Reizen (518)

 Cariben

         


Verraderlijke kusten & gevaarlijke koraalbanken

   


(Door Rolf Weijburg)

We voeren langs de westkust van Saint Kitts en zagen Brimstone Hill Fortress bovenop zijn eigen bergje te midden van de glooiende groene suikerrietvelden aan ons voorbij trekken.
      Victor had me met de legendarische woorden “Kom maar over, dan varen we naar wat kleine landjes” aan boord van zijn mooie catamaran “Icaros” uitgenodigd en zo kwam het dat we na een bezoek aan Saint Kitts & Nevis, het op zeven na kleinste land ter wereld, koers zetten naar Antigua & Barbuda, het op dertien na kleinste land ter wereld.
      We voeren niet direct maar met een omweg via Sint Eustatius en het Franse Saint Barts waar we mijn vrouw en twee dochters zouden ophalen. Daarvandaan zouden we dan op weg gaan naar Antigua & Barbuda.


Statia

   

De passaat woei stevig vanuit het zuidoosten zodat we de spinnaker konden bijzetten en met een flinke vaart voor de wind door de golven sneden.
      Sint Eustatius, of Statia zoals het eiland in het Engels wordt genoemd, lag vlakbij. In de verte zagen we Saba. We voeren in Nederlandse wateren en binnen een paar uurtjes ankerden we in Oranjestad Baai in Sint Eustatius.

Tegenwoordig is Sint Eustatius, net als Saba en Bonaire een Bijzondere Nederlandse Gemeente (samen zijn ze Caribisch Nederland), maar in 2005 was het eiland nog onderdeel van de Nederlandse Antillen, destijds een apart land binnen het Koninkrijk en ook Nederlandse paspoorten moesten er toen nog gestempeld worden.
      De ambtenaar van de havenpolitie in Gallow’s Bay zette een mooi stempeltje in onze paspoorten. Een uniek stempel wel, omdat het tegelijkertijd voor de inreis als de uitreis gold. We wilden slechts twee dagen op het eiland blijven en onder IN schreef hij de datum van vandaag en onder UIT kwam alvast de datum van overmorgen te staan.

    

Geen vragen verder, geen controles. Lekker makkelijk.
      Op de dag van vertrek werden we gewekt door tromgeroffel en trompetgeschal. Het was net zeven uur. De boot deinde zachtjes op het ritme van een ochtendbriesje. Uit het raampje zag ik vanuit mijn bed Fort Oranje bovenop de klif die direct achter wat witte administratiegebouwen langs het water omhoog liep. Tussen de palmbomen wapperden de Nederlandse en de Nederlands Antilliaanse vlag gebroederlijk naast elkaar.
      Dáár moesten de trom- en trompetklanken vandaan zijn gekomen. De wind waaide nu flarden muziek over de baai. Als stukjes van een muzikale legpuzzel vielen ze in elkaar: het was het Wilhelmus. Er zat daarboven een orkestje het Wilhelmus te spelen!

Toen drong het tot me door: het was Koninginnedag … 

Saint Barts

Twee dagen later stond ik op het kleine vliegveld van Saint Barts (Saint Barthélemy) Mijn Drie Dames op te wachten.
      Saint Barts is een klein Frans eiland, een zogenaamde Collectivité territoriale. Ooit was het eiland Zweeds, getuige de naam van de kleine hoofdstad: Gustavia. Het was de enige Zweedse kolonie in de Cariben. Tegenwoordig is Saint Barts een bestemming voor de jetset  en zou de hoeveelheid sjieke winkels in de smalle straatjes van Gustavia (zoals Vuitton, Chanel of Armani) per capita wel eens nergens ter wereld zo hoog kunnen zijn.
   
      

Het vliegveld van Saint Barts wordt vaak vermeld in lijstjes van spectaculaire of gevaarlijke vliegvelden in de wereld omdat de aanvliegroute vlak over een bergrug loopt en landende vliegtuigen letterlijk enkele meters boven het verkeer dat over de weg over die bergrug rijdt, scheren. De vrij korte landingsbaan eindigt ook nog eens abrupt in zee, zodat er na de landing heel flink geremd moet worden.
      Maar Mijn Drie Dames kwamen veilig aan en direct de volgende dag vroeg verlieten we dit verwende jetset paradijsje en gingen op weg naar Barbuda, het meest noordelijke eiland van de kleine staat Antigua & Barbuda. Dat is een flinke oversteek, ruim honderd kilometer, en het kostte bijna een hele dag varen voordat uiteindelijk de lage westkust van Barbuda in zicht kwam.

   

Barbuda is vlakker, droger, armer, ontoegankelijker en veel minder bevolkt dan zijn partner-in- statehood Antigua en de 2000 bewoners heten teruggetrokken en op zich zelf te zijn. Het is kortom een totaal ander eiland en wordt, in tegenstelling tot het populaire 50 kilometer zuidelijker gelegen Antigua, nauwelijks bezocht.
      Er is slechts een klein haventje bij River Point in het zuiden en de verbindingen met Antigua lopen hoofdzakelijk door de lucht via het kleine vliegveldje bij Codrington, Barbuda’s enige nederzetting. Lange tijd waren er geen reguliere bootverbindingen tussen de twee eilanden, maar sinds kort is er de Barbuda Express die een paar keer per week heen en weer vaart..
      Barbuda’s kusten zijn verraderlijk. Het lage eiland is moeilijk te zien vanaf zee en bovendien liggen er gevaarlijke koraalbanken tot ver buiten de kust. Vooral in de 18e en vroege 19e eeuw strandden er veel schepen, zoveel zelfs dat de Barbudanen in die tijd een mooie aanvulling op hun inkomen van de kusten konden wegslepen: geld, brandy, suiker,voedsel, bouwmaterialen. Het schijnt dat er zo’n 200 scheepswrakken in Barbuda’s wateren liggen: Spaanse galjoens, slavenschepen, vrachtboten en oorlogsschepen. Als je bedenkt dat het eiland in de loop der eeuwen altijd weinig door schepen werd aangedaan is dat een enorm aantal.

   

 

Palm Beach

We naderden het eiland vanuit het noordwesten. Een lange witte streep werd zichtbaar aan de horizon.
      Het was de smalle strook land die over meer dan twintig kilometer de westelijke rand van de lagune van Barbuda vormde. Een strand zonder einde waaierde weg tot aan beide horizons. Op de kaart zag ik dat de strook Palm Beach heette, een beetje optimistisch want alleen schuin voor ons zagen we een groepje palmen, verder was er over de hele lengte slechts hier en daar wat laag struikgewas te zien. Geen bebouwing, geen mensen, geen andere jachten. Alleen dat eindeloze witte of zelfs roze strand en die ongelofelijke turqoise kleur van het water.
      Langzaam naderden we de kust. De bodem leek hier helemaal gevrijwaard van koraal of rotsen en op veilige afstand van de kust wierpen we het anker uit.

   

Iedereen sprong vrijwel direct overboord het warme water in. We doken, we sprongen, we duwden elkaar koppie onder, we zwommen naar het strand en voelden ons schipbreukelingen op een onbewoond paradijselijk eiland. Toen de zon onder was en we in de zwoele avondlucht aan dek van onze sundowners genoten, viel me op dat mijn oudste dochter wat sip keek, nauwelijks iets zei en zich even later in haar hut terugtrok. Catherine ging met haar praten.
“Wat was er nou met Lisa?”vroeg ik, toen de kinderen naar bed waren.”Het is net of ze het hier niet leuk vindt.”
“Het komt door haar bikini”, zei mijn vrouw. “Die is net nieuw.”
“Nou en? Dat is toch fijn? Vindt ze hem niet mooi dan?”
“Jawel, heel erg zelfs. Maar er is hier helemaal niemand die hem kan bewonderen.”

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen 

 

 

 

 

 

 

Een best aardig stadje

    

D

Bankbiljetten

(Door Rolf Weijburg)

 Basseterre, de hoofdstad van de federale Caribische staat Saint Kitts & Nevis, het op zeven na kleinste land ter wereld, is eigenlijk best een aardig stadje.
      Gesticht door de Fransen in het begin van de zeventiende eeuw, is het één van de oudste plaatsen in de oostelijke Cariben. De havenstad aan de zuidwestkust van Saint Kitts, groot geworden door slavenhandel en suikerriet, is het belangrijkste economisch centrum van het land en van de regio.
      Zo heeft de Centrale Bank van de Eastern Caribbean er haar hoofdkwartier. Basseterre is daardoor het financiële centrum van de muntunie, die de Caribische staten Saint Kitts & Nevis, Antigua & Barbuda, Dominica, Saint Lucia, Saint Vincent & the Grenadines, Grenada (allemaal landen die behoren tot de 25 kleinste onafhankelijke landen ter wereld) plus de Britse gebieden Anguilla en Montserrat, met elkaar verbindt. In al deze landen is de East Caribbean Dollar betaalmiddel. Een soort Caribische Euro.

                     

Basseterre is ook de grootste stad van het land, het regeringscentrum en “the place where it all happens” in Saint Kitts & Nevis. 18.000 mensen wonen er.
      En kent u Joan Armatrading nog? Die is in Basseterre geboren.
De oudere huizen van Basseterre zijn naar goed Caribisch gebruik “aardbeving bestendig “ gebouwd: dat wil zeggen steen op de begane grond, hout op de verdieping, zodat het allemaal wat makkelijker te herbouwen is na een eventuele beving. Veel gingerbread  houtsnijwerk aan de veranda’s en langs de dakranden. In de lange laagbouwstraatjes speelt het familieleven zich op straat af en klinkt er permanent muziek uit de vele (rum) barretjes.
      In het centrum ligt Independence Square, een park met een gigantische baobab misschien als symbool van de slavenmarkt die hier vroeger was. Er zijn veel andere mooie bomen en uiteraard een fontein en bankjes en beelden. De grote Kathedraal van de Onbevlekte Ontvangenis overziet het allemaal vanaf de overkant van de straat.

The Circus

    

Niet zo ver ervandaan ligt The Circus, een rotonde eigenlijk, waar in het midden een oude typisch Britse clocktower de juiste tijd aangeeft. De plek wordt omringd door veelkleurige gebouwen en het was er permanent een drukte van belang. Verkeer rommelde er onophoudelijk (links)omheen, maar wat opviel was dat het er erg galant aan toe ging: als je ook maar een vage hint gaf dat je eventueel zou willen oversteken, werd er al voor je gestopt. En niet alleen voor de vele classy hooggehakte dames. Oók voor mij.

Aan de zeekant van de stad ligt Port Zante, een speciaal voor de vele cruiseschepen aangelegde haven, met shopping malls, kleine straatjes met souvenirwinkeltjes, restaurants en wuivende palmen. Heel fancy allemaal, zij het waarschijnlijk niet voor de gemiddelde Kittiaan.
      We reden de stad uit en belandden vrijwel direct tussen de suikerrietvelden. In de verte landden vliegtuigen midden in de zee van wuivende bladeren op Saint Kitt’s internationale luchthaven. Voor ons lag de laatste nog werkende suikerrietfabriek.
      Het was april 2005 en de oogst was net begonnen. Kleine locomotiefjes trokken enorme slierten wagonnetjes vol suikerriet over smalspoor door de plantages naar de fabriek. Het gefluit van de treinhoorn konden we in Basseterre al horen. De sporen liepen het hele eiland rond, maar ze zouden dit jaar voorlopig voor het laatst worden gebruikt.

           

 

Suikerriet

Suikerriet zorgde ervoor dat Saint Kitts jarenlang de rijkste Britse kolonie was. Iedere vierkante kilometer van het eiland was beplant met suikerriet, maar liefst 68 suikerrietplantages waren er aan het einde van de achttiende eeuw op het eiland en Saint Kitts was suikerrietwereldleider.
      Met de afschaffing van de slavernij begon de terugval. Het werd moeilijk en vooral duur om arbeidskrachten te vinden. De Europese suikerbiet werd ook nog eens een gedegen concurrent. De prijzen voor suikerriet op de internationale markten daalden. De marges werden steeds kleiner. Nevis stopte in 1958 met de suikerrietproductie, wonderbaarlijk eigenlijk dat Saint Kitts nog zolang door kon gaan.
      Maar toen de wereldprijs voor suikerriet al maar verder daalde en Saint Kitts de elders ingevoerde verregaande technologische innovaties in productie, verwerking en transport niet meer kon bijbenen was de productie meer gaan kosten dan het opleverde. Saint Kitts moest afhaken en de overheid had besloten dat dat dit jaar (2005) zou gaan gebeuren.

De arbeiders raakten werkloos, compensatieregelingen waren ontoereikend. De plantages verwilderden en de fabrieken werden ruïnes.

Toch werd een deel van het spoor enige jaren terug weer opgeknapt, een locomotief gereviseerd en doorgesmeerd en een aantal wagons omgetoverd tot passagierswagons met een open bovenverdieping. Het fenomeen The Saint Kitts Scenic Railway was geboren en de enige functionerende spoorweg in de oostelijke Cariben is daarmee een Kittiaans feit.

   Het was één van de initiatieven om Saint Kitts toeristisch aantrekkelijker te maken, maar niet genoeg om de suikerrietloze economie weer op de rails te krijgen. Saint Kitts en Nevis moest op zoek naar nieuwe inkomstenbronnen en de overheid stimuleert nu kleinschalige industrie en alternatieve agrarische initiatieven zoals rijst- en bananenplantages en blijft volop investeren in de toeristenindustrie getuige Port Zante in Basseterre.
      Daarnaast wil het land zich richten op offshore banking en levert de verkoop van paspoorten een flinke bijdrage aan de staatskas. Een onschuldig Kittiaans paspoort kan voor een internationaal reizend zakenman een handige uitkomst zijn: met het paspoort kun je ruim 120 landen visumloos bezoeken.


Grijsgroen

We reden het eiland rond. Alle dorpen en stadjes van Saint Kitts lagen vlak langs de kust om ieder bruikbaar stukje grond voor de suikerrietverbouw vrij te kunnen houden. Overal zagen we het mooie grijsgroen van het suikerriet dat na de oogst over een paar maanden aan zijn lot zou worden overgelaten.

     

Hier en daar staken nog de schoorstenen van de inmiddels gesloten suikerrietfabrieken uit het gebladerte. Lange hellingen van wuivend groen liepen tot aan de steile wanden van de vulkanische centrale bergrug (waarvan Mount Liamuiga met 1150 meter het hoogste punt van het hele land is), waar het groen van het suikerriet overging in het veel donkerder groen van de laatste stukken overgebleven jungle op het eiland.

   

De jungle verdween in de grijze wolken die vrijwel permanent rondom de vulkaantop hingen.

   

Aan de westzijde van het eiland ligt het schitterende Brimstone Hill Fortress, één van de meest indrukwekkende Britse versterkingen in het gebied en niet voor niets heeft de UNESCO het op de Wereld Erfgoedlijst gezet. Het fort is in de 17e eeuw strategisch gebouwd op een bizar soort pukkel midden tussen de glooiende hellingen, waardoor het de bijnaam Gilbraltar of the West Indies kreeg.

   

Vanachter de kanonnen zagen we de Nederlandse gemeenten Sint Eustatius en Saba aan de horizon.

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen 

 

 

 

 

 

 

The Art of Travel op T.V.

Als u de bijdrages van Rolf Weijburg op mijn weblog op prijs stelt moet u vandaag (Tweede Pinksterdag) eens kijken naar RTV Utrecht. De Utrechtse kunstenaar is al jarenlang bezig om een atlas samen te stellen van de 25 kleinste landen in de wereld. Om dit te kunnen doen bezoekt hij zelf al die landen, spreekt met mensen, doet impressies op, maakt schetsen en verzamelt parafernalia. Thuis in zijn atelier maakt hij etsen, die in de atlas zullen worden opgenomen.

      Vorig jaar reisde hij naar het grootste van al die kleine landen, São Tomé e Príncipe, een onafhankelijke eilandengroep voor de westkust van Afrika.   

Eefje Blankevoort, Arnold van Bruggen en Thomas Roebers van Prospektor maakten daar een film van: The Art of Travel.. En die film van veertig minuten is van 7 tot en met 15 uur ieder uur op het hele uur te zien. Daarna wordt hij van 18:10 tot en met 6:10 uur de volgende ochtend ook nog om tien over ieder heel uur uitgezonden.
Bovendien is de film later nog terug te zien op

http://www.rtvutrecht.nl/gemist/uitzending/rtvutrecht/docu/

En op: 

https://www.youtube.com/watch?v=ny724S_p2As

U ziet in deze film de kunst van het reizen zoals Rolf Weijburg dat al tientallen jaren doet.
      Bovendien volgt u in de film het ontstaansproces van 
de ets “Ilha do Príncipe”.

RTV Utrecht zit bij mij (Ziggo) op kanaal 708.

 

Ilha do Princípe (Kleurets)

 
Details



 

São Tomé e Príncipe

 

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen 

 

 

 

 

 

 

 


Zeestraat met geschiedenis

(Door Rolf Weijburg)
The Narrows, zo heet de zeestraat tussen Nevis en Saint Kitts. Er liggen wat eilandjes, een paar rotsen, ondieptes en bommies (koraalkolommen die vanaf koraalplateaus tot vlak onder de oppervlakte groeien). Bovendien staat er een heftige stroming: de Atlantische Oceaan wil zich uit alle macht door The Narrows persen. Schepen of zeiljachten varen dan ook zelden tussen Saint Kitts en Nevis door. Heel symbolisch eigenlijk, alsof het fragiele huwelijk tussen de twee eilanden niet verstoord mag worden.
      Maar op gepaste afstand The Narrows oversteken van het ene naar het andere eiland van de federale staat kan heel goed.

        

De wind blies de zeilen bol en joeg de catamaran van Nevis weg. De stroming die zich door The Narrows perste duwde de boot westwaarts waardoor we niet in een rechte lijn, maar in een halve cirkel de zeestraat overstaken.
      Eenmaal aan de overkant, voorbij Nags Head op het zuidelijkste puntje van Saint Kitts, kwamen water en wind al snel tot kalmte en rustig voeren we langs de kust en ankerden in de mooie Ballast Bay.

   

De kleine passagiersferry Christena maakte al meer dan elf jaar bijna dagelijks dezelfde oversteek heen en terug. Op zaterdag 1 augustus 1970 voer het schip met 324 opgewekte passagiers aan boord op weg naar de Emancipation Day festiviteiten in Charlestown. Er was eigenlijk maar plek voor 180 passagiers, maar het was de laatste overtocht van de dag en iedereen wilde mee.
      Die ochtend waren er reparaties verricht aan de schroefas. De werklui hadden het schip verlaten zonder de diverse compartimenten af te sluiten omdat ze ervan uit gingen dat de kapitein de boel nog wel zou willen inspecteren. Maar de kapitein inspecteerde niets, startte de motoren en begon nietsvermoedend aan de oversteek.
      Toen het schip Nags Head was gepasseerd en in de sterke stroming en zware golfslag van de Narrows terecht kwam begon het snel water te maken. De kapitein trachtte de Christena nog om te draaien om het als noodoplossing aan land te laten lopen, maar door de vele passagiers was het schip topzwaar geworden en kapseisde.

Kolkende massa’s zeewater joegen binnen in het schip de banken en stoelen - die niet waren vastgezet - door de ruimtes, waardoor uitgangen verstopt en vele passagiers verwond raakten. Het schip zonk snel, de passagiers verdronken. Het bloed van hun verwondingen trok haaien aan, die, zoals een overlevende het beschreef, “… nooit iemand iets hadden aangedaan, maar nu door de rampplek werden aangetrokken als apen door een mangoboom.” De haaien vielen de mensen aan die vanaf het bovenste dek in zee terecht waren gekomen.
      Van de ruim honderdtwintig geborgen lichamen kon meer dan de helft niet meer worden geïdentificeerd … Slechts 91 passagiers overleefden de ramp. De passagiers die in het schip zaten opgesloten kregen een zeemansgraf.
      Het is de grootste scheepsramp in de geschiedenis van Saint Kitts & Nevis en ter nagedachtenis aan de ramp staat er in Charlestown aan de kust een sober monument met aan één kant een kaart met de route van het rampschip en aan de andere kant een lijst met namen van alle 233 omgekomen passagiers.

   

De Christena zelf ligt, mét haar passagiers, nog op de bodem van de zee. Het is een Marine Memorial Park geworden waarbij er vanuit wordt gegaan dat de plek met waardigheid en respect wordt behandeld.
      Toch wel een beetje raar dat er op Nevis een duikorganisatie is die duiktochten organiseert naar het wrak, een graf voor meer dan honderd mensen, en na afloop Memorial Shipwreck Certificates uitreikt ...

   

We voeren in de dinghy het strand van Ballast Bay op. Erachter lag een zoutwater meer, Great Salt Pond, het grootste van een hele serie zoutwatermeren die hier over het zuidelijke schiereiland van Saint Kitts verspreid lagen. Nergens in de kleine Antillen zijn zoveel van dit soort meren en meertjes en het is een belangrijke habitat voor een veelvoud aan watervogels.
      We liepen helemaal om het meer heen tot we aan de andere kant aan de Atlantische kust bij Sand Bank Bay kwamen, waar de golven met bruut geweld kwamen aanrollen en het strandzand bezaaid lag met drijfhout. Langs de noordkant van het meer liepen we weer terug naar de Caribische kust. We zagen visarenden en grote ijsvogels, klommen een heuvel op en keken uit over Ballast Bay.

De Caribische zee streelde zachtjes het witte strand van de baai. Een paar kilometer verderop rustte het wrak van de Christena op de zeebodem.
      De zon zakte langzaam weg achter de westelijke horizon.

   

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen 

 

 

 

 

 

 

 

 

En Nevis?

(Door Rolf Weijburg)

Ongemakkelijk

Nevis had de afscheiding van Anguilla uit de federatie Saint Christopher, Nevis & Anguilla wat ongemakkelijk aangekeken. Het veel kleinere zuster eiland van Saint Kitts (Nevis is 93 Km2 en telt 10000 inwoners, Saint Kitts is 174 Km2 groot en heeft 40000 inwoners) stond weliswaar cultureel een stuk dichter bij Saint Kitts dan Anguilla, maar het eiland wantrouwde de Kittianen net zo erg en zag weinig goeds in de onafhankelijke federale staat die het met haar buren zou gaan vormen.
      Terug naar de Britse moederschoot, zoals Anguilla deed, wilde en kon Nevis niet en pas na stevige onderhandelingen over zelfbestuur en economische garanties ging Nevis akkoord en in 1983 werd de nieuwe onafhankelijke staat Saint Kitts & Nevis een feit.

   

Onafhankelijk weliswaar, maar verre van eensgezind.
      Waar menig ander land de nieuw verworven onafhankelijkheid ook filatelistisch luidruchtig kracht bijzet, bestaan er van de onafhankelijkheid van Saint Kitts & Nevis slechts postzegels met opdruk.
      Van Saint Kitts óf van Nevis, maar niet van de federale staat.

         

Nevis bleef zich onprettig voelen binnen de federatie. Het wantrouwen jegens de overheersende buurman bleef onverminderd groot. Zo kon Saint Kitts nieuwe financiële wetgeving invoeren die de federale regering daar veel zeggenschap zou geven over Nevis´ financiën.
      Daarnaast kreeg Saint Kitts in de loop der jaren de handen vol aan het bestrijden van de toenemende drugscriminaliteit die tot in regeringskringen was doorgedrongen. Moord, doodslag, omgekochte rechters, dat soort dingen. Nevis was bang dat de bestrijding ervan onevenredig veel geld zou onttrekken aan voor Nevis belangrijker zaken en dat die rommel bij de buren in ieder geval niet ten goede zou komen aan een evenwichtig federaal bestuur.


KRANTENKOP

   

In 1998 werd daarom na oplopende ontevredenheid een referendum uitgeschreven over de vraag of Nevis onafhankelijk moest worden.
      De 62% die vóór stemde, was net niet genoeg om de vereiste twee derde meerderheid te halen en Nevis is tot de dag van vandaag onderdeel van de federatie Saint Kitts & Nevis gebleven.

Was dat niet zo geweest, dan was onafhankelijk Nevis het op vier na kleinste land ter wereld geworden …

Toch doet Nevis net alsof het een onafhankelijke staat is.
      Naast een grote mate van zelfbestuur heeft het al sinds 1980 een door de UPU erkende eigen postale autoriteit (een belangrijke bron van inkomsten) en zijn er ook andere, meer kosmetische, onafhankelijkheidstekenen zoals een eigen vlag en een eigen slogan op de autokentekens.

  

 

CHARLESTOWN



   We liepen door de kleine hoofdstad Charlestown, eigenlijk niet meer dan een paar straten, twee kleine pleintjes (één met een fontein in de vorm van een pelikaan, een ander met een enorme flamboyantboom) en een cricket- annex voetbalveld. That was it.

   

 

 

 
Er wonen 1500 mensen in Charlestown, dus veel meer heb je ook niet nodig.

   

In de hoofdstraat stond nog een aantal typisch Caribische huizen met fraaie gingerbread houtversieringen langs dakranden en balustrades.
      Hadden de huizen twee verdiepingen dan was de onderste meestal van steen terwijl de bovenste verdieping van hout was gebouwd, een manier om de schade van eventuele aardbevingen te beperken.

 

   Bankbiljet

   Langs Low Street, de straat die langs de kust liep, stond het Hamilton House, geboortehuis van Alexander Hamilton die later naar de VS zou verhuizen en daar de eerste minister van financiën werd.
   Het portret van Hamilton siert nog steeds de Amerikaanse 10 dollar biljetten. Hamilton is Nevis’ claim to fame.

Op de eerste verdieping van dit stenen 17e eeuwse gebouw kwam de Nevis House of Assembly bijeen en op de begane grond huisde het Museum of Nevis History. Het museum was vanwege renovatie gesloten.
      “We have another very interesting museum here in Charlestown.” Leon Barry was bereid om ons alles te laten zien wat Nevis te bieden had. We hadden hem ontmoet bij het kleine Philatelic Bureau, een ander van Charlestown’s highlights, en hij zou ons in zijn busje (Discover Nevis in Air-conditioned Comfort) het eiland gaan rondrijden.

It’s the Horatio Nelson Museum. You want to visit?

De beroemde Britse admiraal was tijdens een bezoek aan Nevis wanhopig verliefd geworden op ene Fanny Nisbet en hun huwelijk in 1782 wordt, hoewel het toch al ruim tweehonderd jaar geleden is, door de Nevisianen nog immer gezien als het grootste huwelijk ooit op het eiland gehouden. In 1990 hadden de eilanders er een aanleiding in gezien om een museum te wijden aan het leven van Nelson.
      “Nee, laten we maar gaan rijden.”

Over de linker kant van de weg reden we naar het noorden. Nevis Peak, de bijna 1000 meter hoge vulkaan die het hele eiland domineert, bleef rechts van ons in wolken gehuld.
      In een ruime cirkel reden we om de grote berg heen. Eerst langs Pinney’s Beach, het fraaiste strand van Nevis, palmboom omzoomd, wit zand en turquoise zee en voorzien van een gigantisch Four Seasons Resort waar volgens Leon ruim 700 Nevissianen, of 7% van de totale bevolking, werkten.
      Dan langs Oualie Beach (Oualie is de oude Carib-naam voor Nevis) en het dorp Newcastle waar het vliegveld lag. De weg werd slechter naarmate we de noordkant van het eiland rondden en de oostkust bereikten. Lange groene hellingen trokken omhoog naar de wolken rondom Nevis Peak, waar nog een laatste restje oerwoud als een krans om de bergtop hing. Eeuwenlang waren deze hellingen begroeid met suikerriet.
      Maar de eens zo lucratieve suikerrietverbouw was in 1958 al stopgezet omdat op de grillige vulkanische bodem geen moderne machines voor de oogst konden worden ingezet en de productie te kostbaar werd om nog concurrerend te zijn op de exportmarkt. Nu liggen de hellingen er wat verwaarloosd bij en is het suikerriet grotendeels verdreven door struikgewas en onkruidgras. Ruïnes van de fabrieken met hun schoorstenen en karakteristieke molens steken nog hier en daar uit het struikgewas.


Old Sugar Mill

   

De weg had de kust langzaam verlaten en we reden een stuk meer landinwaarts toen we in Gingerland aankwamen, de tweede “stad” van Nevis waar een aantal oude suikerrietfabrieken en plantation houses was omgetoverd tot sjieke hotels en restaurants. De zee was hier ver weg, stranden waren er niet en ik kon me voorstellen dat dit de bezetting van de hotels toch parten moest spelen.
      Het gebied lag pal op de moessonwinden en ontving voldoende regen om een lucratieve verbouw van fruit en groente mogelijk te maken, dat dan weer wel. Schapen en geiten, varkens en ezels sjouwden overal tussendoor. Vervet-aapjes, ooit meegenomen vanuit Afrika, ravotten in de bomen. We lunchten in het prachtige Golden Rock Estate, ook al een oud plantation house, met fraaie vergezichten over de westelijke vlaktes.

Leon bracht ons daarna weer terug naar de jetty in Charlestown. We hadden ruim 40 kilometer gereden. Hij had ons vol enthousiasme zijn eiland laten zien en was duidelijk trots op zijn eiland. Maar onafhankelijk? Hij wist het niet zo.
      De volgende dag vroeg lichtten we het anker en zetten geëscorteerd door een paar gracieus en traag vliegende pelikanen koers naar de buren. Nevis zag er mooi uit zo vanaf zee, maar ondanks de onafhankelijkheidssaspiraties leek het veroordeeld tot een langdurig samenlevingscontract met zijn zo gewantrouwde Kittiaanse buren.


“Views on Nevis”,
kleurets van Rolf Weijburg

   

 

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen 

 

 

 

 

 

Subcategorieën

Domar: Noord Bangladesh