De Zangeres zonder Naam (5 augustus 1919 – 23 oktober 1998)

Als Rietje Bey was ze aan bed gekluisterd, omdat een botsplinter een zenuw in een been beknelde. Ze zou nooit meer goed kunnen lopen. Hadden we dus bijna een “Manke Rietje’ gehad. Maar ze veranderde haar naam al in haar vroege jeugd in Mary. Ze was muzikaal en ze vormde met haar broer Jerry in de jaren dertig een accordeon-duo. Na haar huwelijk (in 1948) met Jo Servaes nam ze als toen te doen gebruikelijk de achternaam van haar man aan en noemde ze zich Mary Servaes. Dat had niet eens zo’n slechte artiestennaam geweest.
     Maar het lot plaatste producer en platenbaas Johnny Hoes op haar pad. Johnny hoorde het meteen: die ‘snik’ in haar stem. En iemand met een snik in de stem kan nog maar één kant op: die van het levenslied. Hoes bedacht vervolgens een nieuwe naam voor haar: De Zangeres zonder Naam. Hij bedacht ook heel veel liedjes voor haar, die vrijwel allemaal populair werden.
     In 1980 kregen Hoes en Mary ruzie en tot jaren er na hebben we hun beider kant van de zaak uitgebreid in de pers kunnen lezen en nóg weten we niet hoe het precies zat. Maar wat doet het er nog toe? Mary heeft in haar leven heel veel mensen troost geboden en ze doet dat tot op vandaag de dag. In augustus 1984 interviewde ik haar voor Het Vrije Volk in haar huis in het Limburgse Stramproy.

 

Ze kunnen je alle namen geven

(Door Els Smi, journalist te Rotterdam)

Op 5 augustus bestond ze 65 jaar. Als mens. En in september bestaat ze 50 jaar als artiest. Hetgeen twee heel verschillende dingen zijn. “Als mensen hier komen, denken ze vaak dat het alleen maar leed en ellende is hier in huis. Wat is dat toch voor raars dat mensen persoonlijke dingen verwarren met wat je als werk doet?” Het is één van de puzzels waarmee Mary Servaes (kan het Maastrichtser?)-Beij heeft leren leven in een tamelijk lang en geduldig gedragen lijden. Maar ook met veel lol. Met als standplaats het Limburgse Stramproy, in dat huis waarvan de Stramproyenaars zeggen: “Da's 't laatste huis in die straat, dat witte huis met dat schoon hekske eromheen”.
      Een schoon hekske staat ook om Mary heen: een glimlach, maar een blik die verraadt: “Ach Jezus, weer een journalist over de vloer. “Het is het wantrouwen dat ik nog steeds niet kwijt ben. 't Komt uit de tijd dat ik heb moeten vechten voor de erkenning voor wat ik deed. Goedkoop, ze kwamen maar steeds met het woord goedkoop aan. De mening over me is de laatste jaren veranderd. Maar nog steeds: als iemand me een compliment maakt of iets aardigs over me zegt, denk ik gelijk; Wat zit daarachter?”

En nu 65 jaar en 50 jaar in het vak. Dus u was 15 toen u begon als artieste?

“Ja. Dat was bij de revue.”

Bij de revúe?

“Jazeker. In Leiden. Ik was acht jaar en toen wist ik al: ik wil bij het toneel. Kwam natuurlijk ook omdat ik een oom had die bij de revue zat en zijn kinderen ook en die leerden bij ons in huis teksten uit hun hoofd. En ik was dan wel eens souffleur.”

In het theater?

“Nee, thuis, als ze die teksten zaten te leren.”

En later bent u zelf...

“Ja, toen ik 15 was. Was heel leuk: het ene jaar deden we een revue, het andere jaar een serieus toneelstuk.”

Maar hoe heette die revue dan?

“Het Leidse Revue en Cabaret.”

Was geen beroepsgezelschap?

“Nee. Amateurs... . Maar amateurs kunnen ook goed zijn.”

Maar u verdiende er niet uw brood mee.

“Nee. wat dacht je. Er moest geld bij. Anders kwamen ze niet uit de kosten. Nee, ik werkte daarnaast. Ik was spinster op de wolfabriek.”

Leiden.

“Ja. Leiden en de wol. Dat heb ik tot in de oorlog gedaan. En toen werd het werk op de fabriek minder. Ik was bang dat ik naar Duitsland zou worden gestuurd. Dat gebeurde: dat ze de werkers naar Duitsland haalden. En ik was een goede spinster. En toen heb ik voor de eerste en enige keer gebruik gemaakt van m'n handicap.”

 (Foto Wikipedia: Rob Bogaerts, Anefo)

Handicap

Haar handicap. Vanaf haar derde tot haar dertiende heeft ze op bed gelegen met een been dat niet wilde deugen. Ondanks operaties is ze altijd kreupel gebleven. Hetgeen het televisiepubliek nooit ziet, want als ze wordt aangekondigd, staat ze er steevast al.

“Dat hebben die regisseurs verzonnen. En ik vind dat wel goed: het geeft ook het idee dat je er altijd bent.”

Maar in de oorlog was ze er bijna geweest. Althans in Duitsland.

“Toen heb ik gebruik gemaakt van die handicap. En het is gelukt. En ik kon toen ook doorgaan met zingen.”

Wat zong u dan in die tijd?

“Van alles. Je moet rekenen: ik zong in bars, in dancings en op feestavonden-met-bal-na en het bal na dat waren wij dan. Je moest daar op verzoek zingen. Dus je moest het hele repertoire wat er toen aan schlagers was kennen. En in alle talen. Ik luisterde goed naar de grammofoonplaten en dan maakte ik me de uitspraak eigen: ik sprak de taal dan wel niet, maar de liedjes kon ik goed zingen.”

Zoals?

“Nou, Italiaans ook: ‘No moro’. En die liedjes van Maria Zamora. En Engels: ‘Let us be Sweethearts all over again’ - prachtig. En die Franse chansons: ‘J'attendrai’. En Duits ook.”

In die tijd? Oorlogstijd?

“Het hele land was bezet, maar de Duitse schlagers gingen gewoon door. Toch moet ik je zeggen: als er Duitsers in de buurt waren, dan waren Engelse liedjes taboe. Maar ik heb het lef gehad - lef heb ik altijd gehad - om in het bijzijn van die Duitse soldaten Engelse liedjes te zingen. Dat heb ik nog in kampen gedaan.”

In kampen?

“Nou, in de plaats Kampen, in Overijssel. Daar lagen toch immers die Duitse soldaten op boten gelegerd.”

En toen?

“En toen niets. Ze hebben me nooit gearresteerd.”

U was toen al geen spinster meer.


Limburg

“Nog in de oorlog ben ik naar Limburg gegaan. Ben ik kamermeisje geworden in een hotel. In Valkenburg.”

't Is niet waar.

“Ja hoor.”

Maar waarom Limburg?

“Een broer van me woonde in Maastricht. Dus ik had altijd een thuis. En ik moet zeggen: de mentaliteit van de Limburgers is goed. Nu is de mentaliteit natuurlijk overal goed, maar het is maar net waar je aardt. Aan de andere kant: als ik naar Groningen was gegaan, dan had ik me misschien   ook aangepast Maar ik ben dus in Limburg terecht gekomen. Heb hier ook m'n man leren kennen.”

En maar doorzingen

“Dat steeds. Als lady-crooner, hè, als lady-crooner.”

Maar wanneer bent u dan aan het levenslied geraakt?

“Dat was in 1957. Toen hadden we in ons groepje een zanger - die zong Limburgse liedjes. En op een gegeven moment vroeg één van de mensen van de orkesten waarmee we werkten of we niemand wisten die in het Limburgs iets kon zingen. Wij vonden al lang dat die jongen een plaat moest maken. En ik zei: ja, ik ken wel iemand. Hebben we een bandje gemaakt. En ik dacht toen we dat bandje maakten: ik zing de tweede stem mee, als ondersteuning. Dat bandje kwam bij Johnny Hoes, dus die hoorde ook mijn stem. En die vond dat ik naar de studio moest komen. Daar heb ik een Levenslied gezongen: ‘Het kindergebed’. Dat moest een plaatje worden. Voor mij hoefde dat niet. Ik wilde helemaal geen platen maken.”

En hoe is het met die jongen afgelopen?

“Dat is dus nooit iets geworden.”

Hoes had goed gegokt.

“Het derde plaatje was al goud dat aan het begin van de jaren 60.”

Wat was dat ook al weer?

“Ach, Vaderlief. toe drink niet meer...”

Gek toch hoe dingen lopen.

“Ik heb echt het idee dat voor ieder mens, of-ie het wil of niet een paadje is uitgestippeld. Daar geloof ik echt in. Ik geloof dat Onze Lieve Heer voor ons allemaal een weggetje heeft geplaveid,   met veel tranen maar ook met veel mooie momenten. Ik heb altijd, toch, moeten vechten. Maar nu: ze kennen me. Ze kunnen niet meer om me heen”.


Koningin

Hoe was het ook weer: “de Moeder van Alle Nederlandse Artiesten.

“Ja, en de Koningin van alle Nederlandse zangers. En de Koningin van het Nederlandse Lied. De Keizerin zelfs van het Nederlandse Lied. En de Zingende Florence Nightingale. En de homofielen noemen me: de Jeanne d'Arc van de homofielen. Kijk, dat is natuurlijk makkelijk als je de Zangeres zonder Naam bent: dan kunnen ze je alle namen geven die ze willen...”

Even uitlachen. Maar die bijnamen krijgt u toch niet voor niets mag je aannemen.

“Nee, ik denk het niet. Ik ben natuurlijk wel altijd toch een strijdbaar type geweest. Tegen wat ik als onrecht voel. Tegen discriminatie ook, op grond van huidskleur. Ik kan dat zo goed invoelen, omdat ik negen jaar gediscrimineerd ben geweest.”

Vanwege het genre?

“Vanwege het genre, ja. Maar de grote ommekeer...”

De grote ommekeer kwam in 1968 toen de componist Bruno Maderna en de dichter Lucebert haar vroegen een lied te vertolken in een productie die de geschiedenis zal ingaan onder de naam ‘Poppetgom’, op het toneel gebracht door de Haagse theatergroep Scarabee. Maderna geloofde in haar. ‘Dat is de stem’, schijnt hij te hebben gezegd. Maar werd ze toen niet gebruikt?

“Nee.”

Ik vraag het, omdat ik feestjes heb meegemaakt waar tot slot en plezier André Hazes of de Zangeres zonder Naam werden opgezet, gewoon uit balorigheid.

“Ik geloof daar niets van. Ik heb veel opgetreden voor studentensociëteiten. En het enthousiasme was altijd groot.”

Echt enthousiasme of studentikoze lol?

“Nee. echt gemeend. Ik voel dat. Als ik het gevoel zou hebben: ik sta hier voor joker, dan hou ik op.”

Echt?

“Ja, echt. Ik zie het wel om me heen: artiesten die me proberen na te apen. Of laat ik zeggen: die munt willen slaan uit het genre van mij. Maar het publiek beslist. Het publiek voelt heel goed aan wat gemeend is en wat niet.”

Het publiek kan je ook laten vallen.

“Ik denk dat het publiek heel eerlijk is. Al adoreren ze je, als je iets doet dat niet in het beeld past, dan laten ze je vallen.”

Eng.

“Of niet. Ik heb altijd de afstand tot mijn publiek zo klein mogelijk willen houden. En ze komen nog steeds naar me toe na mijn optreden.”

Krijgt u daar nooit genoeg van?

“Nee, welnee. Wat je hoort: wat mensen tegen je komen vertellen.”

U kunt goed luisteren.

“Ja, dat kan ik. Soms staan ze met tien man om me heen. En ze willen allemaal iets tegen me zeggen en dan zeg ik: ‘Nee, één tegelijk’. Soms, als ik zo iemand later weer zie, herken ik hem of haar. Dan zeg ik: ‘O, u bent die meneer of die mevrouw die.. ’en dan komen soms de traantjes.
      Rekenen de mensen tegenwoordig niet meer op. Ik hou van mensen en ik wil ze geen pijn doen. Dat komt ook, omdat ik weet dat als je iemand pijn doet, je het toch weer terug krijgt. Nou, dan doe ik het ook een ander maar niet.”

Ze heeft zo veel gehoord van mensen, zo veel gelezen ook.


Brieven

“Ik heb een miljoen brieven.”

Nee.

“Ja wel. Ik ben ze nu aan het sorteren. Vroeger hadden we vijf tot zes optredens per week. Maar mijn man kan niet meer achter het stuur. Hij reed altijd, hij heeft er z'n baan als chauffeur bij de bierfabriek voor opgezegd. Toen kon ik natuurlijk ook meer gaan werken. Maar...”

Latere informatie leert dat Jo Servaes hartpatiënt is. “Ach meisje”, zal hij straks in de tuin tegen me zeggen, “Ik heb het gehad. ..”
      Heb je goddomme zo’n mooi huis, maar een hartkwaal.

Mary: “Maar gelukkig zijn er altijd vrienden en vriendinnen die me willen vervoeren. Ik heb wel de optredens teruggeschroefd naar een keer per week.”

En de rest van de week?

“Dan sorteer ik de brieven.”

Op wat? Op leed?

“Nee, op jaar. En ik ben bezig om een index te maken van alle liedjes die ik heb gezongen. Ik heb 500 liedjes opgenomen. Daarvan zijn 16 miljoen exemplaren verkocht. De brieven zitten in ordners.
      “Ik lees ze drie, vier keer over. Tenminste, als ze de moeite waard zijn. Er staat vaak veel verdriet in.”

Dus waar u over zingt....

“Het bestaat echt. Ik heb wel eens het verwijt gekregen: ‘Mevrouw, u rakelt met uw vals sentiment alleen maar dingen op die mensen willen vergeten’. Weet je wat mijn ervaring is? Mensen voelen dat ik over iets zing dat hen zelf aan gaat - of is aangedaan. Ze vinden in mijn liedjes een aanleiding om zich niet alleen met hun ellende te voelen. En dan schrijven ze mij.”

Wat gaat u nu met de brieven doen?

“Nou, de enveloppen doe ik weg. Ik schrijf het adres op de brief. Hadden we hier toch opeens twee wastonnen vol enveloppen. Die hebben we naar een inrichting hier in de buurt gedaan, voor de mensen die daar postzegels sparen. En er is wat aan postzegels in de loop der jaren uitgegeven: van twee cent, van vier cent - tot nu dus van 70 cent.”

Mooi.

“Je moet niet denken dat alleen oudere mensen me schrijven. Ik heb brieven van kinderen van 13. Die schrijven: ‘Ik ben wat ze noemen een sleutelkind. Mijn moeder werkt en m'n vader is nooit thuis’. Ik zing het en ze noemen het vals sentiment, ík lees het in de brieven.”

Ze trekt het aan misschien: het hart-uitstorterige. Heeft ze dat altijd gehad?

“Ik denk het. Ik weet het niet. Ik had zeven broers en twee zusjes. En ik weet dat ik al heel vroeg zag dat mijn moeder dacht: hoe moet ik nou de week weer met twaalf man doorkomen? Ik was altijd ziek. Maar ik kon al heel snel met haar praten. Ik was een jaar of negen en toen vertelde ze me haar zorgen.”

Toch heeft u destijds het levenslied als genre niet bewust gekozen. Hoort u zo nu en dan niet eens waarvan u denkt: had ik ook best willen doen?

“Jawel. Natuurlijk.”

Wat dan?

“Country and western. Hoewel, ik denk dat het teksten zijn die me aantrekken en daarin speelt toch vaak de band met de moeder. Ik weet het niet hoor, misschien komt het, omdat ik zo'n goede band met mijn moeder had. Ik heb nu een lied, ‘Jongen, ben je je moeder vergeten’. Dat zing ik in een bejaardentehuis. Komt er een mevrouw van 82 naar met toe, die zegt: ‘Ik heb mijn zoon sinds 20 jaar niet gezien. We hebben ruzie gehad, hij wil me niet meer zien. ‘Maar’, zegt ze, ‘ik hou toch nog van hem.’ Wat ik in die liedjes zing, is de realiteit.”

Om toch nog enigszins vrolijk te eindigen, misschien. Wat vindt ze van de Nederlandstalige popmuziek van dit moment?

“Ik vind het enig. Dat Doe-Maar…, helaas is het opgeheven, maar toen ik die jongens voor het eerst hoorde, dat was met ‘Doris Dee’… . Ik zeg tegen m'n man: ‘Dat wordt een hit, hoor, die groep’. Ik heb die jongens en ook de jongens van andere groepen later nog wel eens gesproken. Weet je wat me nou zo'n deugd doet: ze hebben erkend dat het zo moeilijk is om goede teksten in het Nederlands te schrijven. Kijk, het is zo: in het Nederlands stáát ieder woord. Wij hebben alles benoemd. Een Engels woord staat soms voor zes betekenissen. Dan is het ook makkelijker om op te rijmen. Dat hebben ze nu ontdekt en dat vind ik een rechtvaardiging van waarmee ik ben bezig geweest.”

Vijftig jaar in het vak. En 65 als mens.

“Ze hadden die dichter Lucebert op de radio op m'n verjaardag nog gevraagd om z'n mening over mij. Weet je wat die man zei: “Je hoort in haar stem de tragiek en dat kan ze alleen maar zo doen, omdat ze die zelf heeft meegemaakt en heeft doorleefd.’ ”

 

Zangeres Zonder Naam - Mexico (Live in Paradiso)

Zangeres Zonder Naam - Mexico (Live in Paradiso), 1986.

www.youtube.comngeres Zonder Naam - Mexico (Live in Paradiso)

 

Hierbij een videoclip van De Zangeres zonder Naam in haar succesnummer ‘Mexico’.

Er bestaat een flink aantal youtube-opnamen van veel van haar liedjes. Maar dat is vaak play-back: op televisie mimen bij een plaatopname.

Ik heb deze clip uitgekozen, omdat het een live optreden is. Wie goed kijkt, ziet de ras-artieste die Mary Servaes was. (Els)

 

 Meer van Els: HIER