Paulus de Boskabouter

De aanleiding voor het gesprek met Jean Dulieu (13 april 1921-29 oktober 2006; pseudoniem van Jan van Oort,) was een beetje een weemoedige. Jean stopte in december 1980 met de strip ‘Paulus de Boskabouter’ voor het dagblad Het Vrije Volk waar ik toen werkte. In totaal had hij sinds 1946 tachtig verhalen over de aandoenlijke kabouter en zijn vriendjes en zijn vijandin Eucalypta geschreven.
     Zijn werk was vertaald in onder meer het Engels, het Duits, het Zweeds en het Japans. Dulieu had aan zijn schepping ook een aantal prijzen overgehouden: the Literature Prize of the Youth Friends Association of New York, de Stripschapsprijs in 1981 (voor zijn gehele oeuvre) en een Edison, in 1962, voor een langspeelplaat met Paulusverhalen.
     Want generaties kinderen hadden ook naar Paulus kunnen luisteren. In totaal maakte Dulieu tussen 1955 en 1964 voor de Vara 900 radio-uitzendingen. Voor het NTS-programma ‘Monitor’ maakte hij bovendien 39 televisie-uitzendingen.

     Ik ontmoette de schrijver, in 1980, met pijp, sjaal en pet, in zijn huis aan de rand van het ‘Paulusbos’ bij Arnhem.


Deze kabouter vond ik het leukst

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

Het is 24 december 1980 en ondanks de kaarsjes en de kerstbomen is het een beetje treurige dag. Vandaag verschijnt in Het Vrije Volk namelijk de laatste aflevering van de allerlaatste strip van ‘Paulus de Boskabouter’. Vanaf vandaag roept Eucalypta nooit meer kermend of temend ‘Paulussie’, lezen we niets meer over de ‘welzotamelijke’ Oehoeboeroe en ook niet over de cynische Salomo, laat staan al die andere wel of niet gevederde vrienden. Tenminste niet in deze krant.
     
‘Het gaat je je gezondheid kosten.’
En dat is de reden waarom Jean Dulieu (59) er na 34 jaar mee ophoudt. Dat wil zeggen: met de strips. Want aangezien Paulus en hij onderhand één en dezelfde zijn geworden, kunnen we nog wel wat avonturen, maar dan in boekvorm, tegemoet zien. Dulieu blijft iedere ochtend de trap naar zijn werkkamer opklimmen om vervolgens een uur of vier, met zijn balpen, de prachtigste tekeningen te maken en de daarbij passende verhalen te verzinnen.

‘Maar een strip maken, nee, dat is móórdend.’

Moordend?

‘Ja. De mensen hebben er geen idee van hoeveel tijd er in het maken van een strip gaat zitten. Je moet iedere dag toch minstens twee tekeningen maken. Bovendien moet in een strip die dagelijks in de krant staat iedere dag iéts gebeuren. Je kan niet zeggen: Vandaag weet ik niets, ik doe het maar eens rustig aan. Al die jaren heb ik het volgehouden, de strips voor de kranten alleen al 20 jaar. Daarnaast heb ik acht jaar lang vervolgverhalen geschreven voor Eva en Margriet.
     En dan waren er nog die radio-uitzendingen, van 1955 tot 1964, dat waren er ook zo’n 750. Ik kan niet meer. Ik ben een perfectionist, ik kan geen prutswerk afleveren. Ik ben nu 59 en ik merk: het gaat niet meer. De jaren gaan tellen zogezegd.
     Dit jaar heb ik voor het eerst in de vakantie geen strips getekend. Ik heb in Zwitserland zomaar negen dagen op een stoel gezeten. Dat is me nog nooit gebeurd. Ik ging altijd maar door. En dat vanaf 1944.’

Want toen werd Paulus geboren.

‘Ja, in de hongerwinter. Ik was violist in het Concertgebouw Orkest. Maar op een gegeven moment, het was 1944, konden we geen concerten meer geven. Ik zat dus zonder werk. Naar buiten kon je niet, want dan wist je dat je onmiddellijk zou worden opgepakt voor de arbeidsdienst. Toen zei mijn vrouw: “Waarom ga je geen kinderverhaal tekenen?” Want tekenen deed ik altijd al, het zit in de familie: Mijn grootvader was Johan Braakensiek - hij heeft ondermeer de Dik Tromboeken geïllustreerd – en zijn vader tekende ook. Heb ik een hele avond kabouters gaan zitten tekenen. Ik moet dat velletje nog ergens hebben… .’

Hij hééft het nog. Een beeldverslag van de geboorte van een kabouter.

‘Ik vond het toevallig in één van mijn dagboeken. Zie je, ik heb een heleboel kabouters getekend en deze hier vond ik de leukste. Mijn vrouw ook. Ik zei tegen haar: Hoe moet hij heten? “Paulus”, zei ze.’

En toen?

‘Toen was de oorlog voorbij. Ik had zo’n 200 plaatjes in kleur. In 1946 ben ik naar de redactie van Het Vrije Volk in Amsterdam gestapt. Of ze belangstelling hadden voor een strip. En dat hadden ze wel toen ze de plaatjes zagen. “Maar”, zeiden ze, “we willen ook graag iets van de tekst zien.” Oei.. “Die, eh, die heb ik vergeten mee te nemen”, riep ik. Heb ik me de hele middag een ongeluk zitten schrijven aan een verhaal voor bij de plaatjes.’

         

(Foto: Hans van Dijk. Wikipedia)


De Viool

Zo is het dus gekomen. En de viool?

‘Ik heb nooit meer viool gespeeld. In dat tekenen gaat zo veel tijd zitten. En ik vind: je kan maar één ding goed doen.’

Niet alle figuurtjes waren er ineens.

‘Nee, Eucalypta is pas na 1945 gekomen. In die oorlogstijd had je geen behoefte aan nog meer kwaad en ellende. Dat kwam pas weer ná de oorlog.’

En de anderen?

‘Nou, Krakras was oorspronkelijk een kraai. Maar ja, Salomo was er ook al. Hij was weliswaar een raaf, maar een kraai en een raaf naast elkaar op een tekening maakt weinig verschil. Toen heeft Eucalypta Krakras betoverd in een kale soepkip. Dat is nooit meer goed gekomen.’

We hebben het allemaal kunnen volgen. Ook op de radio.

‘Ja, ik kreeg in 1955 een brief van de VARA. Of ze de strips mochten bewerken tot een hoorspel. Ik heb geantwoord dat ik dat liever zelf zou doen. En dat vonden ze goed. Maar ze stonden er op dat de hoorspelkern het speelde. Maar op de één of andere manier werden Paulus en Eucalypta en al die anderen ineens heel anders dan ik ze had bedoeld. Eucalypta werd in plaats van een agressieve heks een soort van lieve heks. Ik heb daar iets van gezegd. Met als gevolg dat ik alle stemmen zelf ben gaan doen.’

Negen jaar lang.

‘Ja, maar het kost je je stembanden. Het is niet erg als je een keertje schor bent. Want een schorre Krakas kan wel voor een keer. De ellende als je alle stemmen zelf doet, is alleen dat iedereen dan schor is. Ik heb een keer opgebeld om te zeggen dat ik niet kon komen, omdat ik verkouden was. “Dat geeft toch niet”, zeiden ze bij de VARA. Ik zeg: “Nee, het geeft niet, zei ik, maar als ik verkouden ben, is het hele bos verkouden.” Tja, zo hadden ze het nog niet bekeken.’

Paulus is ook op de televisie geweest.

‘Ja, en ik moet je zeggen dat ik de voorkeur geef aan de radio. Op de televisie is een pop een pop en alles wat er is, dat zie je. Er wordt niets aan je verbeelding overgelaten.’

In dit verband: Wat vindt hij dan van The Muppets?

‘Uitstekend, uitstekend. Ik sla geen aflevering over. Het is zo razend knap. Eigenlijk ben ik er een beetje jaloers op. Er zijn zo veel nieuwe materialen, zo veel nieuwe technieken. Als ik jonger was geweest, had ik aan zoiets graag meegedaan. En er zit zo’n vaart in die show… .’

Hij staat voor de zoveelste keer op om iets op te zoeken uit het rijke leven van Paulus. Even tijd om rond te kijken in zijn werkkamer. Aan een wand hangen vellen vol met familiewapens. Vanwege wat?
     
‘Dit is de nieuwste hobby. Weet je dat ik van Karel de Grote afstam?’

Nooit aan gedacht.

‘Jazeker. Ik heb van mijn grootvader een plaat met familiewapens geërfd. Ik ben gaan nazoeken waar die betrekking op hadden. Wat bleek: op mijn voorouders. De meeste mensen die aan dit soort onderzoek doen, komen via registers niet verder dan 1700 of zo. Maar ik had dus het geluk dat er familiewapens in mijn geschiedenis zitten. Zo kon ik doorgaan tot, inderdaad, Karel de Grote.’

In die stamboom ook mensen zoals koning Philips de Derde van Frankrijk en de twaalfde-eeuwse Engelse koningin Matilda, de stammoeder van de Plantagenets.

‘Leuk hè. Ik heb er hier in de kantlijn wel een cijfertje bijgezet: Acht miljoen. Dat betekent dat er sinds Karel de Grote minstens acht miljoen nazaten zijn.’

Boeiend. Maar hij is met meer bezig.

‘Ik werk nu aan een boek. “Paulus en de Insekten”. Ik hou van insekten. Ze zitten zo fascinerend in elkaar.’

Hij tekent ze ook fascinerend. Je kijkt je ogen er op uit. ’t Is een geruststellende gedachte dat er in ieder geval nog een boek uitkomt over Paulus nu we de strip in de krant moeten missen. Wat is eigenlijk zijn favoriete strip?

‘Mijn favoriete strip? Zal ik je eens wat zeggen? Stripverhalen: die lees ik niet. Nóóit.’

 

NOVA-item: Paulus de Boskabouter - Jean Dulieu

Item in het programma NOVA van december 1992 over de geestelijk vader van Paulus de Boskabouter, Jean Dulieu (1921-2006). Presentatie: Charles Groenhuijsen, voice-over: Bob van der Houven. Zie ook: www.bobvanderhouven.nl


N.B. De tune bij de radiostrips heette “Dance of an ostracised imp” (“De Dans van een verbannen Kabouter”). Dulieu vond de tune in 1964 op een langspeelplaat met muziek die sinds de jaren vijftig beschikbaar was voor het gebruik voor hoorspelen. Copyright de Britse componist, dirigent en musicus Frederick Curzon (1899-1973).


Meer van Els: HIER