Jim Kaat, Hall of Famer

(Door Hugo Kijne te Hoboken USA)

Bij alle misère die s’ochtends de huiskamer binnenkomt zit soms ook wat goed nieuws, zoals vandaag, toen bekend werd dat Jim Kaat door de ‘Golden Days Era Committee’ is voorgedragen als lid van de Baseball Hall of Fame en in 2022 zal worden geïntroduceerd.  Kaat, bijgenaamd ‘Kitty’, was een pitcher die in vier decennia op het hoogste niveau honkbal speelde, op zich al een bijna unieke prestatie, en toen hij stopte met spelen had hij er 25 seizoenen opzitten, een aantal dat sindsdien alleen overtroffen is door Nolan Ryan, die 27 seizoenen met zijn fastball major league slagmensen domineerde. 
      In tegenstelling tot Ryan beschouwde Kaat zichzelf niet als een ‘ace’ maar meer als een ‘journeyman’, hoewel de statistieken van zijn carrière er zijn mogen.  Hij won 283 wedstrijden en verloor er 237, met een 3,45 ‘earned run’ gemiddelde.  Kaat gooide 180 complete wedstrijden, wat in zijn tijd vrij normaal was maar nu nog maar zelden voorkomt.  Daarnaast was hij befaamd om zijn veldspel, waarmee hij in het totaal 16 keer een ‘golden glove’ won, de trofee voor de speler die in één seizoen op zijn positie de beste veldspeler was. 
      Kaat was drie keer een ‘All Star’ en won met zijn team één keer de ‘World Series’, in 1982.  In tegenstelling tot Ryan had Kaat, een linkshandige werper, niet één pitch waarmee hij slagmensen uit probeerde te krijgen, maar putte hij uit een breed repertoire.  Toen op het einde van zijn carrière zijn fastball en curveball minder effectief werden leerde Kaat de ‘knuckleball’ gooien, een langzame pitch waarvan noch de pitcher, noch de catcher weet waar de bal precies terecht gaat komen, en de slagman al helemaal niet.

      Jim Kaat speelde het grootste deel van zijn carrière voor de Minnesota Twins, waar hij onder andere de mentor was van de enige in Nederland geboren Hall of Famer, Bert Blijleven.  Na zijn actieve loopbaan werd hij televisie commentator van honkbalwedstrijden, eerst van de Twins en daarna van de New York Yankees als opvolger van Tony Kubek, de korte stop van de grote Yankee teams van 1957 tot 1965 en één van de beste honkbal analisten die ik ooit heb gehoord, voor wie Kaat overigens niet onderdeed.  Na kort gepensioneerd te zijn geweest als commentator, wat hem blijkbaar niet beviel, keerde hij in 2007 terug als analist bij het Major League Baseball netwerk, waar hij nog steeds incidenteel commentaar levert. 

18e eeuws Nederlands

Tijdens Kaats jaren bij de Yankees mochten Ronald van den Boogaard en ik een aantal wedstrijden bijwonen in de pers-sectie van Yankee Stadium, voor een VPRO radioprogramma waar Ronald aan werkte, en daar leerden we Kaat kennen.  Het bleek dat hij prachtig achttiende eeuws Nederlands sprak dat hij van zijn grootmoeder in Zeeland, Michigan, had geleerd. Omdat hij het wel leuk vond om de taal van zijn voorouders te spreken met twee van die Hollandse honkbalfanaten hadden we een paar leuke gesprekken.  Wat me daarvan het meest is bijgebleven is dat Kaat tijdens het praten enorme handen vol popcorn in zijn mond gooide en die nooit miste, zoals een groot pitcher betaamt.  Die popcorn bleef dan in zijn open mond rondvliegen zoals in een popcornmachine in een Amerikaanse bioscoop.

      Hoeveel bewondering ik ook heb voor Jim Kaat als honkballer en commentator, ik bewonder hem bijna nog meer als golfer.  Kaat kan zowel links- als rechtshandig spelen, linkshandig heeft hij een handicap van 3 slagen en rechtshandig een handicap van 5 slagen, wat waarschijnlijk geen enkele golfer ter wereld hem nadoet.  Soms gaat hij de golfbaan op met een caddie die twee tassen draagt, één met clubs voor een linkshandige speler en één met clubs voor een rechtshandige speler, en dan speelt hij tegen zichzelf.  Het doet denken aan een gedicht van Godfried Bomans dat eindigt met ‘Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen’.