Poëzie (358)

 

Van Lucebert

Ik tracht op poëtische wijze

Ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen

Ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden me niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg

In deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum

niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat on wanhopig aan de ruimte
morrelen

Ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht


1. Remco Campert: Dichten is een daad
2. Gerrit Komrij: De dichter
3. A van Collem: Als ge me leest, dan moet ge mededichten

4. Rutger Kopland: Lijsterbessen 
5. Sybren Polet: De dichter als dokter
6. R,J,Resink: Versklaar
7. Jan Arends: Gedichten als dunne bomen 

 

 

Van Jac. Van Hattum

140 pond

Ik ben Van Hattum en ik weet
dat 140 pond zo heet.
maar dat de naam direct vervalt
als het leven wijkt uit de Gestalt.

Dan ligt, onder de naam van lijk,
die honderdveertig pond te kijk;
Gij zijt bij het defilé misschien:
alleen ik zelf zal het niet zien.

Da’s vreemd: ik zie, wat Gij niet ziet;
wat Gij dán ziet, zie ik weer niet.
Enfin….; de honderdveertig pond
is nog springlevend en gezond.

En ik geniet graag ’s levens gunst
én om mijzelf én om de kunst;

Hoe meer ik drink, hoe meer ik eet,
hoe meer gewicht Van Hattum heet.

Jac. Van Hattum (1900-1981) publiceerde dit gedicht voor ’t eerst in Forum, juli 1935. Het werd gebundeld in De Pothoofdplant.

 

 

Gedichten als dunne bomen

Van Jan Arends

Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen

Wie
kan zo mager
praten
met de taal
als ik?

Misschien
is mijn vader
gierig geweest
met het zaad.

Ik heb
hem nooit
gekend
die man.

Ik heb
nooit
een echt woord gehoord
of het deed pijn.

Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.

Uit: Lunchpauzegedichten (1974)

1. Remco Campert: Dichten is een daad
2. Gerrit Komrij: De dichter
3. A van Collem: Als ge me leest, dan moet ge mededichten

4. Rutger Kopland: Lijsterbessen 
5. Sybren Polet: De dichter als dokter
6. R,J,Resink: Versklaar
7. Jan Arends: Gedichten als dunne bomen

 

 

Van Albert Verwey

De grote hond en de kleine kat

Een grote hond en een kleine kat
Die zaten op de kamermat:
En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat?
Scheer je weg!

En de kat, die zei: Jij bent een hond,
En ik een kat, niet zonder grond:
Hou jij dus nou jouw groten mond:
Scheer je weg!

Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis-
Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die’s nie mis!
Waf waf! Sis sis! Woef woef! Mauw mauw!
En een houw en een beet en een blaf en een grauw:
En de grote hond en de kleine kat,
Die vlogen van de kamermat,
En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?

En hij trapte op een teen,
En zij beet in een been
Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been!
Scheert je weg!

En de grote hond en de kleine kat,
Die zaten weer samen op de kamermat.
En ze lachten en praatten: och hemeltje, wat
Trapte ik op haar teen!
En beet ik in haar been!
’t Is gek, maar zo’n mens krijgt ook altijd wat!

 

 

Wat is een Koning nog in dit land?


Van mijn oud VPRO-collega Theo Uittenbogaard ontving ik deze revolutionaire bewerking van De Dapperstraat van J.C.Bloem.


ZIJNE MANESCHIJN


Oranje is voor tevredenen of legen.

En dan: wat is een Koning nog in dit land?

Een stukje tekst, een foto in een krant,

Een eiland met wat villaatjes ertegen.


Geef mij gauw een redelijker overwegen

Dan het vastgeklonken argument

Dat God en schijn het lot van deze vent

Bepalen. Vooralsnog ben ik daartegen.


Alles is teveel voor wie niet veel verwacht.

Zijn leven houdt zich wonderlijk verborgen

Tot het zich, opeens, toont in Zijne naakten staat.


Dit heb ik bij mijzelven overdacht:

"Fuck you!', op een miezerigen morgen,

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

 

 

Van J.C.Bloem


De Dapperstraat


Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.


Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.


Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

 


Klik HIER voor alle bijdrages van Theo


 

Subcategorieën

 

Twee maal de helft en een geel strikje