druiven werden geperst , staat in het noorden van het stadje. Het heeft een fraaie trapgevel en aanpalende toren. Het ligt net achter de Prinselijke wijngaarden en wijnkelders die bijna tot in het centrum doorlopen. 

Liechtenstein is het enige land ter wereld met een hoofdstad die voor een groot deel uit wijngaarden bestaat.

 
Deerniswekkend exces

Dan is er natuurlijk nog het prinselijke Slot Vaduz, mooi gelegen zo tegen de bergwanden boven de stad. Helaas is het kasteel niet te bezichtigen, maar de wetenschap dat we hier in een onafhankelijk Prinsdom zijn en dat je je kunt voorstellen dat de Prins daar boven af en toe een gordijntje opzij schuift en goedkeurend knikkend naar beneden kijkt, is genoeg voor het ware Liechtenstein gevoel. 
      Daar hebben we die lullige toeristentreintjes die in de zomermaanden door het stadje tuffen, één van de deerniswekkendste excessen van het toerisme, niet voor nodig.
Vanaf Triesenberg rijden we over een steile haarspeldbochtenweg de berg op en komen bij een tunnel van net één auto breed. De tunnel voert door de eerste bergketen die noord zuid lopend het hele Unter- en Oberland van het Prinsdom van een fraai Alpendecor voorziet.  Eenmaal de tunnel door belandden we in een andere wereld: het Liechtensteinse Bergland. Hoge besneeuwde bergtoppen prikten tussen de voortrazende wolken door.

Steg

Het kleine gehucht Steg lag er wat verloren bij tussen een meertje in het zuiden en de diepe Saminavallei die, ruig en onbewoond tussen hoge bergwanden naar het noorden weg kronkelde. We vervolgden onze weg omhoog richting Liechtensteins meest oostelijke plaats Malbun op 1600 meter hoogte. Dit is het skigebied van het Prinsdom. Klein maar mooi.

Malbun
    

We namen de skilift naar Sareis op 2000 meter. Hier ligt Liechtenstein’s hoogste restaurant met fantastische vergezichten over de Malbun vallei en de omliggende bergtoppen waaronder de  2599 meter hoge Grauspitz, Liechtensteins hoogste berg.

      De sauerkraut was er uitstekend, ik kan hem u aanbevelen. Een Liechtensteiner Brauhausbiertje erbij en uw dag kan niet meer stuk.

Sareis

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

 KliHIER voor alle afleveringen

 

 

 

 

 

 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh