Voorjaar 2007
MANDEN, LAPPEN & VAGE KOOPWAAR
Dit is Vásárosbéc.
Een dorpje in het Zuidwesten van Hongarije.
U kent de naam misschien, want Geert Mak begint en eindigt hier zijn monumentale werk In Europa.
‘Hier bleef het almaar 1925’, schrijft hij.
‘Er leefden zo’n 200 mensen. Zeker een kwart van de bevolking bestond uit zigeuners.
De gezinnen kregen een kleine uitkering -zo’n zestig Euro per maand- en de vrouwen zeulden langs de deuren met manden en vage koopwaar.
Hun huizen verkeerden in staat van ontbinding, de deuren waren lappen en soms waren zelfs de kozijnen verdwenen, weggestookt tijdens een koude winter‘
Gescheiden toiletten
In zijn boek schetst Mak ook het toekomstbeeld van Vásárosbéc nadat Hongarije op 1 mei 2004 aansluiting krijgt bij de Europese Unie. Hij citeert zijn ‘wijze Nederlandse vriend‘, die ook mijn wijze vriend is.
‘Jullie zullen eerst door een diep dal van nog meer armoede gaan, voordat jullie echt deel uit gaan maken van dat rijke en machtige West-Europa. ’Bovendien gaan jullie dingen van grote waarde verliezen: vriendschap, het vermogen om van weinig geld te kunnen leven, om dingen die kapot gaan te kunnen repareren, de mogelijkheid om zelf varkens te houden en thuis te slachten, de vrijheid om zoveel mogelijk takken te verbranden als je wilt en nog zo wat’.
Anno 2007 wonen er nog zo’n 180 mensen in Vásárosbéc. Het is er inmiddels 1950 volgens mijn vriend. Meer dan een kwart van de bevolking bestaat uit zigeuners. Veel huizen zijn nog steeds vervallen. Het leven voor de inwoners is duurder geworden. De prijzen liggen op ongeveer 60% vergeleken met Nederland en dat is heel hoog voor mensen die nog steeds een uitkering van niet meer dan 60 Euro per maand hebben.
Het vermogen om dingen die kapot gaan te repareren is er nog volop. Ze houden die varkers en slachten nog gewoon thuis. De vriendschap wordt al wat minder. Het postkantoor is gesloten. De lagere school ook en volgend seizoen gaat ook de kleuterschool dicht. Maar het café is open gebleven en heeft nu op last van de Europese Unie gescheiden toiletten gekregen. Van een rookverbod is vooralsnog absoluut geen sprake en de Palenka wordt al dan niet illegaal gestookt van peren of pruimen. De bakker komt iedere ochtend trouw langs, de waterman ook en de klokkenluider is iedere avond bij zonsondergang actief. Hij vertrekt dan altijd naar het café en wordt dan zo dronken dat hij niet meer weet of ‘ie de klok al geluid heeft. Soms gebeurt het dan ook drie keer op een avond.
‘
In het café kwam ik ze allemaal tegen’, schrijft Geert Mak. ’De burgemeester, wilde Maria, de tandeloze (ook wel aangeduid als ‘de spion’), het dronken lor, de zigeuners, de vrouw van de postbode die bij haar koe woonde. Ik moest kennismaken met de veteraan, een grote vriendelijke man in een camouflagepak, die zijn nachtmerries verdreef met drank en foute paddestoelen’.
Wilde Maria is dood
De burgemeester is nog steeds actief. Mijn vriend moet van hem zijn stapel hout voor de winter van de weg verwijderen. Wilde Maria is dood, de vrouw die bij haar koe woonde is vertrokken. De tandeloze is tandeloos gebleven, het dronken lor is een voorbeeld van velen en de veteraan is overleden. Op een dag bleef hij iets te lang roerloos op de weg liggen.
Geen hand
De mannen geven volgens oude tradities vrouwen geen hand. Daar is ook niets in veranderd al worden er steeds meer ’Westerse’vrouwen in het dorp gesignaleerd. Achttien huizen zijn inmiddels het eigendom van Nederlanders. Vijf Nederlandse gezinnen wonen er permanent. ’De meesten passen zich niet of nauwelijks aan‘, zegt mijn vriend. ‘Ze proberen de taal niet te leren, zijn nauwelijks geïnteresseerd in de cultuur. Ze komen niet in het café, want dat vinden ze eng. En ze kopen niet in het enige winkeltje, want dat vinden ze te duur.’
Toch zorgen de Nederlanders voor extra inkomsten. Veel dorpsbewoners worden ingeschakeld bij verbouwingen, werken in de tuin of in de huishouding. En zelfs de merkwaardige Nederlandse eigenaar, die zijn houten hekje heeft laten vervangen door een afstotelijk stalen hek met schrikdraad heeft lokale mensen zo gek gekregen om dit voor een klein bedrag te laten doen.
Voor de vrouwen is er een nieuwe werkgever bij. Een assemblagebedrijf in het stadje Pecs zoekt veel medewerkers. De vrouwen van Vásárosbéc worden met een busje van en naar het werk gebracht. Twee uur heen; twee uur terug. Dan moeten ze acht uur vrijwel onafgebroken werken. Loon voor twaalf uur per dag: 400 Euro per maand.
Het dorp heeft er via een subsidiepot van de Europese Unie een cultureel centrum bij gekregen. Er vinden alleen geen uitingen van cultuur plaats. Wel staan er computers met een snelle Internet-verbinding. Het vergt overigens wel veel concentratie om hier aan het werk te zijn, want de plaatselijke jeugd heeft de computerspelletjes ontdekt. Met alle bijbehorende keiharde geluiden.