Een jongetje van acht

Omdat ik gisteren een stukje over mijn voetballende kleinzoon Jip schreef, moest ik aan mijn eigen jeugd denken, toen ik als jongetje van acht bij de pupillen van RCH (Racing Club Haarlem) speelde. Dat was in die tijd een grote club.
      In 1953 werd RCH (blauw-zwart) kampioen van het gewest Noord-Holland en moest het in een nacompetitie opnemen tegen Eindhoven, Vitesse en Sparta.
Uiteindelijk moest een beslissingswedstrijd in de Rotterdamse Kuip tegen Eindhoven gespeeld worden om uit te maken welk team landskampioen zou worden.
      Mijn vader en mijn grote broer Piet gingen in het echt naar de wedstrijd kijken. Mijn teamgenoten en ik kwamen met nog een paar duizend mensen bijeen op de Grote Markt in Haarlem, waar gezamenlijk naar het radioverslag werd geluisterd. RCH won in de verlenging met 2-1 (Sudden death) en op de markt barstte een spontaan volksfeest los.

Er waren ook een paar Haarlem-supporters (roodbroeken), maar die werden weggehoond.

Ik sprak een keer met mijn voormalige VPRO-hoofdredacteur Arend Jan Heerma van Voss over deze wedstrijd. Hij wist het ook nog, sterker: hij noemde tot mijn stomme verbazing zo’n 45 jaar later moeiteloos alle spelers van dat kampioensteam op.
      Een paar weken later ontving ik dit kattebelletje.