Een wensenbriefje

 

Ik doe het tot maandag 9 januari rustig aan, maar er zijn mensen voor u bezig.
     
Zo kreeg ik een briefje van Josefien (van Abeelen), dat ik met haar toestemming mag plaatsen.
Ze is inmiddels 52. Beetje ongelukkig, hoekig, onzeker.
      Hoge broeken, losse ruime bloesjes, platte hakken.
Ze werd dit jaar negen maanden verpleegd in een psychiatrische inrichting.
      Woont met haar moeder, die alleen maar zeurt aan de rand van Haarlem-Noord met uitzicht op de Hekslootpolder.
Geweldig geheugen. Haar vader zou misschien ergens in Canada wonen.

Het briefje gaat zo.

  

Hallo Ronald


Ik wil jou en natuurlijk ook je lezers fijne Kerstdagen en een mooi Nieuwjaar toewensen.
      En ik dank iedereen heel erg hartelijk, die mij een hart onder de riem gestoken heeft, toen ik in dat gekkenhuis zat. Dankzij jullie ben ik er weer een beetje bovenop gekomen.
      En toen ik me weer had gemeld, bleef het leuke reacties regenen.

Van Harrie & Joost; Laila natuurlijk, Josje, Rietje en Ria en zelfs van Hans en veel onbekenden. En wat ik echt heel leuk vind; dit persoonlijk geschreven kaartje van mijn eclectisch therapeute Rina van Schagen. 
      Nu nog een regenboog en dan vind ik misschien aan het begin van die einder wel een pot met geluk.


      Ik ga het volgend jaar echt op zoek naar mijn vader in Canada. Hij woont ergens in de buurt van Toronto.
Dat moet een hele mooie internationale stad zijn.
      Er wonen meer mensen van buiten dan autochtonen van binnen.

Hoe ik dat weet?

Nou, ik heb mijn moeder verteld, dat mijn therapeute had geadviseerd om hem op te zoeken. Ze werd woedend en liep helemaal rood aan.

’Jij! Je vader opzoeken. Ben je nou helemaal krankzinnig geworden. JE VADER. Die gek heeft jou -en mij trouwens ook- laten barsten. Hij is er vandoor gegaan met zo’n jonge del. En nu zit ‘íe daar in Toronto!’

Echt waar. Zo erg ging ze tekeer.
      Anders schrik ik daarvan maar nu even niet. Mooi niet.

‘Het is ook geen lolletje hoor’, riep ik, ‘Geen lolletje om met jou te moeten samenleven. Nooit is er iets goed. Altijd ben je maar aan het kankeren.
Die arme man had daar natuurlijk schoon genoeg van’.

 
     
‘Schoon genoeg’, schreeuwde ze, ’schoon genoeg. Arme man. Hou op zeg. Ik krijg schoon genoeg van jou’.

En weet je wat ik toen zomaar riep?

      ‘Dan ga je toch het huis uit. Naar zo‘n bejaardenhuis. Kan je lekker zeiken tegen je soortgenoten’.

      ’Maar’, zei ik. ‘’maar hoe weet je dan dat ‘íe in Toronto zit?’


En toen liep ze weg en sloot zich op in haar kamer.
     
Volgens mij weet ze er veel meer van, maar dat krijg ik er nog wel uit.

Gefeliciteerd vast met je verjaardag. Er komen minder en minder mensen, die in de oorlog geboren zijn.
     

Lieve groet van

Josefien