Loki toch!
Gisteren schreef ik over vrijdag de dertiende en legde uit dat deze ongeluksdag waarschijnlijk uit de Noordse mythologie komt en werd veroorzaakt door Loki de God van het kwaad. Ik heb er nog even de Edda bijgehaald in de prachtige Nederlandse vertaling van Marcel Otten. Hij deed dat rechtstreeks vanuit het Oud-IJslands.
‘Toen ik dan eindelijk in maart 1993 het kostbare manuscript in handen had, had ik het gevoel alsof de Mona Lisa uit haar kluis was gehaald; als één van de weinigen mocht ik er stiekem even naar kijken‘.
In de Edda wordt een wereld geschetst van goden en helden uit een heroïsche voortijd. Poëzie van zo’n duizend jaar oud. Belangrijkste versvorm van de Edda is in het IJslands de fornyrdislag, te vergelijken met het Oud-Germaanse alliteratievers.
Eén van de hoofdstukken is Lokasenna , Loki’s scheldpartij. Het gaat er tijdens een massaal drinkgelag hard aan toe. Ik zal een paar verzen citeren.
Hou toch je mond, Idun! Van alle vrouwen hier
ben jij het meest loops van allemaal;
eenmaal uit bad liet jij je kleren liggen
bij de moordenaar van je eigen broer.
Hou toch je mond, Odin! Nooit heb jij eerlijk
het krijgsgeluk onder de helden verdeeld;
vaak gaf jij het hen die het niet verdienden,
zo zegevierden de slomen
Hou toch je mond, Gefjon! Of moet ik vertellen wie jou
door je geilheid op ’t andere been zette?
Een blank knaapje geeft je een kleinood
en gelijk klem jij hem tussen je dijen.
Hou toch je mond, Frig! Als dochter van Het Veld
ben jij altijd een hete geweest;
als Weermans vrouw liet jij Vili en Vé
allebei hijgen boven je borsten
Hou toch je mond, Freyja! Jou ken ik door en door,
geen enkele schandvlek is jou vreemd;
bij alle Asen en Alven die hier zijn verzameld
hing jij ooit de hoer uit.
Hou toch je mond, Njord! Ooit was jij in het oosten,
als gijzelaar naar de Goden gestuurd:
de dochters van Hommer gebruikten je hoofd als pispot,
zij zeken zich leeg in jouw mond.
Hou toch je mond, Tyr! Zelfs je eigen vrouw
heeft van mij een zoon mogen ontvangen;
Geen vod, geen stuiver kreeg jij ooit hiervoor
als schadeloosstelling, stuk ongeluk!
Hou toch je mond, Heimdal! Het was in de oertijd
dat jou dit lelijk lot opgelegd werd:
met bemodderde bult sta jij elke nacht,
wakend als wachter over de Goden.
Hou toch je mond Graantje! Nooit heb jij eerlijk
het eten onder de mannen verdeeld;
onder het stro op de banken was jij steeds te vinden
als de helden ten strijde trokken.
Hou toch je mond, Boontje! Jij bent Graantjes vrouw,
een vat vol venijn.
Geen erger uitwerpsel kwam ooit bij de Asen:
een melkmeid die onder de schijt zit.
(Over Thor)
Hou toch je mond, perverse trut! Of ik smijt met Mjollnir
de machtige moker, je smoel dicht;
ik beuk de klip-op-je-schoften los van zijn stam,
jou zal ik het leven ontnemen.
(En)
Hou toch je mond, perverse trut!. Of ik smijt met Mjollnir,
de machtige moker, je smoel dicht;
ik slinger jou de lucht in richting Reuzenrijk,
waar niemand je ooit nog zal zien.
(En verder)
Hou toch je mond, perverse trut! Of ik smijt met Mjollnir,
de machtige moker, je smoel dicht;
mijn beste hand zal met Hosklos’Doder erop beuken,
al je botten worden gebroken.
(Slot)
Jij brouwde het bier, Aegir, nooit zal je nog
een drinkgelag aanrichten;
moge heel je have hier in de hal
oplaaien in vlammen
en branden op je bult.