Stop spreading the virus! Go home!

 

(Door Rolf Weijburg)

“You were in Singapore!”
     
De man wees triomfantelijk naar de stempels in het paspoort.
“You will have to go into quarantine for two weeks if you want to enter the country. Stop travelling! Go home!”

We wilden helemaal niet naar huis, we wilden het land in, maar dan niet in quarantaine natuurlijk. De douanier wilde echter van geen wijken weten. Hij was boos.

      “Stop spreading the virus! Go home!”

Achter ons woei een warme bries kleine schuimkoppen over de Stille Oceaan. We stonden onder de overkapping van het kleine aankomstgebouwtje van de luchthaven van Pohnpei, één van de vier staten die tezamen de Federale Staten van Micronesië vormen, the Federated States of Micronesia.

Op een groot bord stond in de vijf hoofdtalen van het land dat we welkom waren.


Groepjes kleine eilanden

Het land was in 1986 ontstaan vanuit het door Amerika geadministreerde UN Trust Territories of the Pacific dat een aantal eilandgroepen onder UN bescherming verenigde die tot het einde van de Tweede Wereldoorlog door Japan werden bestuurd: de Marianen, Palau, Yap, Truk, Ponape, Kosrae en de Marshall Eilanden. Groepjes kleine eilanden verspreid over een gigantisch stuk oceaan.


Een onpraktische staat

De Noordelijke Marianen besloten in 1986 om een “Commonwealth in Political Union with the USA” te worden, een Amerikaans overzees gebied. De enige zuidelijke Mariaan, Guam, was al sinds 1950 een “Organized, Unincorporated Territory of the USA”. De meest oostelijk gelegen eilandengroep, de Marshall Islands, werd ook in 1986 onafhankelijk terwijl de meest westelijke eilandengroep Palau pas in 1994 onafhankelijk werd.

      De overige eilandengroepen Yap, Truk (Chuuk), Ponape (Pohnpei) en Kosrae (Kosaie) kregen in 1979 zelfbestuur en werden in 1986 onafhankelijk als de Federated States of Micronesia, qua landoppervlak het op 18 na kleinste land ter wereld maar verspreid over een stuk Stille Oceaan van ruim 3000 kilometer van oost naar west. Een beetje alsof je Andorra in een paar honderd stukjes verbrokkelt en uitstrooit tussen Amsterdam en Lissabon.

      Een onpraktische staat op z’n zachtst gezet.

Bestuurscentrum, zeg maar hoofdstad, van dit alles is Palikir, eigenlijk niet meer dan een cluster administratie- en overheidsgebouwen in een buitenwijk van Kolonia, dat met iets meer dan 6000 inwoners de belangrijkste plaats op het prachtige eiland Pohnpei is.


Corona

Corona was vanuit China al aan een onvermijdelijke wereldopmars begonnen maar de eilandstaten in de Pacific had het nog niet bereikt. De angst voor besmetting wel: de kleine, kwetsbare en geïsoleerde eilanden werden zenuwachtig en begonnen binnenkomende schepen en vliegtuigen te weren. Het ene na het andere land ging op slot en in de Marshall eilanden werd ons op het hart gedrukt toch vooral zo snel mogelijk te vertrekken voordat ook daar de luchthavens dicht gingen.
      Zo geraakten we in buurland de Federated States of Micronesia, zeg maar FSM, en hier leek de corona-angst ons dan toch te hebben ingehaald.
Na Singapore waren we in Indonesië geweest, in Oost Timor en Australië, Papoea Nieuw Guinea, Fiji en de Marshall Islands en in geen van die landen was ook maar één geval van corona bekend.
      In Singapore wel, dat was inmiddels een soort corona-hotspot geworden.

“Maar daar waren we twéé maanden geleden, meneer. Als we daar corona zouden hebben opgelopen, waren we allang ziek geweest!”

“Quarantine! Two weeks!” De man leek onvermurwbaar.

We moesten opschrijven waar we allemaal waren geweest de afgelopen twee maanden. De paspoorten werden erop nagekeken. Andere officials begonnen zich ermee te bemoeien. Er werd druk gediscussieerd. Getelefoneerd, overlegd.
      “OK”, klonk het na een half uurtje. “Over twee dagen is er een vlucht naar Guam. U kunt tot dan in Pohnpei blijven, dan moet u vertrekken, het is misschien nog de laatste mogelijkheid.”

Resoluut stempelde hij de paspoorten en schreef er de vertrekdatum in. Twee dagen inderdaad.

No plane, no taxi

Het vliegveld was inmiddels verlaten - zó veel vliegtuigen komen hier niet – en de man die de wacht hield bij onze tassen die eenzaam in de aankomstruimte stonden, vroeg wat er toch was gebeurd dat het zo lang moest duren.
      Het was warm. Buiten was er geen bus of taxi te bekennen. Er stond slechts één oude Datsun in de schaduw van het afdak. De portieren stonden wijd open en een soort country & western muziek galmde naar buiten. Op de achterbank hingen vier kinderen en voorin zaten twee vrouwen gebiologeerd naar de schermpjes van hun mobieltjes te kijken.

“Hallo, weet u misschien hoe we de stad in kunnen komen?”
De vrouw achter het stuur keek nauwelijks op of om toen ze zei: “No plane, no taxi.”

Iemand anders was gelukkig bereid om een taxi te bellen en na enige tijd reden we dan eindelijk de dijk over die het vliegveld verbond met het vaste land.

 

We hobbelden met een slakkengangetje achter andere auto’s aan door de paar straten van het niet bijster mooie stadje Kolonia  en stopten bij een hotel aan een prachtige baai tussen diepgroene heuvels.

Hotel

Toen we de receptie binnenliepen zei de vrouw achter de balie:
      “Ah, you must be the last tourists!”

 

 

Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen