Verward, verdrietig, komisch


Marga de Graaf woont sinds enige tijd in een appartement te Stadskanaal. Naast haar 93-jarige moeder, die aan het dementeren is. Mantelzorg noemen mensen dat. Moeder kan lekker haar eigen gang gaan. Marga en haar man ook.
      En toch zijn ze heel dichtbij.

Het leidt soms tot verrassende situaties. Vermoeiend, hilarisch, verdrietig, zielig, verward, komisch. Wisselende stemmingen dus. Marga houdt het allemaal bij en schrijft erover  

 

 

 Bingo! Een Vrouwtjesgnoom

Stadskanaal telt 44 inschrijvingen in het Rijksmonumentenregister. Woonhuizen, boerderijen, villa’s, begraafplaatsen, sluizen, de watertoren, een hofje, kerk, orgel, een park met muziekkoepel.  Eén daarvan spant voor mij de kroon - het park - het Julianapark. Aangelegd in 1935 als werkverschaffingsproject.

     

Dit sfeervolle park is ontworpen in de zogenaamde Engelse landschapsstijl met slingerpaden en een grillig gevormde vijver. De Nederlandse tuin- en landschapsarchitect Jan Vroom junior (1893 - 1958) schijnt het plan gemaakt te hebben. Of hij nauw samenwerkte met de toenmalig gemeentesecretaris en architect Jacob Meinen (1899 - 1961) kan ik nergens terugvinden, maar lijkt me voor de hand liggend.
      Je vindt in het park veertig soorten bomen - mét naambordje - van de Kaukasische vleugelnoot tot de meterslange Beukenhaag waar menige puber zijn of haar eerste zoen krijgt. Kinderen oefenen hier hun eerste stapjes. Mijn dochter liep hier op twee-jarige leeftijd pardoes de vijver in, ze is nog steeds een waterrat.

Aan de rand van het Julianapark bevindt zich het Woonzorgcentrum waar moeder staat ingeschreven. De toepasselijke naam Parkheem zegt genoeg. Een huis in een park. Het park kennen we, het tehuis voor oude mensen niet. Hoog tijd om daar eens een kijkje te gaan nemen.

     

Anno (mijn man) en ik zijn er uitgenodigd door Thea, een vriendelijke EVV-er. Een EVV-er is het eerste aanspreekpunt voor de zorgvrager en diens naasten met betrekking tot de zorgverlener. Zij of hij is mede verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorgverlening. Wij hebben een afspraakje in de tuinkamer - met uitzicht op het prachtige park. Het moment dat we hier straks wandelen met onze Mater Familias komt dichterbij.

       Thea blijkt een hartelijke vrouw met een open vrolijk gezicht - gehuld in spijkerbroek en een mooie wollen olijfgroene trui. Ze is vast gewend aan de hoge temperaturen hierbinnen. Wij niet.
      Op Anno’s bovenlip parelen al snel een paar zweetdruppeltjes - mijn bril glijdt van m’n neus - de temperatuur is hier aangenaam voor de oudjes. Koffie? Thee? Koekje erbij? Thea heeft een uitgebreide rondleiding ingepland over haar afdeling ‘De Lindelaan.’ We krijgen een inkijkje in de kamer van mevrouw Jansen - ‘met toestemming hoor.’ Goed verzorgd, keukenblokje, ruime badkamer met eigen toilet, een bed in de woonkamer waar ook ruimte is voor een bank - tafel - kast - televisie en rollator. Confronterend is het wel.

Aanbod

Zo ziet je laatste tijd op deze aarde er dus uit. Als je wilt of genoodzaakt bent. Als je niks geregeld hebt voor als je dit niet wilt. We zetten droevige gedachten van ons af. Thea doet een aanbod, kom gerust eens met je moeder naar een activiteit - iedere week organiseren we hier een gezellige bingo-middag. Lief aangeboden, goed idee ook - zo kan moeder alvast een beetje wennen. Ietwat van slag keren we huiswaarts. Wij moeten ook wennen aan deze nieuwe wereld. Respect voor de zorg, voor de mensen werkzaam in de zorg. Veel respect.

      Van uitstel komt afstel. Ik vat de koe bij de horens en volg het advies van Thea op.

Stel mijn moeder een uitje voor naar de bingo-middag. Ze heeft zowaar zin om samen op stap te gaan. Waar naar toe is voor haar van ondergeschikt belang - samen, dat is wat telt. ‘Wanneer?’ Morgen mam. ‘Hoe laat?’ Om half twee ben ik bij je. ‘Gezellig!’

Donderdagmiddag kom ik iets eerder dan nodig bij haar kijken of ze wakker is - ze doet namelijk veel hazenslaapjes. Ze ligt op de bank, handen gevouwen op het kussentje op haar buik. Ze slaapt. Aan dit beeld ben ik inmiddels gewend, wat niet went is de ongerustheid die me iedere keer besluipt als ik haar zo zie liggen - ademt ze nog? Soms hoop ik dat ik haar ingeslapen aantref, zo wil ze haar einde graag. Maar vanmiddag ‘doet ze het nog.’ Ze wordt vast 110!
      Ze merkt niet dat ik binnen ben gekomen, diepe slaap want vannacht weer aan het spoken geweest. Kan ik onbespied even checken of ze schone kleren aan heeft. Ik zie witte vlekken op haar zwarte broek, chocoladevlekken op haar zwart-witte blouse.

      Voorzichtig maak ik haar wakker, strijk over haar zachte warme wang waarop ze haar ogen opent.

Hé, ben jij het.’ Ja, we gaan op stap samen, weet je nog? ‘Waar gaan we naar toe?’ Ik probeer haar te herinneren aan ons uitstapje. Mam, doe je even een schone blouse aan, op deze zitten vlekken. ‘Ach kind, dat ziet toch niemand.’ En een andere broek. Die broek is te veel gevraagd, maar de blouse lukt. Pantoffeltjes uit, schoenen aan, wandelstok mee. Klaar om te gaan.

Onderweg in de auto naar Parkheem zegt ze na elke bocht - nieuw uitzicht - ‘het is maar goed dat jij de weg weet, hier ben ik nog nooit geweest.’ Ik bedenk hoe bijzonder het is dat een mens ergens 60 jaar kan wonen, overal voetstappen heeft liggen in de leefomgeving die ooit zo vertrouwd was als nieuw ervaart. Ik babbel aandachtig mee en hou haar zo comfortabel mogelijk.
      Tien minuten later arriveren we. Alle parkeerplaatsen zijn bezet, moeder kan niet ver lopen met haar ‘stokkie’ - ‘je denkt toch niet dat ik mijn rollator meeneem’ - ik besluit haar voor de deur af te zetten. Wijs naar de stoel binnen in de hal waarop ze kan gaan zitten tot ik terug ben. Kan ze even rustig om zich heen kijken. Ondertussen zoek ik een parkeerplaats een kilometer verderop in de straat. Als ik terugkom staat ze nog buiten, te wachten op mij. ‘Ja, ik dacht al, waar ben je nou.’ Ach gossie, dit heb ik niet goed ingeschat - volgende keer anders.

Eenmaal binnen worden we vriendelijk ontvangen door vrijwillige medewerkers, naar een tafeltje geleid en voorzien van koffie, thee en koek. Alweer koek. Ik at nooit koek, dit schijnt een wereld vol koek, overal koek. Zoet is zeker troostend of zo. Moeder zegt tegen de gastvrouw ‘liever iets hartigs’ te snoepen - zo’n opmerking zou ze voordat ze ging dementeren nooit maken - maar tja, de rem gaat er af. ‘Wat zijn hier veel grijze mensen….en zo oud…..’

Het wonder    

Dan geschiedt een klein wonder. Een bewoonster komt naast mijn moeder zitten, - blote voeten gestoken in teenslippers - fleece-vest over een blauw gebloemde jurk. Ze stelt zich voor, ‘ik heet Nel, kom uit Amsterdam en heb mijn man ontmoet in Vlissingen.’ Mijn moeder: ‘ik heet Sjaan, woon in Utrecht en ben gebóren in Vlissingen!’ Niet alles is waarheidsgetrouw, moeder woont al sinds 1963 niet meer in Utrecht - maar de rest klopt. Dit verzin je toch niet - twee dames wier beider voetstappen liggen in Vlissingen treffen elkaar in een Woonzorgcentrum in Stadskanaal - of all places!

      Nel en Sjaan delen al snel herinneringen, hun ogen stralen. Verbeeld ik het me? Ze lijken weer zo’n jaar of vijfentwintig.

De bingo-bordjes worden uitgedeeld, het spel kan beginnen. Beide dames stappen schijnbaar moeiteloos terug in de huidige tijd en spelen geconcentreerd mee. Maar zodra er een pauze is kwebbelen ze vrolijk verder over vroeger, de Leeuwentrap, het gezellige bruine café Cosy Corner aan de Boulevard, Michiel de Ruyter en de zeevaart.

      Verhalen uit hun dierbare verleden worden meerdere keren verteld alsof het de eerste keer is, maar dat mag de pret niet drukken - ze genieten samen in verwondering.

      Mooier had ik deze dag niet kunnen dromen.

En de bingo?  Het is moeders Lucky Day - ze wint naast Nel - de hoofdprijs van de dag -
      Een Vrouwtjes Gnoom XL.

  

Eenmaal thuis vraagt ze of ik op haar kalender wil schrijven wanneer we wéér gaan.
      Ik verheug me er al op - iedere week naar de Bingo!


Mijn moeder en ik 1: Mantelzorger

Mijn moeder en ik 2: Een Tringetje

Mijn moeder en ik 3: De Naaidoos

Mijn moeder en ik 4: ......Bla, bla, bla, bla, bla....