Taal als zekerheid


Ze is inmiddels 52 Josefien. Een leven lang onzeker en ongelukkig.

Ze heeft net negen maanden in een psychiatrische inrichting gezeten om tot zichzelf te komen.
      Het gaat weer een beetje beter met haar.


Ze woont met haar oude moeder aan de Vondelweg in Haarlem-Noord.

 

Opmerkelijke belangstelling voor taal.

      Bladert in de nieuwste aflevering van het maandblad Onze Taal, en moet een beetje lachen om de zin in de rubriek Ruggespraak:

      ’Sarah (51) hoorde op haar veertigste dat ze niet door haar biologische vader was verwekt’.

 

  

 

‘Hoe is het eigenlijk met je vader, Josefien?’

 

Ze is op weg Josefien. Op weg naar de praktijk van haar eclectisch therapeut Rina van Schagen aan de Gedempte Schalkburgergracht in Haarlem-Noord.
      Dat allitereert leuk denkt Josefien als ze het bruggetje van de Jan Gijzenvaart passeert en de oevers van Het Spaarne bereikt.

Ze had van Rina cijfers moeten geven.
      Cijfers voor haar jeugdbeleving, voor haar huidige situatie en haar toekomstverwachting, cijfers voor haar ouders, vrienden en vriendinnen, het werk, haar vrije tijd en verder alles wat haar zou invallen.

Het was een lange lijst geworden die ze met enige weerstand en verontrusting gemaild had.
      Het waren veel onvoldoendes. In de eerste plaats was daar de vier, die zij zichzelf gegeven had.
Daar zou Rina natuurlijk direct over beginnen. Ze hoorde het haar al zeggen:
      ’Wij volgen een nieuw traject Josefien. Een traject waar je met vertrouwen aan moet beginnen. Zelfrespect heb je nodig, Josefien. Vechtlust. Toon karakter. Heb zelfvertrouwen. Geloof in jezelf. Pas dan kan je geloven in je medemensen.’

Als ze het grote pand bereikt besluit ze haar fiets niet op slot te zetten.
      ’Ik heb er vertrouwen in’, zegt ze in zichzelf, ’vertrouwen in dat mijn fiets niet gestolen wordt.’

In de wachtkamer liggen oude afleveringen van het blad Psychologie. Op de omslag staan alleen maar vrouwen. Mooie vrouwen. Jonge vrouwen.
      Van die vrouwen die helemaal geen psychische problemen zouden moeten hebben.
Waarom stonden er geen vrouwen op zoals zij?
     
‘Maar ja, dat verkoopt natuurlijk niet’, denkt Josefien.
Als zij de praktijkruimte binnengaat staat daar al die stralende Rina.
     
‘Ga zitten Josefien’, zegt ze. ‘We volgen een nieuw traject. Een traject waar je vertrouwen in moet hebben’.
     
‘Zie je wel’, denkt Josefien. ‘Ze wordt in al haar ongenaakbaarheid voorspelbaar. Of zou ze dat expres doen?’.

       ‘Hoe is het eigenlijk met je vader’, vraagt Rina na een tijdje ineens.

Josefien schrikt. Haar vader?
     
Die was er na de scheiding van haar moeder met die jonge del vandoor gegaan naar Canada. Ze was toen nog maar negen jaar.
De eerste tijd had ze nog wel eens een kaartje gekregen, maar dat was al snel opgehouden. Daarna had ze nooit meer iets gehoord. Ze wist niet eens of hij nog leefde. Hij moest nu eh.. eh. 78 jaar zijn. 
       Ze was er niet eens zeker van of hij wel haar biologische vader was. Daar had ze wel eens twijfels over gehad, maar dat durfde ze natuurlijk niet aan haar moeder te vragen.
       Ze had haar vader een vier gegeven.
     
‘Ik weet het niet’, zegt Josefien.’Ik weet het echt niet’.
     
‘En als je daar nou eens probeert achter te komen’, zegt Rina. 'Zou dat geen mooi initiatief zijn. Iets om je in vast te bijten.
Hij heeft jou natuurlijk al die tijd gemist, Josefien. Spijt dat hij het contact verloren is Wie weet hoe gelukkig hij wordt als je weer contact zoekt.
En voor jezelf is het een houvast. Een doel Josefien Een doel’.


Ze is een beetje geschrokken Josefien. ‘Zou ze dat doen? En hoe moest ze dat dan aanpakken?’
     
‘Maar’, zegt Josefien, ‘wat win ik daarmee. Die man heeft me in de steek gelaten. Nooit enige belangstelling gehad. Niets. Misschien is ‘íe wel dood’.
     
‘Als je niets doet weet je dat natuurlijk ook niet’, zegt Rina. ‘Kom op. Probeer het. Stap naar familieleden. Naar voormalige vrienden en kennissen. Ga googelen. Benader desnoods een televisieprogramma. Het barst van die emotieprogramma’s. Die gaan graag met je mee naar Canada’.

 

      ‘Naar Canada?’, stamelt Josefien. ‘Ik? Naar Canada?’
     
Ja‘, zegt Rina. ‘Naar Canada’.

Als ze de deur uitloopt doet Josefien haar favoriete jeugdspelletje, dat ze vroeger met haar vader gedeeld had.
     
‘Als mijn fiets gestolen is, doe ik niets! Maar als mijn fiets er nog staat, ga ik mijn vader opzoeken’.


Ze schrikt Josefien.
      Haar fiets staat gewoon tegen de lantaarnpaal.