Van Gerrit Achterberg

 

Moeder

Mijn moeder is een grijze vrijdagmorgen:
zij moet de kamer doen; stof beeft;
dan dweilen, voor het eten zorgen,
zien wat van gisteren overbleef.

Ik ben in haar liefde geborgen,
die elk  verraad der wereld overleeft:
wie ik ook werd, wij eten overmorgen
de koek die zij gebakken heeft.

Wanneer de zondagmorgen is ontloken
staat heel haar wezen in de blijde bloei
waarin  mijn wezen moet zijn aangebroken,

omdat ik dan niet meer gevoel
hoe door de dood is aangestoken,
wat bij een andere vrouw begon.