Van Marnix Gijsen (1899- 1984)
‘Mijn moeder was een heilige vrouw’ (René de Clercq)
Ik wil den lof van mijne dode moeder zingen.
Zij was geen heilge vrouw, zij was een vrouw,
met al haar deugden, zwakten en aarzelingen,
vaak onberekenbaar doch steeds zich zelf getrouw.
Een werkslaaf en een slavendrijver heel haar leven,
die nooit kon vragen -altijd bereid te geven-
hard voor zich zelf en die van anderen verwachtte
dat z’even taai en dapper zouden zijn in daden en gedachten.
Een vrouw vol donker vuur en kracht, vol vlugge, vinnge spot,
misprijzend voor de vrouwen, opkijkend naar den man,
Noch duldzaam noch gelaten, steeds meester van haar lot,
die dronk, van haar beperkt bestaan, het onderst’ uit de kan.
Trots op haar zonen maar te trots om toe te geven
dat zij haar naam glorie luister hadden bijgezet.
Dat hoorde zó , zij zou het nooit vergeven
hebben, ware het niet zo geweest, want d’ijzeren wet
van haar geweten was arbeid en ambitie. Bij dagen
was zij stug en bot, dan weer een ruisende fontein
van dartle woorden, scherp’herinneringen, bij vlagen
licht ontroerbaar, lijk een kind dat niet redelijk kan zijn.
Bijna een eeuw heeft het geduurd vooreer zij weigerig ontdekte
dat haar bros lichaam niet meer luisterde naar haar stalen wil,
tot zij doodmoe de wereld losliet en haar povere leden strekte.
Zó werd het grote vuur dat ze geweest was, op een gure winteravond,
eindlijk kil.
Van René de Clerq (1877- 1932)
Mijn moeder
Mijn moeder was een heilige vrouw.
O, daar ligt blijdschap in die rouw.
Mijn moeder was heilig rein en zoet.
Als de melk van haar borst, o mijn moeder was goed.
En schoon, schoon oud! Niet een groef in haar wang.
Haar ogen al ziel en haar woorden al zang.
Je hoorde, je zag haar en vroeg, mijn vriend,
Ach jongen waar heb je zo’n moeder verdiend?
En toch, je wist nog niet half wat zij deed
Uit verborgen zorgen; hoe hard zij streed
In de nederigheid van haar weduwsmart,
Met een roos op ‘t gelaat en een doorn in ’t hart
Haar kinderen schonk zij het brood uit haar mond
Tot het laatste bloed uit haar warme mond..
Mijn moeder… zoete gedachtenis,
Beheers wat er goeds in mijn leven is!
ZoekPoëzie 1: Slauerhoff
Maneschijn te Tsingtao
ZoekPoëzie 2; Natasha Lako
De vier heldinnen van Mirdita
ZoekPoëzie 3: Ursula Krechel
Boetedagen
ZoekPoëzie 4; Hugo Claus
Voor Gerrit Kouwenaar
ZoekPoëzie 5; Jan Engelman
En Rade
ZoekPoëzie 6; Johnny the Selfkicker
Dendermonde 63
ZoekPoëzie 7; Carlos Drummond de Andrade
De liefde, natuurlijk
ZoekPoëzie 8: James S. LaVilla-Havelin
Silver nights in Rochester
Jeugdherinnering
ZoekPoëzie 10: C.S. Adama van Scheltema
De Dijk
ZoekPoëzie 11: Wyslawa Szymborska
ZoekPoëzie 12; Drs.P
Heen & Weer
ZoekPoëzie 13: Tan-te Pol-lie
Voor de klei-ne-ren
Bommen
Zoekpoëzie 15: Paul van Vliet
Meisjes van dertien
Zoekpoëzie 16: Joan Hambidge & Elisabeth Eybers
Bloedbanden
ZoekPoëzie 17: Marc Chagall & Blaise Cendrars
De dichter (Half vier)
Droom in Tenochtitlán
's Morgens
ZoekPoëzie 20; Slauerhoff versus Schotman
Benard advies
Een witte bungalow op Capri
ZoekPoëzie 22: David Shapiro
Empathy for Dave Winfield
ZoekPoëzie 23: Maurice Gilliams
Winter te Schilde
ZoekPoëzie 24: Saul van Messel
Restaurant
ZoekPoëzie 25: Jacques van Tol
De olieman heeft een Fordje opgedaan
Hoop op Iwosyg
The stinking Rose
ZoekPoëzie 28: Bert Schierbeek
Remembrandt
ZoekPoëzie 29: Peter Paul Zahl
In naam van het volk