Verward, verdrietig, komisch


Marga de Graaf woont sinds enige tijd in een appartement te Stadskanaal. Naast haar 93-jarige moeder, die aan het dementeren is. Mantelzorg noemen mensen dat. Moeder kan lekker haar eigen gang gaan. Marga en haar man ook.
      En toch zijn ze heel dichtbij.

Het leidt soms tot verrassende situaties. Vermoeiend, hilarisch, verdrietig, zielig, verward, komisch. Wisselende stemmingen dus. Marga houdt het allemaal bij en schrijft erover  

 

Bloody Wednesday

(Door Marga de Graaf)

Het is een paar minuten voor zeven ’s morgens als man Anno is gedoucht en klaar staat om aan een nieuwe werkdag te beginnen. Zelf heb ik onrustig geslapen en draai me nog even om. Met m’n gezicht diep in mijn heerlijke kussen hoor ik in de verte een belletje - belletje? Alarm. Er wordt drie keer vlot achter elkaar op onze deurbel gedrukt. Dat is wel erg vroeg, dit kan eigenlijk maar een iemand zijn. Anno opent de deur en staat oog in oog met mijn moeder - in Eva’s kostuum. ‘Mar!’ - Anno roept nog een keer, nu wat luider - ‘Mar!!!

      Als ik opsta is hij in geen velden of wegen te bekennen, zie onze voordeur open staan en weet genoeg. Ik loop naar de ‘buuv.’ Zie in haar gang een spoor van bloed.  Dat volg ik. Links staat de wc-deur open - het fonteintje ligt vol met bebloed toiletpapier, erbovenop een rode handdoek die oorspronkelijk wit is - op de wc-bril zitten bloedvegen - op de grond liggen grote rode druppels. Rechts brandt het licht in de badkamer - op de vloer ligt een voor mij onherkenbare rode doek - op de wastafel een rode handdoek - de vloertegels zien er net zo uit als die in het toilet.

      Op de slaapkamer zit moeder op de rand van haar bed - door Anno warm ingepakt in haar donzen dekbed. Bedankt manlief, ga maar gauw naar je werk - ik red ‘t wel met dit pakketje. Kus, tot later. Vanuit mijn ooghoek zie ik een grote bloedplas op de houten vloer naast haar bed. Bloed op haar matras. Ai-ai-ai.

      Mam, wat is er gebeurd? ‘Ik weet het niet kind.’ Ze kijkt me aan met holle ogen, haar gezicht is bedekt met geronnen bloed. Ze heeft tampons gemaakt van wc-papier - deze steken 5 centimeter uit haar neus die flink scheef staat. Op haar jukbeen zit een blauw hematoom. Nu eerst een grondige inspectie van ledematen en de rest. ‘Ik word misselijk,’ pruttelt ze zachtjes. Ze hoest en stikt er bijna in. Dit is het moment om toch echt 112 te bellen, de thuiszorgmedewerker die in de loop van de morgen zou komen en mijn lieve vriendin die vast nog ligt te slapen. In die volgorde.

      Tien minuten later zijn ze er allemaal. Ik ben zo dankbaar voor deze hulptroepen.

De twee ambulance-verpleegkundigen onderzoeken en checken - hoge en lage bloeddruk wisselen elkaar af - haar mooie rechte neusje is gebroken - veel bloedverlies, een gekneusde hand en geschaafd been. ‘Tja,' spreekt de bebrilde ambulance-man, 'we kunnen haar meenemen naar het ziekenhuis, maar een neusspalk zetten ze tegenwoordig niet meer - dat schijnt niet te helpen….’ ‘In de hand zit misschien een scheurtje, maar daar kunnen artsen ook niets aan doen.’ ‘De overige mankementen genezen door de tijd.’ ‘Als u de situatie vandaag niet vertrouwt of er verandert iets, dan moet u ons bellen!’ ‘Dag mevrouw, rustig aan doen en beterschap.’

       De achterblijvers slaken een diepe zucht. Lysanne van de Buurtzorg, Helma mijn vriendin en ik. Moeder wordt rustig en wil op haar vertrouwde bank in de kamer zitten. ‘Ik heb nog helemaal niet ontbeten!’ Nee, gek hè …. wij ook niet …. Eerst maar eens je gezicht voorzichtig schoonmaken. ‘Hè, dat is lekker.' Als ons adrenalinepijl een beetje gezakt is overzien we de chaos. Nu eerst een sterke bak koffie, moeder eet een beschuitje met suiker en drinkt een kopje thee. Lysanne gaat naar de volgende cliënt, we houden contact.
Helma en ik staren naar het glazen ruitje van de wasmachine waarin ik alle rode lappen met koud water voorwas. Naar om dat rode water zo te zien bewegen, bloed van je moeder.

       De deurbel gaat. Ha, daar is Désirée - de huishoudelijke hulp. Ze heeft onmiddellijk in de gaten dat deze woensdag anders is dan anders. Ik praat haar bij. Ze bedenkt zich niet, pakt een emmer met sop en een half uur later zijn alle bloedsporen in huis verdwenen ‘als sneeuw voor de zon.’

Wasmachine

 

De wasmachine draait haar tweede ronde met sop en zowaar - de lading is weer herkenbaar als ondergoed, witte badhanddoeken, wit-gebloemde zijden pyjamajas en broek.

      Maar, nu? Kan moeder de komende nacht in haar uppie door? Bij ons slapen, wij bij haar? Natuurlijk kan dat, echter een constructieve oplossing is die gedachte absoluut niet.

      Lysanne belt de huisarts. Hij komt. Zet zich op de bank naast moeder, ze heeft geen idee wie deze man is. Ze voelt wel dat er iets in de lucht hangt, kijkt van Lysanne naar Helma, van Désirée naar mij. De huisarts voelt zich zichtbaar ongemakkelijk nu er vier welbespraakte vrouwen druk op hem uitoefenen dat er toch echt interventie van hem verlangd wordt. De situatie waarin zijn patiënt verkeert is echt niet langer houdbaar. Houdbaar? We hebben het hier over een mens. Wees menselijk. Er wordt actie van hem verwacht. Zoek een fijne passende plek voor je 93-jarige patiënt. Helaas. Hij vindt het allemaal geen spoed en gedraagt zich daar ook naar.

      Een week later zit moeder nog steeds verward - en banger dan voorheen - bij ons aan de koffie. Zegt ze ‘ik vind er niets meer aan.’ ‘Soms denk ik, ik wil wel een pilletje…..”

‘Het is beter te sterven in schoonheid dan te leven in gebrekkigheid.’

 Dat begrijp ik zo, mam. Dat begrijp ik zo.

 

Mijn moeder en ik 1: Mantelzorger

Mijn moeder en ik 2: Een Tringetje

Mijn moeder en ik 3: De Naaidoos

Mijn moeder en ik 4: ......Bla, bla, bla, bla, bla....

Mijn moeder en ik 5: Van Vleugelnoot tot Beukenhaag