Herinnering & Denkend aan Holland
Het is vandaag nationale gedichtendag. Je verzint eens wat.
Soms neemt men een dag -Moederdag-, of een week -Boekenweek- of een jaar -Monumentenjaar- .
Vaak houdt men een verkiezing.
Zangers & zangeressen op T.V.; sportman en sportvrouw van het jaar.
En als een eeuw eindigt, een verkiezing: Het gedicht van de eeuw.
Het gedicht van de twintigste eeuw was Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman.
Ik betwijfel of dat gedicht nu ook gekozen zou zijn.
In 1999 was Internet volop in ontwikkeling en kwamen de meeste inzendingen bij Poetry International en de Wereldomroep nog per post binnen.
Nu zou die verhouding heel anders zijn en de ervaring leert dat Internetverkiezingen vaak tot treurige resultaten leiden.
Maar goed.
Lees nog eens dit mooie gedicht van Marsman, waarvan u natuurlijk de eerste regels kent:
Herinnering aan Holland
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
De lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.
Marsman schreef zijn gedicht in 1936, toen hij ergens aan de Middellandse Zee was.
Het werd begin 1937 gepubliceerd in het tijdschrift Carte Blanche en een jaar later opgenomen in de bundel Poëzie.
Veel minder bekend is dat Marsman in 1937 ook een gedicht schreef dat de titel kreeg van de eerste regel uit zijn gedicht Herinnering aan Holland: Denkend aan Holland.
Denkend aan Holland
Soms heb ik heimwee
naar dat land, en zijn zee.
maar als ik denk aan de menschen
wordt het verlangen gesmoord.
ik heb in hun zielen
geen spoor van weerklank gehoord
van de ontzaglijke ruimte
waarin zij leven;
noch dat zij zweemden
naar het accoord,
dat dag en nacht
langs hun kust wordt gehoord,
of naar de macht van hun beemden;
slechts hun ziel is met duister behangen
gelijk hun hemel.
gloed en verlangen,
hartstocht en onbevangen geloof
zijn in bedompte gebeden
langzaam maar zeker
gedoofd.
Dit gedicht werd in maart 1937 gepubliceerd in: Der clercke cronike, Gronings studentenblad.
Ik heb ook nog een persiflage gevonden van een onbekend gebleven persoon.
“Denkend aan Holland”
Denkend aan Holland
zie ik brede autobanen
onstuitbaar door oneindig
steenland gaan,
rijen onaantastbare
limousines
als dooie torren
langs de bermen staan;
en in de razende
ruimte verzonken
de wegenwachters
verspreid door het land,
benzinepompen, garages,
gesloopte steden,
fabrieken en hekken
in een strak verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in gore eentonige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de dreun van benzine
met zijn eeuwige stanken
gevreesd en gehoord.
Opgenomen in: Het Land der Letteren - Nederland door schrijvers en dichters in kaart gebracht., samengesteld door Adriaan van Dis en Tilly Hermans.