Voorjaar 2004 

Een bloedstollend mooie tocht

 

Geel & modderig

De monding van de Essequibo River bij Parika -ten westen van Georgetown de hoofdstad van Guyana in Zuid-Amerika- is tien kilometer breed.
      Er liggen verspreid in die monding talloze eilandjes. Het water is geel en modderig.
Ik zit met een zwemvest om in een soort sloep. Samen met René van Dongen, een Nederlander die hier voor Unicef werkt.
      De piloot is een goedlachse jongeman , die -als het even kan- zijn 150 PK motor op volle toeren jaagt.
Het is een enerverende tocht van zo’n 50 minuten voordat we bij de kust in de buurt van Spring Garden aanmeren.

 

Reservaat in het groen

We zijn op weg naar het Indianenreservaat Santa Rosa in het noordwesten van deze voormalige Nederlandse en Engelse kolonie.
      De mensen spreken hier Engels met een tongval die verrassend goed te volgen is.
We hebben speciale toestemming gekregen van het Ministerie van Indianenzaken om deze reis te maken.
      René is al eens in dit gebied actief geweest en het helpt dat zijn vrouw uit Trinidad op het Ministerie werkt.

 

Moruka River

We nemen een taxi en rijden naar het plaatsje Charity. ‘Nu begint het pas echt’, zegt René .
      Opnieuw klimmen we in zo’n bootje met buitenboordmotor.
Zes Indianen gaan met ons mee. Ze hebben heel veel spullen bij zich. Gekocht op de Stabroekmarkt in Georgetown.

We verlaten de Pomeroon River en gaan de Atlantische Oceaan op. Een half uurtje vaart het bootje met een snelheid van zestig kilometer per uur.
      Dan bereiken we de monding van de smalle Moruka River. De tocht wordt nu bloedstollend mooi.
Nog zo’n drie uur varen en dan bereiken we het plaatsje Moruka, dat ’t centrum is van het Santa Rosa Reservaat.

 

Huatzin
Het water is pikzwart.
      Mangrovebomen zijn er met luchtwortels.
En overal krijsen de meest exotische vogels, waaronder de Huatzin, de nationale vogel van Guyana.

Het landschap verandert langzaam in Savannen met wetlands.
      De rivier wordt soms een moeras, waar de piloot heel langzaam en behoedzaam moet varen.
Hij kent de rivier goed, want hij heeft deze tocht vaker gemaakt.
      Hij rept over een Mocco-Mocco vegetatie.

 

Uitgeholde boomstammen

  Wij stoppen twee keer om een paar Indianen uit te laten. 

      De boot kan hier niet aanmeren zodat de mensen met al hun spullen door het water moeten waden.
Soms komen we Indianen tegen in uitgeholde boomstammen. De piloot neemt dan gas terug en groet vriendelijk.
      Alles is rustig; alles is vredig.
We bereiken het dorpje en kunnen terecht in een zeer eenvoudige lodge aan de rivier. Zo'n twee kilometer buiten het plaatsje.
     
Kleine kamertjes met kreupele bedden.
Geen elektriciteit is hier en uit de kraan komt een klein straaltje koud water.

 

Amerindians

De volgende dag soppen we langs de rivier naar Moruka.
      Amerindians wonen hier. WaiWai’s en Arawaks.
      Zo’n 15.000 in het hele reservaat. In het dorpje wonen de mensen in eenvoudige huisjes.
Ze hebben een stukje grond en zijn zelfvoorzienend.

 

Uncle Basil

Op het plaatselijke marktje zijn vooral de eerste levensbehoeftes te koop.
      Vanuit omringende dorpen zijn de mensen met hun boomstammen over de riviertjes naar hier gekomen om spulletjes te verkopen. 
Er is een school en er is een kerk. De Katholieke Missie heeft ook in dit afgelegen gebied zijn sporen nagelaten.

De meest kleurrijke inwoner van Moruka is Uncle Basil. Een leraar, een dichter en een singer-songwriter.
      Hij maakt teksten over de Amerindians. Over de cultuur en de tradities. Maar ook over het verloren gaan van die tradities.
Het dorp ligt relatief dicht bij de kust en omdat steeds meer bootjes worden uitgerust met motoren komt de jeugd vaker in aanraking met andere culturen.
      Ze gaan dat volgens Uncle Basul steeds meer kopiëren en verloochenen zo hun eigen cultuur.
Hij pakt een gitaar en gaat zingen. Mooi, enigszins gedragen. Soms met een snik in zijn stem.
      Hij heeft een zeer zwaar gehandicapte zoon van twintig. De jongen kan niet lopen en niet praten. Hij kruipt zijn kamertje uit om naar zijn vader te luisteren.
      ''Dat doet hij altijd'', zegt Uncle Basil. ''Hij vindt het niet alleen mooi; het lijkt wel alsof ook hij wil vechter voor het behoud van onze tradities, onze zeden en gewoonten.  Bovendien heeft hij in de gaten dat er bezoek is''.

En dan met een brok in zijn keel: "Hij is een lieve jongen. Heel lief''.