Te gast

 

Van Pim Fortuyn tot Hans Jansen



 ‘Beste Ronald, oude vriend en collega, ik waardeer het bijzonder dat je me gevraagd hebt een stukje voor je website te leveren. Mijn onderwerp handelt over hele blanke mannen in de overgangsleeftijd die de draad zijn kwijt geraakt. Vijf jaar geleden schreef ik dit over hen in het tijdschrift de Humanist:



Een Arabist als poseur 

 ‘Opvallend is het aantal poseurs onder de columnisten. Pim Fortuyn, Leon de Winter, Sylvain Ephimenco, om er enkelen te noemen. Opvallend maar niet onverklaarbaar. De column is bij uitstek het wapen van de poseur in zijn strijd om erkenning. Hoewel ze in uiteenlopende gradaties en soorten voorkomen hebben de poseurs onder de columnisten één ding gemeen: na verloop van tijd gaan ze in hun eigen geconstrueerde waarheid geloven.  
      Als vanzelf valt hij (of zij) automatisch terug op een pose. Z'n woorden zijn een schreeuw om aandacht. Hij wil behagen om bewonderd te worden. De opinie an sich interesseert hem niet, alleen het effect dat ze teweegbrengt. En omdat in een massamaatschappij gedachten niet de ultieme impact opleveren, zet hij sentimenten in: het simplistische vooroordeel tegen het complexe oordeel, de impuls tegen de bezinning, de verholen suggestie tegen de beargumenteerde gedachte. Hij is de man van de soundbite, zijn wereld is eendimensionaal, even overzichtelijk als een stripboek.
      De columnist is als een standup comedian, een hit en runfiguur, die met de snelheid van een tasjesdief te werk gaat. Daarbij moet hij als broodschrijver telkens weer een mening over van alles en nog wat ophoesten, hetgeen automatisch leidt tot een inflatie van meningen.
     
Om dit te verdoezelen moet elke opinie de kracht van een donderslag krijgen. De minder bekwame columnist pompt zijn vruchteloze woorden op tot ze als reusachtige ballonnen boven hem zweven en met hem aan de haal gaan. Hij gebruikt de taal niet om inzicht te verschaffen maar om te heersen, om te straffen, om iemand in een hoek te dwingen en verbaal af te ranselen. Hij dicht de ander alle denkbare gruwelijkheden toe om zelf buiten schot te blijven. Hoe zwarter de ander wordt afgeschilderd des te onschuldiger lijkt hij.
      De column is voor hem een techniek, een foefje, een suikerspin van woorden; na vijf minuten is het op en weg, de consument met plakkerige handen achterlatend. Het lijkt allemaal echt, maar is het niet. De woorden zijn te hol, de begrippen potsierlijk, de zinnen drijven in een niet doorleefde werkelijkheid. In zijn hang een maximaal effect te bereiken, vervalt de poseur onder de columnisten onherroepelijk in pathetiek. Hij uit zich in steeds heftigere bewoordingen, zijn toon wordt geëxalteerd, zijn opinies grotesk. Meningen worden door hem uitgemolken en verder aangescherpt tot ze een karikatuur van de werkelijkheid zijn geworden.
      Een jaar voor zijn dood wees de auteur Frans Kellendonk me op een ander fenomeen: ‘'Het gruwelijke is: zodra je iets opschrijft, verhardt het. Het gevaar is dat je er dan ook in gaat geloven, dat de dingen zijn zoals je zegt dat ze zijn. Wat je moet behouden is een scepsis, een vrijheid, het gevoel van de ongrijpbaarheid van alles. Dat vereist een geweldige krachtsinspanning.’’ Maar juist aan die scepsis ontbreekt het de poseur onder de columnisten, zijn stukje zou het niet verdragen, het zou dan te duidelijk worden dat er wartaal staat, wat bij closereading al snel blijkt. De columnist en de schrijver leven in twee gescheiden werelden.
      Voor een auteur vormt de taal een moreel criterium, hij heeft niets anders. Hij weet dat, zoals de satiricus Karl Kraus schreef: '’Taal de moeder [is] van de gedachte, niet haar dienstmeid.’' Die wetenschap ontgaat de hier genoemde columnisten. Voor hen zijn de woorden zelf inhoudsloos geworden, ze hebben slechts propagandistische waarde en kunnen derhalve als dodelijk gif werken.’
 

Ik zou daar nu, vijf jaar later, de HP-columnist professor dr. Hans Jansen aan toe willen voegen. Jansen is arabist die,  om het maar eens voorzichtig te stellen,  in onmin leeft met zijn onderwerp, de arabieren. Hij ligt wat dat betreft op 1 lijn met Geert Wilders. Het is dan ook niet vreemd dat hij het volgende schreef:

'Op het gastenpodium : Prof. Dr. J.G.G. Jansen
NIEUWE GOUDEN BLADZIJ

De bedenkingen van Geert Wilders over de dubbele nationaliteiten in het Nederlandse kabinet zijn dan ook geen wereldvreemde en absurde onzin, maar zouden het rustig onderwerp van discussie moeten zijn, al was het alleen maar vanwege de overspannen verwachtingen die een aantal regeerders in het Midden-Oosten en in Turkije koesteren over de uitbreiding van hun macht over West-Europa.'



 Lees verder: http://blog.seniorennet.be/angeltjes/archief.php?ID=466

Ik stelde professor Jansen de volgende vraag: hoe nu? 'De overspannen verwachtingen die een aantal regeerders in het Midden-Oosten en in Turkije koesteren over de uitbreiding van hun macht over West-Europa?' Hallelujah, dat is even schrikken!!! Een omgekeerde kruistocht? Over wie heeft u het? Kunt u wetenschappelijk bewijzen dat uw bewering ook klopt? Waarom noemt u geen namen? Worden de christenen in het Westen bedreigd door wilde horden arabieren? En zo niet, waarom dan de suggestie dat we bedreigd worden? Nu we toch bezig zijn: gezien zijn Israelische contacten, hoe loyaal, denkt u, is Geert Wilders aan het Koninkrijk der Nederlanden? Of is het toch 'wereldvreemde en absurde onzin' om in die termen te denken?

Zie ook de professor zijn website:
http://www.arabistjansen.nl Naar aanleiding van dit ontving ik dezelfde dag nog deze email van hem:

'wo 9-5-2007 14:12

Zeer geachte Stan van Houcke: Waar haalt u het vandaan dat ik in onmin leef met 'mijn onderwerp'? Heeft u enig idee hoeveel Moslims en hoeveel Arabieren er precies zo over denken als ik? Nagenoeg alles wat ik aan 'lelijke' dingen over 'mijn onderwerp' schrijf, is wel al eens door een Arabier of Moslim opgeschreven. Meestal wel meer dan een keer. Waarom kiest u eigenlijk geblindoekt partij voor de ayatollah's, en verraadt u rest van de Arabische en Islamitische wereld? In afwachting van uw antwoord, met vriendelijke groet, HansJansen’

Vroeg in de ochtend daarop ontving ik deze email:

'do 10-5-2007 7:34

‘Vergeet u niet mij te antwoorden? Met vriendelijke groet, HansJansen’

Ik heb professor Jansen dit geantwoord:

'Geachte heer Jansen
Zeker niet, maar ook al had ik geweten dat u zo dringend op mijn antwoord wachtte, had ik toch niet eerder kunnen antwoorden. Een korte verklaring daarvoor: gistermiddag viel in het centrum van Amsterdam de ADSL-verbinding uit en dus ook mijn computerverbinding.
      Vanochtend had ik geen tijd aangezien ik druk doende was de arts/epidemioloog Pieter Bol te interviewen over zijn boek ‘Biological Globalisation’. Warm aanbevolen. Vervolgens heb ik in het Van Gogh museum de tentoonstelling Max Beckmann in Amsterdam, 1937-1947 bezocht. Eveneens warm aanbevolen. Een van zijn uitspraken was dat het grootste gevaar dat de mensheid bedreigt het collectivisme is, en voorop het westers collectivisme, wel te verstaan. Tenslotte ben ik al flierefluitend door Amsterdam naar huis gefietst. Warm aanbevolen.

Het antwoord op uw vraag is bijzonder simpel, lees uw eigen teksten op uw weblog. Zie:
http://www.arabistjansen.nl/

      U suggereert veel, impliceert veel, en sterker nog: uw toon van schrijven is die van een verbeten mens, van een man die zich door iets of iemand, misschien wel door het leven zelf, tekort voelt gedaan. Er is daarbij sprake van een bepaalde mate van grofheid in vorm en inhoud, in doen en denken, waarachter een rancuneus gevoel lijkt schuil te gaan.
      De lezer/luisteraar mist in uw opvattingen een zekere onafhankelijke, wetenschappelijke benadering. Uw betoog verraadt een manichëisch wereldbeeld, goed en kwaad zijn bij u bijzonder sterk gescheiden. Telkens als ik iets van u lees of van u hoor moet ik denken aan Milan Kundera die ooit eens schreef: ‘De mens wenst zich een wereld waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.’ En u doet dat ook nog op zo’n typisch Hollandse manier, nogal grof.
      Ik heb u eens in het openbaar zien optreden. Dat was tijdens de promotiebijeenkomst van de arabist Maurits Berger in november 2005, toen u zich druk maakte over een in uw ogen verkeerde arabische vertaling in zijn dissertatie. U deed dat niet op een wetenschappelijke, afstandelijke manier, maar op een voor de aanwezigen pijnlijk verbeten, onbehouwen manier, zonder enige charme. Uw lippen trilden, uw ogen puilden uit, u liep rood aan, het was een bespottelijk gezicht. Ook toen al vroeg ik me af waar deze verbeten, grove houding vandaan kwam.

U bent kennelijk nogal trots op uw stukjes in de HP. In elk geval heeft u ze op uw website gezet. Een daarvan gaat over de auteur Geert Mak. Twee korte fragmenten daaruit:Gedoemd tot kwetsbaarheid is een fout boekje.’ Fout? Is er dan oorlog? U schrijft voorts:‘
Leuke uitdrukking trouwens, ‘’handelaren in angst’’. Waar komt die eigenlijk vandaan? In Arabische versies van de zogenoemde Protocollen van de Wijzen van Zion, een berucht anti-semitisch vervalst document uit de 19de eeuw, worden de joden zo genoemd. Het zal toch niet zo zijn dat Geert Mak die aardige uitdrukking aan de Protocollen heeft ontleend?’

Die toon, meneer Jansen, die suggestie van anti-semitisme, het stigmatiseren van de tegenstander, het proberen iemand’s persoonlijke integriteit aan te tasten, is de handelwijze van een pamflettist, van iemand die graag een hetze voert en zeker niet de werkwijze van een beschouwelijk mens die met de toon en argumenten van een wetenschapper op een zakelijke manier een meningsverschil uitvecht. Het schermen met anti-semitisme wordt veelal gedaan door querulanten die bij gebrek aan argumenten de onderbuikgevoelens bespelen.

Overigens, nu we toch met taalkritiek bezig zijn. Gezien het feit dat u hecht aan een juist taalgebruik, zult u mij dankbaar zijn dat ik u op de volgende fout wijs. U schreef voor Belgische bejaarden in uw hoedanigheid van professor, dr.: 'De overspannen verwachtingen die een aantal regeerders in het Midden-Oosten en in Turkije koesteren over de uitbreiding van hun macht over West-Europa?’ Fout. Aantal is enkelfout, dus: ‘De overspannen verwachtingen die een aantal regeerders’ koestert.

Dan nog even dit, u eindigde een toespraak eens als volgt: ‘
Ik wil u ook nog voorstellen om straks wanneer het programma dat toestaat een dronk uit te brengen op twee afwezigen: Pim Fortuyn en Theo van Gogh’ die ‘samen met de profeten, martelaren en heiligen schuilen onder de troon van de Allerhoogste.’

Een dronk uitbrengen op twee mensen die met opmerkingen als deze:‘de islam is achterlijk, ik zeg het maar, het is gewoon een achterlijke cultuur’ en ‘de vijfde colonne van de geitenneukers’ symbool staan voor de grofheid ten opzichte van de islam, tekent uw houding. Ondermeer daarom, maar zeker niet alleen daarom, mijn stelling dat u 'om het maar eens voorzichtig te stellen in onmin leeft met’ uw 'onderwerp, de arabieren.’
      Nadat Van Gogh vermoord was werd ik geinterviewd door Time Magazine over de situatie in Nederland. Ik vertelde de verslaggeefster wat Van Gogh allemaal in het openbaar had gezegd over joden en arabieren. Ze luisterde aandachtig en zei toen: 'Dit kan ik niet opschrijven in mijn artikel. Het is te stigmatiserend en te grof. Dat wordt in de VS niet toegestaan.' Hier in Nederland is die grofheid normaal geworden in het zogeheten publieke debat. Ik zie deze grofheid geenszins als een teken van vrijheid, maar als een gebrek aan beschaving.

Tenslotte: Maar natuurlijk, meneer Jansen, weet ik dat we te maken hebben met slechts een kleine groep extremisten binnen de islam. Dat is nu juist mijn verhaal. Mijn kritiek op u is ook dat u zo weinig genuanceerd bent. Dankzij de VPRO Radio heb ik vele jaren lang door de arabische wereld kunnen reizen en ik herken nagenoeg niets van die wereld in uw opgewonden stukjes. De wereld is veel gecompliceerder dan de zwart-wit portrettering die u geeft, zo van wij het Verlichte westen en zij de obscurantistische wereld voor wie we waakzaam moeten zijn vanwege: ‘overspannen verwachtingen die een aantal regeerders in het Midden-Oosten en in Turkije koesteren over de uitbreiding van hun macht over West-Europa.’
      De nodige scepsis ten opzichte van onze eigen cultuur is dringend gewenst, gezien het feit dat zowel Auschwitz als Hiroshima exclusieve producten van het beschaafde Westen zijn dat zo prat gaat op zijn Verlichtingsidealen. Bovendien heb ik zoveel islamieten ontmoet dat ik nooit een dronk zou uitbrengen op de stigmatisering en stereotypering die Fortuyn en Van Gogh als wapen gebruikten.

Over die regeerders. Volgens mij is dit absurde bangmakerij, vandaar nogmaals mijn door u nog niet beantwoorde vragen: 'De overspannen verwachtingen die een aantal regeerders in het Midden-Oosten en in Turkije koesteren over de uitbreiding van hun macht over West-Europa?' Hallelujah!!!
      Een omgekeerde kruistocht? Over wie heeft u het? Kunt u wetenschappelijk bewijzen dat uw bewering ook klopt? Waarom noemt u geen namen? Worden de christenen in het Westen bedreigd door wilde horden arabieren? En zo niet, waarom dan de suggestie dat we bedreigd worden? Nu we toch bezig zijn: gezien zijn Israelische contacten, hoe loyaal, denkt u, is Geert Wilders aan het Koninkrijk der Nederlanden? Of is het toch 'wereldvreemde en absurde onzin' om in die termen te denken?

Er vanuit gaande dat ik uw vraag naar volle tevredenheid heb beantwoord, zie ik met spanning uit naar uw antwoorden op mijn vragen.
vriendelijke groet
stan van houcke'

Ik kreeg daarop snel deze reactie van de heer Jansen: 'do 10-5-2007 19:52
     
Veel woorden, sommige ter zake. Uw enthousiasme voor de standpunten van de ayatollahs blijf ik vreemd vinden. Uw gebrek aan belangstelling voor de rest van de Arabische en islamitische wereld komt naar mijn indruk voort uit harteloosheid. Vriendelijke groet, HansJansen' 

Ik constateer twee dingen:
     
1. de professor weigert antwoord geven op mijn vragen, of kan het domweg niet. Mijn conclusie is dat zijn bewering op niets is gebaseerd en niets anders is dan tendentieuze verdachtmakerij.
     
2. de heer Jansen maakt gebruik van een oude truuk: je legt je tegenstander woorden in de mond en die ga je vervolgens bestrijden. Ook dit is een vorm van tendentieuze stemmingmakerij.
      Ik heb nergens ook maar iets geschreven of gezegd dat duidt op mijn 'enthousiasme voor de standpunten van de ayatollahs.' En gebrek aan 'belangstelling voor de rest van de Arabische en islamitische wereld' blijkt niet uit hetgeen ik geschreven en als radiomaker gezegd heb. Zie onder andere mijn weblog of mijn website:
http://home.planet.nl/~houck006/

Toch stelt professor dr. Jansen dit en hij geeft en passant ook een antwoord op zijn zelf beweerde stelling: het 'komt naar mijn indruk voort uit harteloosheid.' Professor, op welke uitspraken van mij baseert u deze beweringen? En op welke deze: ‘Waarom kiest u eigenlijk geblindoekt partij voor de ayatollah's, en verraadt u rest van de Arabische en Islamitische wereld?’ 
      Professor, los van de inhoudelijke nonsense gevat in een retorische vraag, ontdek ik toch weer opnieuw een taalkundige fout. ‘Geblindoekt’ moet zijn ‘geblinddoekt’, dus met twee d’s, anders staat er geblind-oekt. En oeken betekent in het Nederlands: ‘brommen, grommen, mompelen en pruttelen’. Met andere woorden: dan staat er ‘geblind pruttelen’ en dat heeft u toch niet bedoeld. Althans, daar ga ik gemakshalve vanuit.
 
     
Hoe dan ook, ik zal van de heer Jansen geen antwoord op mijn vragen krijgen. Het is deze tendentieuze manier van debatteren die het niveau van gedachtenuitwisseling in Nederland zo laag en naargeestig maakt, en een waar debat onder intellectuelen volstrekt onmogelijk maakt. Toch heeft het gebrek aan wetenschappelijk niveau de Universiteit Utrecht niet weerhouden om de heer Jansen tot professor te benoemen. Welke criteria zou die universiteit gebruiken? Toch eens aan mijn goede vriend André Klukhuhn vragen, die doceert aan dezelfde universiteit.    


 

Voor nieuwe ontwikkelingen in deze vermakelijke polemiek -en trouwens voor nog veel andere dingen- kunt u terecht op:

http://www.stanvanhoucke.blogspot.com  

Samen met Stan van Houcke heb ik diverse programma's gemaakt.

De gouden Hanze

Visby, de grootste stad op het Zweedse eiland Gotland was in de beginperiode van de Hanzetijd van grofweg 1200 tot 1400 de meest invloedrijke en rijkste stad van Noord Europa. Alle schepen , die vanuit Duitsland richting Zweden, Rusland, Finland of de Baltische landen gingen, deden de stad aan. Visby heeft een prachtig behouden kalkstenen wal, die tot Werelderfgoed is verklaard.
      Hoe was het er toen en hoe is het er nu.
Een programma van Stan van Houcke en Ronald van den Boogaard.

http://www.vpro.nl/programma/madiwodo/afleveringen/4115045/media/13575017/

Van Grift tot Cunera

Stan van Houcke en Ronald van den Boogaard wandelen in de Utrechts Heuvelrug van Rhenen over de Grebbeberg naar Veenendaal.
      Een tocht vol ontmoetingen met Nederlanders, die op hun beurt vol verhalen zitten over de stralende hemel van de heilige Cunera en de duistere hel van de zwarte kousengemeente; door historische bossen, langs oorlogsgraven en hellehonden, onder eeuwenoude eiken en beuken.
      Uiteindelijk vindt het zwervende tweetal rust in een laat gotische kerk, die aan de oever van een machtige stroom als een schitterende parel boven een millennia oud dorpje uitsteekt.

http://www.vpro.nl/programma/madiwodo/afleveringen/8882255/

 

  

 

Zie ook: Kok de Geus overleden 

 

Van Rotterdam naar de Hoeksche Waard

 

 

EEN NIEUWE WERELD



Zal het de ontdekking van de eeuw zijn? Op een afstand van 20 lichtjaren hangt de planeet Gliese 581c. Een planeet waar leven heel goed mogelijk is.
      Vanochtend De Volkskrant, pagina Astronomie: “Exoplaneet Gliese 581 c bevindt zich in leefbare zone”

Dus lieve mensen snel allemaal de koffers pakken want wil je het nog meemaken moeten we snel vertrekken, 20 lichtjaren reizen is niet niets. De Gliesenen kijken uit naar onze komst, ze kennen ons door en door en willen graag weten hoe wij ons door de lucht voortbewegen met een open paraplu.
      Iedereen heeft straks zo zijn eigen reden om te vertrekken.
De mijne:
      Een jaar of twee geleden gedwongen afscheid genomen van de bakker omdat hij naar mijn idee te vaak neen verkocht. Geen krentenbrood met spijs, wel zonder. Geen Surinaamse broodjes, wel witte puntjes. Geen tijgerbrood, wel nog Duitse streep. Geen volkoren maar wel middeleeuwse slof.
     Vandaag moet ik geloof ik wederom afscheid gaan nemen van de 2e bakker. Was best een goede bakker.

Knip bruin is bij ons favoriet. Is een stevig brood waar wij van houden. Ook mijn kinderen zijn dol op knip bruin. Dus herhaaldelijk loop ik met 8 halfjes knip bruin onder de arm. Knip bruin is echter voor deze bakker een heel moeilijk product. Is alleen verkrijgbaar op vrijdag en zaterdag. Moet je wel vroeg komen anders is het uitverkocht. Vanochtend was ik er niet al te vroeg, 11.15 uur. Knip bruin is er niet meer, wel hoog bruin.
      Onze bakker op de dijk is van de kerk, vloeken doe je niet in de winkel. Het viel niet mee om duidelijk te maken dat ik zeer teleurgesteld was in het verkoopbeleid. Als mij dat bij de viswinkel was overkomen (niet van de kerk) was er geen kibbeling heel gebleven.
      Geen knip bruin, verder kan je er bijna alles krijgen bij onze bakker, ook warm gemaakte worstenbroodjes. Vroeger deed ik voor mijn moeder boodschappen bij de waterstoker. Een zakje eierkolen, een pak Percil en een pakje Miss Blanche. Water stoken deed hij al lang niet meer. Bij de bakker moet je zijn voor oranje tompouces en niet voor knip bruin of plaat wit.

Mij hoor je voorlopig niet meer want morgen vertrek ik met de zwarte paraplu naar Gliese 581c.

28 april 2007
Kok de Geus

  

Van Gent naar De Peel

Tessel Blok werkt ruim twintig jaar bij de VPRO.

Zij heeft ervaring in het organiseren, produceren en presenteren van radio- en t.v.-programma’s.

 

Ondermeer Welingelichte Kringen, Ischa, Het gebouw, De Ochtenden, Villa VPRO, Noorderlicht en voor televisie Het Buitenhof.
     
Zij schreef in nachtelijke uren dit klavertje vier van misverstand & improvisatie.

 

 
Vileine Belgen?

We zijn in Gent. Heerlijke stad.

Moeilijk parkeren, dat wel. Ergens in het centrum op een pleintje zien we een gaatje. Er staat een vriendelijke mijnheer, die ons heel behulpzaam met enorme armbewegingen helpt de auto in het kleine plekje te manoeuvreren. We stappen uit. De vriendelijke mijnheer meldt ons meteen dat we “daar absoluut niet mogen staan, u staat daar geheel tegen alle regels in”.
      Zijn hulp was goed bedoeld, maar regels zijn regels.
      We vinden in een buitenwijk een plek op een plein omgeven door rolluiken van particuliere parkeergarages.
Op één van de deuren hangt een bord, met opschrift:
      “Verboden tegen ijzeren poort te wateren: zoniet dan staat u zelf in voor de electrische gevolgen”.
      Dubbel liggen we om dat volstrekt misplaatste “zoniet”… maar het lachen vergaat je snel.
Je denkt alleen nog maar aan die “electrische gevolgen”…
      Wat zijn die?
      In de kraag gevat worden en direct door naar de elektrische stoel??
      Wegens vochtaanraking geëlektrokuteerd worden??
      Een eenvoudige maar dure schadeclaim van de getroffene voor een nieuwe garagedeur, elektrisch en wel??

Je weet het niet.
      Nog niet
      Nooit.
Kijk, dat blijft maar spoken.
      Knap-vals, zou ik denken.

  

Mamma & Cruijff

Mijn moeder is klein.
      Echt klein.
Maar daarmee houdt haar geringheid wel op!

Zo lijkt het niet als we in 1971, ergens in een hotel op de grens tussen Bulgarije en Joegoslavië , proberen een lift uit te komen, terwijl er vijf enorme Russen instappen. Iedereen is al buiten -ook mijn vader en ik-, maar mijn kleine moedertje wordt onbarmhartig over het hoofd gezien en teruggedrongen in de kooi.
      Weg zijn ze.
      We kijken een beetje verwezen naar elkaar.
Het duurt. En het duurt. En het duurt nog langer.
      Mamma is weg, denk ik. Als een tweede hondje Laika meegenomen de ruimte in door die Russen.
Nooit komt de lift meer beneden, laat staan met mamma.
      En dan komt ‘ie toch nog. De lift.
      Met mamma & de Russen.
Trots en lachend stapt zij uit.
      ‘Ze zagen me eerst helemaal niet. Alsof ik een knopje van de lift was”, zegt ze.
      ‘Toen ben ik hard …CRUIJFF en SCHENK gaan roepen’.
Ze is op handen gedragen naar beneden gebracht. En met een buiging naar buiten geleid.

 

Zus van Dieuwertje

Een klein marktje ergens op de grens van de Brabantse en Limburgse Peel.
      Ik loop daar met mijn zus.
De marktvrouw van het kraampje met gekke jurken zegt tegen me: ‘Goh, wat lijkt zij op……”
      ‘Ja’, zeg ik, ‘opvallend toch… ze is het namelijk zelf’.
Antwoord:’
      Ja, het is inderdaad wonderlijk hoeveel ze op haar lijkt’.
      Dat komt misschien omdat ik het echt ben’, zegt mijn zus.
Antwoord:
      ’Ja ja, het is opvallend die gelijkenis’.

We hebben maar wat onopvallende jurkjes gekocht.

 

                                  Hè ?

                                                   De gewonden
                                           worden eerst verbonden.
                                           Vervolgens onomwonden
                                       naar ’t slagveld teruggezonden.

 

Van George Washington tot Verrazano

 

 

Een superstar met een gigantisch probleem

Grote opwinding in Hoboken, New Jersey, waar ik woon. Over een paar weken komt Alex Rodriguez hier wonen, met vrouw en kind. A-Rod, zoals hij wordt genoemd, heeft alle appartementen gekocht op de bovenste verdieping van het nieuwe Maxwell Building aan de Hudson River, vijf blokken van mijn huis vandaan.
      Die worden nu samengevoegd tot een ééngezinswoning. Als het klaar is heeft hij een fantastisch uitzicht op New York; van de George Washington Bridge aan de linkerkant tot de Verrazano Bridge aan de rechterkant, met heel Manhattan daar tussenin.
      A-Rod speelt voor de New York Yankees en is de hoogst betaalde honkballer in de Verenigde Staten, met een jaarsalaris van $27 miljoen. Een schitterende speler, die op weg is sommige van de belangrijkste records in het honkbal, zoals het aantal homeruns dat een speler tijdens zijn carrière slaat, te verbeteren.
      Maar Rodriguez heeft een gigantisch probleem: Tijdens het naseizoen, als de teams eerst spelen om zich te plaatsen voor de World Series en vervolgens om het kampioenschap, kan hij geen bal raken. Hoe belangrijker de wedstrijd, des te slechter speelt A-Rod, lijkt het wel.
      Vroeger, toen hij nog voor teams speelde die toch niet in het naseizoen terecht kwamen, viel dat niet op. Maar de New York Yankees verwachten elk jaar in de World Series te spelen en doen dat ook vaak, dus het falen van Rodriguez is daarom hier pijnlijk zichtbaar geworden.

                                                                  ZOMAAR EEN PRAATJE                                              

De inwoners van Hoboken hopen af en toe een praatje met A-Rod te kunnen maken in een restaurant of gewoon op straat, als zijn lijfwachten dat tenminste toelaten. Maar ik ga op zoek naar zijn vrouw met wie ik een goed gesprek wil hebben. Ik denk namelijk dat zij in belangrijke mate bijdraagt aan zijn geklungel als er werkelijk iets op het spel staat.
      Mevrouw Rodriguez is psychologe en ik kan me niet voorstellen dat zij haar mond houdt wanneer alle kranten schrijven dat haar echtgenoot mentale problemen heeft. Ik weet haast wel zeker dat zij hem allerlei adviezen geeft en misschien wel een beetje gedragstherapie: hoe hij zich moet concentreren, hoe hij de kritiek in de pers moet negeren en hoe hij het gejoel van de fans langs zich heen moet laten gaan. Ik denk dat dat hem gek maakt en ik weet waar ik het over heb.
      Mijn echtgenote en ik werken allebei aan dezelfde universiteit; zij als professor en ik als bestuurder. Ik zal het niet in mijn hoofd halen haar te vertellen hoe ze college moet geven, maar zij vertelt mij constant en ongevraagd wat zij zou doen als zij zich in mijn positie bevond. Dat werkt averechts.
       “Als jij het allemaal zo goed weet, waarom ben jij dan geen bestuurder?” denk ik bij mezelf, en doe op mijn kantoor vervolgens precies waar ik zin in heb. Maar A-Rod kan dat niet doen omdat miljoenen honkbalfans en zijn echtgenote op de voet volgen hoe hij zich gedraagt.
      Dus mevrouw Rodriguez, als U toevallig Ronald’s weblog leest, ik ben naar U op zoek. Praat totdat ik U gevonden heb, en helemaal daarna, alstublieft niet met A-Rod over honkbal, maar over de schoolkeuze voor Uw dochtertje (ik raad de Hudson School aan), over het uitzicht, of gewoon over het weer. Dan komt het met zijn spel in het naseizoen vast wel weer goed.

 

Audio 5

 Radioportret Hugo Kijne in Hoboken.

 

 

  

Van Lissabon naar Bissau

  

Time out in Bissau

Guinee-Bissau, aan de Westafrikaanse kust ten zuiden van Senegal, en zo groot of zo klein als Nederland, werkt verslavend. Dat is wel duidelijk na mijn bezoek in januari
2005. Binnen het jaar ben ik, branco pelelé of foté (blanke) weer terug en word ik meteen na aankomst al ondergedompeld in het menselijke warme bad waar Guinee-Bissau een patent op heeft. Kuma de korpo? Korpo esta bem! Djarama buí!. Hoe is het met je lichaam? Lichaam is oké! Dank je zeer!
      Anders dan die andere vroegere Portugese koloniën is Guinee nooit verwesterd. De Guineenses behielden hun tradities, godsdiensten en niet te vergeten, hun strijdlust. Altijd verzet gepleegd tegen de koloniale overheersing en Portugal kreeg er feitelijk nooit een voet aan de grond. Portugees wordt er maar matig gesproken en Creools is de officieuze voertaal. De onafhankelijkheidsoorlog was fel, duurde ruim tien jaar en het Portugese koloniale pleit werd hier in Guinee beslist.

                                                                                                    Halve kantoorstoel  

Een visum aanvragen bij de ambassade van Guinee-Bissau in Lissabon is al een goede opmaat: uiterst vriendelijk, nogal chaotisch, met onduidelijke rijen geduldig wachtende mensen. Afgedankte computers en een halve kantoorstoel midden op het dorre gazon. Dan, daags na Kerstmis, landen we in het holst van de nacht in Guinee en brengt de rammelende helblauwe zesdehands Mercedes taxi ons naar het centrum van Bissau. Eerste verrassing: de straatlampen van de grootste avenida branden weer! Zou de vers gekozen president Nino het land dan toch een nieuwe, betere, koers bezorgen?
      Eerste reisdoel, samen met mijn vrouw Teresa: de Bijagós-achipel, tientallen bounty-eilanden op 50 kilometer van de kust. Ruwweg één-derde van het land bestaat uit water. De kust moet vele duizenden kilometers lang zijn door ontelbare kreken, inhammen en forse rivieren die tot diep in het binnenland reiken. Een groot soort Biesbosch. We hebben een boot gehuurd van een milieuorganisatie die ons vandaag zou overzetten, maar ja, grote golven, en waar is de kapitein? Die wordt de volgende dag gevonden, en zo staan we tegen zonsondergang op Bubaque, het enige eiland met een verharde hoofdweg.
      De Portugese Dora heet ons warm welkom met een steenkoud biertje en een week lang verkennen we Bubaque en omliggende eilanden. Vogelliefhebbers, kies Bijagós als reisdoel! Rond de één miljoen zweef-, drijf-, en loopsijzen uit het hoge noorden overwinteren er. Je struikelt er over de krombekstrandlopers (mooi woord voor Scrabble), kanoeten, tureluurs maar ook koningssterns, zadelbekooievaars (Scrabble!), pelikanen, flamingos en zeearenden.
      Sinds een paar maanden haalt Bijagós het internationale nieuws en de agenda van de VN echter om een heel andere reden: als doorvoer route van drugs uit Latijns-Amerika. Zo vonden dorpelingen onlangs op het strand duizenden pakketjes met wit poeder dat ze op de lokale markt verkochten als kunstmest. De salades smaakten inderdaad overheerlijk.

                                                                                                                     Telejornal 

Het Telejornal van Bissau brengt omstandig de opperbevelhebber van de strijdkrachten in beeld met de dringende oproep: “Soldaten, gebruik uw geweren niet met de jaarwisseling! Er mag niet geschoten worden!” En denk er aan: “tussen 24.00 en 01.00 mag er geen auto worden bestuurd.”
      Teresa keert terug naar Lisboa, en René Zwaap, vliegende free-lance reporter, landt. We hollen van afspraak naar afspraak. René is vooral nieuwsgierig naar de gevonden olievoorraden voor de kust van Bijagós. Maar telkens als het woord `olie´ valt, stokt het gesprek. Het is een taboe in Bissau. En stel dat het staatsinkomen (nu 60 miljoen dollar) er al door zou verdrievoudigen, wat zou de bevolking er van merken? Kijk maar naar Angola.
      Geen bezoek aan Bissau zonder een gesprek met de Honorair Consul voor Nederland én het Verenigde Koninkrijk. Maar bij onze binnenkomst in het kantoor boven zijn supermarkt, gooit Jan van Maanen een Gemenebest-paspoort voor onze neus. Op naam van Brandon Charles Clarke, ruim 84 jaar. Jamaicaan. “Hij overleed gisteren, geen familie, nauwelijks bagage, en hij begint al niet zo best te ruiken”. Wij mee naar het belendende hospitaal waar Johannes Mooij, ook Nederlander, lid van de directie en verder-voor-van-alle-klussen, de lijkenzak al aan het dichtritsen is. Een TAP label zit er nog op, van een vorige lijkenzending. We scheuren achter de ambulance aan richting Atuna, de grote begraafplaats van Bissau en daar wordt Clarke, hup, in een armengraf gedeponeerd. Adieu, Brandon, wie zal je ergens ter wereld missen?
      Dan langs bij John Blacken. Eind vorige eeuw was John Amerikaans ambassadeur in Guinee. Keerde terug, trouwde een Guineese vrouw en leidt nu een organisatie die landmijnen ruimt. Mijnen liggen er genoeg in Guinee. Portugal ruimde niet eens zijn eigen troep op na afloop van de koloniale oorlog, toen kwam die ellendige burgeroorlog (1998-1999) en nu sluimert er nog steeds het conflict om de Casamance, de grensstreek met Senegal, met maar liefst twee rebellenbewegingen. Blacken´s kantoor is gelardeerd met allerlei kwalijk mijnenspul en aan de muur hangen foto´s van een jonge John samen met Ronald Reagan.
      Of we wat gevaarlijke munitie in het echt willen zien? Dat willen we, en zo rijden we naar Brá, even buiten Bissau. Een vroegere kazerne waar tijdens de burgeroorlog een Senegalese bom midden in het munitiedepot terecht kwam (ja, de Senegalezen deden ook mee, en sleepten bovendien het hele nationale archief van Guinee richting Dakar). Naar verluidt, was de klap enorm en de kazerne meteen een ruïne.
      Al na de eerste meters stuiten we op stapels onontplofte bommen, mortiergranaten, en AK47-geweren. Verderop heeft iemand het hoge, droge gras in brand gestoken. Of dat niet gevaarlijk is? “Welnee”, zegt John, intussen zijn jeep half op een levensgrote bom parkerend. Enige tellen later een reuzenklap: een mortier gaat de lucht in. Dichtbij de plek waar René zojuist de krater van het munitiedepot werd getoond. Later spreken we anderen aan over Blacken. “CIA”, wordt er gefluisterd.

                                                                                                                     Onvrede  

De lantaarns aan de Avenida Amílcar Cabral mogen ´s nachts dan branden, willekeurige gesprekken leren dat er grote onvrede heerst: de overheidsambtenaren wachten al maanden op achterstallig loon en juist rond de kerst komt dat extra hard aan. En dat valt nog in het niet vergeleken met João Cunde Balde uit Mampatá die voor de electriciteitsmaatschappij werkt en al 71 maanden op zijn loon wacht.
      En verder blijft hier de politiek op dorpsniveau door etteren: de pas benoemde regering van president Vieira zou ongrondwettelijk zijn. Dus vroeg de minister van Justitie het hooggerechtshof om een oordeel. En de opperrechter van dit hof is de echtgenote van de minister. Symbolisch is dan ook de plaatsing van het oerlelijke borstbeeld van de vader van de natie, Amílcar Cabral: met zijn rug naar het vaderland gekeerd, zijn verstand op nul en zijn blik op oneindig, de zee.

                                                                                                                      Time Out  

Time out in Bissau. 
       We kunnen zo al een eenvoudige reisgids schrijven: het beste restaurant? Tá Mar. Slapen? Dona Berta´s Pensão Central (kamer 7!). Postkaarten? Alleen bij GSM in Santa Luzía. Informatie? Jan van Maanen (regelt eventueel ook je begrafenis!). Perskaart? Senhor Pereira (“de minister is nog éven in gesprek”). Beste terras om ´tout Bissau´ voorbij te zien komen? Baiana. Ga je naar het gat dat Buba heet? Praat met Alí Ousmane (en zeg maar dat je namens ...). Geen restaurant te vinden op Bolama? Vraag naar Dona Maria van de apotheek.
      Ah, Bolama!
      Het eiland dat tot 1941 de koloniale hoofdstad was. Eén groot filmdecor. Die veranda´s, dat machtige plein voor het gouverneursgebouw. Maar alles deerlijk vervallen. Hotel Turismo staat er nog maar voor één-derde. Gigantische lantaarnpalen, die op het parkeerterrein van Schiphol niet zouden misstaan, branden helaas ´s nachts niet. Geen diesel voor de generator. Ja, twee dagen met kerstmis maar toen waren wij er niet.
      Drie dagen trekken we voor Bolama uit, en net als vorig jaar wordt het een feestelijk bezoek. Logerend in het gastenhuis van het ministerie van visserij, aan het water. Een prachtige plek om het ongeëvenaarde “Evenaar” van de Portugees Miguel Sousa Tavares uit te lezen (in een prachtige vertaling van Harrie Lemmens, uitgegeven bij Ambo. Een echte aanrader, alleen jammer dat het maar 400 bladzijden telt).
      De grote getijdenverschillen, de talloze vogels die langs-paraderen, de vissers, de kano´s met kleine zeiltjes van nylon voedselhulpzakken vormen samen met de ondergaande zon een altijd fraai décor voor foto´s die we later in het archief onder het label `zeemeeuwenseks´ zullen opbergen. Dona Maria (ja, die van de apotheek) houdt ons in vorm met forse borden rijst en vis.
      Alle koloniale standbeelden zijn na de onafhankelijkheid in 1974 van hun sokkels gerukt. Ook dat van de Amerikaanse president Ulysses Grant die in 1870 bemiddelde in een dispuut tussen de Engelsen en de Portugezen. Bolama ging naar Portugal en als dank kwam er zijn standbeeld. Maar waar is Ulysses nu? Uiteindelijk vinden we zijn bronzen onderlijf, in stukken, in de garage van het vervallen paleis van de gouverneur. Maar zijn hoofd ontbreekt.
       Een ander aspect van het koloniale verleden wordt opgerakeld door de blanke Tomás José Sampaio, geboren (1922) en getogen op Bolama. De oude bok doet het nog best want nog niet zo lang geleden hertrouwd met een Guineese vrouw en alweer drie fraai gekleurde kinderen van 4, 6 en 10 jaar.

                                                                                                                           Skelet

Ook de excursie naar de vruchtensappenfabriek (Scrabble!) is leerzaam. Eind jaren zeventig neergezet door de Nederlandse ontwikkelingshulp, een tijdlang draaiende gehouden door Nederlandse technici en toen overgedragen aan de staat. Nu staat er alleen nog het skelet en in de dichtbegroeide bush vinden we stapels etiketten. Het Nederlandse idee was goed: breng de fabriek naar de grondstoffen want Bolama produceert het meest prachtige fruit. Maar de machines, de onderdelen, de brandstof voor de generatoren, de pectine, het potje, het etiket en het dekseltje moesten allemaal worden ingevoerd van buiten Guinee-Bissau. En, tja, geen deviezen.
      René en ik besluiten ter plekke tot de oprichting van Pelelé Tours. Vogel-, kano- en andere excursies voor kleine groepen Afrika-liefhebbers. We keren terug naar Bissau. Twee uur met een 18 meter lange kano (piroga) met een flinke buitenboordmotor onder het straffe bewind van een scherp sturende kapitein Ivo. Ruim honderd passagiers gaan er mee plus nog een paar ton aan vracht. De zon zakt en de kleuren worden voller terwijl flamingos show-rondjes boven ons draaien.
      Dan vanuit Bissau koers gezet richting Buba in het zuidwesten. Vroeg naar de buitenwijk Brá, waarvandaan alle toko-toko´s in alle windrichtingen vertrekken. Een vrolijke chaos, lang wachten, maar de verkoopstertjes met koele dranken, cakes en imitatie Rolex horloges maken veel goed. De branco-pelelés kopen drie kaartjes voor hun tweeën wat enig extra comfort geeft en begeleid door vrolijke tinkel-tinkelmuziek stuurt onze chauffeur zijn Mercedes Funk-Bus (ooit in bedrijf in München) met élan langs de forse gaten in de weg. Verderop ontaardt de rit in een soort van Dakar-rally waarbij onder luid gejoel van de 28(!) passagiers de `Siertuin van Eggendonk´ en `Maxi´s Conditorei, Luzern´ worden ingehaald.
      Ik herinnerde me Buba heel anders van mijn bezoek in 1979. Wat een gat! Maar de ligging aan de rivier en het warme welkom door de Roemeense Gabi in haar gastenhuis Bela Vista maakt veel goed. Gabi trouwde in Boekarest een Guineese student en woont hier sinds 1984. Roemenië zegt haar nauwelijks meer iets maar hier is het ook niet alles. En nauwelijks gasten behalve wij dan nu... De bar “O Contentor” scharrelt wat eten bij elkaar en er is (erg kurkige) wijn uit de Alentejo, en koud bier, en Gomes de barman behandelt ons als vips.
      Buba heeft eigenlijk maar één hoofdweg met het huis van de gouverneur als fraaiste orientatiepunt en eindigt aan de rivier de waar de coaster Thameswood uit Londen ligt weg te rotten. Het water is bij hoog tij zo breed als de Waal bij Gorkum en bij laag water zo smal als de Eem bij Baarn. Kano´s, sijzen, ondergaande zon, kortom: zeemeeuwenseks.

                                                                                               Rottende  archeologie

We lopen de lange weg landinwaarts af. Daar staat een mooi voorbeeld van industriële archeologie. Als aandenken aan de tijd dat de zaken nog min of meer liepen. Een spaanplaatfabriek, door de Zweden neergezet, acht jaar lang draaiende gehouden door allerlei Elvströmen en Eriksonnen en toen met een groots gebaar aan de staat overgedragen. Nu ligt ook dit complex weg te rotten maar de vroegere hoofdtechnicus senhor Moreno ontvangt ons vriendelijk in zijn met Ikea gemeubileerde pre-fab huis.
      Twee andere ex-werknemers voegen zich bij ons en het wordt een treurige excursie langs enorme machines en gestrande Volvo- trucks. In Buba geniet Holanda nog steeds een stevige reputatie middels een groots waterproject in de jaren tachtig dat voor 800 drinkwaterputten zorgde. Hoeveel er nu nog werken is onbekend, maar we zagen toch nogal wat pompen die het deden. Een afspraak met een Guineese ex-functionaris van het Nederlandse project leidt tot consternatie. We komen ruim een uur te laat terwijl de goede man dacht: Nederlanders! Punctualiteit!
      René keert terug naar Bissau waar hij nog meer te weten wil komen over de olievoorraden (en wat hij te weten kwam, klonk niet best. Lees zijn ervaringen in De Groene Amsterdammer). Ik blijf nog een dag in Buba en krijg een lift van vissers, de lange en trage rivier op. Ik maak een praatje met senhor Torres, een klassieke koloniale Portugees die vis- en jachtexcursies organiseert. Ik had al gehoord van zijn niet zo beste reputatie en sterk achterstallige loonuitkeringen (28 euro per maand) aan de plaatselijke arbeiders. Torres: “ik ben hier om rijk te worden, niet om de Guineërs rijk te maken”. 
      Die avond lukt het om met Lisboa te bellen via een mobiel nummer. En daarmee kom ik gelijk op wat wel de grootste en meest revolutionaire verandering in Afrika lijkt van de laatste jaren: ook in Guinee-Bissau kan nu vrijwel in alle uithoeken mobiel gebeld worden! Ineens contact tussen Abubácar in het diepe zuiden met zijn familie in Bafatá in het oosten! Het land wordt ontsloten, en het isolement van veel afgelegen streken is snel aan het verdwijnen.

                                                                                                                      Verleden

De niet-gouvernementele organisatie Acção para Desenvolvimento, AD in de wandeling (Actie voor Ontwikkeling) heeft me uitgenodigd om een week lang haar projecten in het zuidelijke Tombali en met name de tropische wouden van Catanhez te bezoeken. Ik krijg een lift van Pepito, de directeur. Pepito is een nationale figuur in Guinee. Hij richtte AD 16 jaar geleden op en, het moet gezegd worden, zijn club doet het voorbeeldig. Kleinschalige projecten met een grote participatie van de bevolking. Of liever, AD faciliteert (boort de nodige financiële bronnen aan en coördineert), de bevolking is eigendom van haar eigen activiteiten. Meer dan elders in Guinee is hier de invloed van het verleden merkbaar: dit was de regio waar de bevrijdings-beweging PAIGC het Portugese leger letterlijk uitrookte.
      We stoppen in Guiledje, in heel Guinee-Bissau een begrip en voor veel Portugese oud-militairen het equivalent van een nachtmerrie. Een Portugese legerplaats die voortdurend onder vuur lag van de PAIGC-strijders, en toen Guiledje op 22 mei 1973 eenmaal viel, werden alle acht kazernes in de regio binnen enkele weken tot overgave gedwongen.
      Vijf maanden en één dag later verklaarde Guinee-Bissau zich eenzijdig onafhankelijk en op 23 september 1974 kwam de definitieve onafhankelijkheid, erkend door Portugal. Voor de Portugees lezenden: veteranen houden een weblog (blogueforanada.blogspot.com) bij die een goed beeld geeft van de gruwelijke (en de heel soms vrolijke) ervaringen van eenvoudige jongens uit de Alentejo en Trás-os-Montes die geen idee hadden waar ze verzeild waren geraakt.
      Hoewel een ruïne, is de lay-out van de kazerne nog goed te zien: de omheining, de tabanca (dorp) van de lokale bevolking die als menselijk schild diende, de kantine, de kapel, de werkplaats met talloze autowrakken waar bomen dwars doorheen zijn gegroeid, de landingsbaan, de kanonnen en het munitiedepot waar nog flink wat onontplofte granaten rondslingeren.
      Verder op weg naar Iemberem, het hoofdkwartier van AD. Een agent gebaart ons te stoppen. `Imposto-cerveja´ , bierbelasting, mompelt Pepito. Maar nee, de agent wil graag weten waarom Radio Lamparám al enige dagen uit de lucht is. Ook een initiatief van AD: de gemeenschaps-radio. Net zoals Radio Kassumai in het noorden, Djalicunda in het oosten en Quelelé in Bissau razend populair. De weg is bedroevend slecht, we doen een vol uur over 20 kilometer en zelfs van deze forse jeep hangt regelmatig een van de wielen in de lucht.

                                                                                                             Prachtig dorp

Iemberem, een prachtig dorp met één hoofdstraat. De antenne van Radio Lamparám als orientatiepunt. Het marktje, de moskee (de meerderheid is moslim), de bar, de discotheek en, tegen het bos aan, het kampement van AD. ´s Avonds paradeert ´tout Iemberem´ langs om Pepito te begroeten: de régulos (traditionele hoofden), de Homem Grande (de religieuze leider), de administradora (het districtshoofd), en verder iedereen die er hier een beetje toe doet.
       Ik noteer ijverig namen in mijn zakboekje en krijg allerlei suggesties voor “Time out in Iemberem”. Mijn programma voor de komende week is meteen vol en elke dag neemt een andere persoon mij op sleeptouw, onder het wakend oog van Abubácar Serra, de plaatselijke AD-directeur. Pepito vertelt met verve tot laat in de nacht. Over de tegenslagen, de corruptie, de burgeroorlog, de onmogelijkheid om plannen te maken (en de donoren willen liefst tienjaren schema´s!) als je vanavond niet weet of er morgen een staatsgreep in Bissau wordt gepleegd, maar vooral over de successen.  
      Zo heeft de streek nu een medische post, scholen, goed drinkwater en electriciteit (dank Lister-Petter!) terwijl het nieuwe milieuproject goede vorderingen maakt. Zo zijn er corridors gecreëerd voor grootwild uit het nabije Guinee-Conakry, werkt de bevolking steeds beter mee aan het beschermen van de flora en fauna in de enorme matos, wouden, en wordt er gejaagd en gevist volgens gemeenschappelijk afgesproken quotas.
      Olifanten komen hier (nog) niet, maar geregeld zien we gazelles, everzwijnen, en talloze onstuimig uitgedoste vliegsijzen, zoals de geelhelmneushoornvogel – 3x woordwaarde! - (officieel Ceratogymna elata geheten).  En, last but not least, herbergt Catanhez de meest westelijke Afrikaanse levensvatbare populatie van daris, chimpansees! Er zijn vergevorderde plannen voor eco-toerisme en de eerste natuurgidsen hebben zich al aangemeld voor cursussen Frans en Engels. U hoort nog van Pelelé Tours!

                                                                                                           Braima Galissa  

Een lovenswaardige aktiviteit van AD is ook het verzamelen van de levensverhalen van de oudere régulos, waarvan sommige al over de tachtig zijn. Hun portretten ontbreken nog in het archief en Pepito is in zijn nopjes met mijn aanbod om die te maken. Zo sjouwen we die week van régulo naar régulo en krijg ik hun indrukwekkende verhalen te horen.
       Zo besloot Braima Galissa, nu 84 jaar jong, om samen met de hele bevolking van zijn tabanca over te lopen naar de PAIGC. Pas bij zonsopgang merkten de Portugezen dat het hele dorp leeg was, letterlijk geen kip meer te zien. Het waren drie taaie jaren in de bush geweest, honger, ziekte en Fiat- straaljagers die napalm- en fosforbommen strooiden (bedankt, NATO! Bedankt, Joseph Luns!).
      Mamadu Séidi, anno 1915, die nog drie jaar in het Portugese leger in het Aziatische Macau diende. En Alaíji Salifo Camará, 82, gaat nog verder terug in de geschiedenis en geeft in een uur een heuglijke geschiedenisles: over het Kaabu-rijk, de slavernij, de conferentie van Berlijn, de Portugese pacificatiecampagnes eind 19e eeuw. Hij begint te haperen als hij bij de onafhankelijkheid van Guinee-Bissau arriveert. Hij zucht: “en vandaag is het nog wel de sterfdag van onze nationale held Amílcar.” (Amílcar Cabral, oprichter van de bevrijdingsbeweging PAIGC en op 20 januari 1973 in Conakry vermoord, E.S.).

Tja, die onafhankelijkheid heeft maar bitter weinig opgeleverd, zelfs de weg wordt al tientallen jaren niet meer onderhouden en daarom doet de onder hem resorterende bevolking het maar zelf (en goed!). De Tombali-regio is de graanschuur van Guinee. De bolanhas (rijstvelden) produceren de mooiste rijst van de wereld maar de oogst van vorige zomer viel tegen door te weinig regen en als de oogst al goed is, kunnen we die nauwelijks kwijt.
       Geen afvoerwegen en de gratis rijst uit China en Thailand draait de handel van de kleine boeren de nek om. De Wereldbank was nog wel zo goed om vier prachtige betonnen kades met kranen aan te leggen maar helaas, er loopt geen weg naar toe. Dat was volgens de bank de verantwoordelijkheid van “Bissau.” “Ha”, hoont Alaíji, “Bissau… Wij regelen onze zaakjes hier zelf wel.”
      Ik wil graag naar Caxixe, waar ik veel over hoorde en dat destijds een Portugese enclave was, omringd door `marxistisch-leninistische terroristen´. De boot die me overzet is nogal hoekig maar in perfecte staat. Van aluminium, naar blijkt. Achterin zit een koperen plaatje en ik noteer:

Corps of Engineers, US Army – Ponton Half, Aluminium M4 for floating bridge, M4.

Manufactured by Consolidated Builders Inc., Portland, Oregon.

Model Nº M4 - Serial Nº 1491 - Dated Dec. 28, 1944

Dát spreekt tot mijn verbeelding want die ponton zou best eens over het Wilhelminakanaal bij Spoordonk dienst hebben kunnen gedaan. Zo verbindt de vroegere brug van Oosterhout nu toch ook de oevers van de rivier de Púnguè in Mozambique?
      De volgende dag vroeg op pad, ik ken de weg al redelijk en terwijl de zon nog niet op is, zie verderop, midden op de weg, een paar levensgrote, pikzwarte chimpansees. Ze zien mij ook, gaan rechtop staan en beginnen angstaanjagend en oorverdovend te brullen alvorens in de mato te verdwijnen. Even later loop ik een groepje minjéres, vrouwen achterop. Met netten, gespannen om een hoepel, en een emmer op hun hoofd.
      Ze gaan vissen en ik vraag of ik mee mag. Gegiechel. Rare vogels, die fotés, zie ik ze denken. Het water in de rivier begint al wel te stijgen maar de modderige oevers zijn nog breed. Vederlicht en razendsnel huppelen de dames over het modderige talud naar het water. Ik trek mijn schoenen uit en loop ze achterna met mijn camera´s over mijn schouders. Eerst gaat het nog goed maar dichter bij het water zink ik roemloos tot aan mijn kruis in de drijfmodder. De vrouwen barsten uit in daverend gelach als ze mij als een levend statief zwaar verankerd in de modder zien fotograferen.
      Ik kan geen kant op, de camera´s op de ´grond´ leggen is geen optie want die dierbare Leica-M zou onmiddellijk zinken. Dan komt de redding in de persoon van senhor Bissoram die bezig was op zijn akker, even verderop, en nieuwsgierig is geworden door het geschater van de vissersvrouwen. Ook hij huppelt naar mij toe, neemt de camera´s over, brengt ze in veiligheid en komt terug om mij uit de zuigende modder te trekken.
      Als dank schenk ik hem mijn bootmes met de ontelbare functies waarmee Bissoram dik tevreden is. Daarvoor wil hij me nóg wel een keer redden en zo geschiedt want uit een andere hoek, met tegenlicht, zijn de vissende dames nog veel mooier…
      Terwijl thuis senhora Duturma mijn voorraad Biotex (`voor uw vakantiewas´ - uit de winkel van Jan van Maanen) op de pikzwarte kleren los laat, is voor mij die altijd al intense voldoening van een koele emmer water over je kop nu extra groot. Dan uitblazen op de koele veranda met een koude pils en een sigaar, - het leven is prachtig.
      ´s Avonds krijg ik weer les vam Mamadu Silá in Creools, en leer ik: minjéres di Guiné tá panha pis tiú (de vrouwen van Guinee vangen veel vis). In de hoofdstraat klinkt tumult: op een levensgroot scherm projecteren Braziliaanse missionarissen een mierzoete film over het leven van Jezus Christus. Opwinding maar een wereldcupfinale voetbal had het waarschijnlijk nóg beter gedaan.

                                                                                                                      Vliegsijs 

De laatste dag in Catanhez en nog één ronde langs de enorme bomen waaronder de 60 meter hoge Copaefera Salicunda, waarvan er slechts vier exemplaren in Guinee bekend zijn. Komt uit Brazilië. Maar hoe? Een zaadje overgevlogen door een vliegsijs?
      Die middag word ik weer ruw geconfronteerd met mijn eigen ontwikkelingshulpverleden (2x woordwaarde!) als er twee Italiaanse consultants aan komen waaien. Voor de VN doen ze aanbevelingen voor een betere afvoer van landbouw- en andere producten. Abubácar: `simpel, maak betere wegen´. Ja, goed idee, betere wegen maar dát is de verantwoordelijkheid van Bissau. Bissau… Even later nóg een Italiaanse VN-expert. Die bestudeert de mogelijkheid van eco-toerisme in Guinee. Of Abubácar hem Catanhez wil tonen.
      Even kijken, morgenmiddag, schikt dat? Nee, dat schikt niet. Pierluígi heeft slechts twintig (20!) minuten voor een bezoek want hij moet nog vanavond terug naar de hoofdstad. Bij de eerste grote woudreus struikelt hij de jeep uit, neemt twee foto´s en vindt het zo wel genoeg. Dat wordt vast een prachtig rapport à duizenden dollars per werkdag.
      Het is tijd om op te stappen. Ik deel mijn Benfica- en Sportingkalenders uit aan de mannen en de Portugal-haantjes aan de dames. Djarama buí! Omhelzingen, abraços. Volgend jaar kom ik terug, God schenke jullie allen een lang leven! Adeus te para ano, pa Deus danu vîda kumprido!
      In Bissau is het bed in kamer 7 van Dona Berta´s pension al opgemaakt. Een laatste maaltijd, een souvenir kopen op de markt, en het is huiswaarts geblazen. Ik verlaat Guinee-Bissau met enige weemoed maar ook met een zekere opluchting. Zo is het wel weer mooi geweest en bovendien, als troost, Portugal ligt dichter bij Afrika dan bij Europa.

 

Lisboa, februari 2006
 
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
www.ernstschade.com