De waarheid is een koe

     
       Provo, Kabouter van het eerste uur, gemeenteraadslid en wethouder van Amsterdam, fractielid van het groen Progressief Akkoord in het Europees Parlement, lid van Provinciale Staten in Noord-Holland voor Groen Links: ziehier de progressieve carrière van Roel van Duijn (20 janauri 1943).
      Of zoals hij zelf noemt: “Een ontwikkeling van anarchist tot groene, linkse democraat”. Maar met een paar constanten: verzet tegen autoriteiten, tegen machtsconcentraties, voor behoud van het milieu, versteviging van de multiculturele samenleving en invoering van het referendum.

      Een aantal jaren verkoos hij het platteland voor de stad. Hij werd boer in Groningen. Inzet was: zijn idealen over de ecologische landbouw zelf te realiseren. Toen hij zijn boek ‘De waarheid is een koe” publiceerde, kon ik het niet langer houden.  

       Ik moest het allemaal met eigen ogen gaan zien daar in het noorden. Mijn interview met hem verscheen op 24 april 1982 in Het Vrije Volk.

 

 Eén uit Veele

(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)

De Duitse radiozenders zijn hier in Veele beter te ontvangen dan Hilversum. En de boeren die ik de weg vraag, versta ik ook al niet. Maar ze kennen hem allemaal: Roel van Duijn, ex-Provo, ex-Kabouter, ex-wethouder voor de PPR in Amsterdam en naar verluidt nu ook ex-boer. Maar dat laatste weet ik niet helemaal zeker. Aanleiding voor het gesprek is in ieder geval zijn meest recente boek: ‘De waarheid is een koe, aantekeningen van een kleine boer’.        
      Hoe een feministe en een progressief politicus het klaren in het Oost-Groningse boerenland op biologisch dynamische grondslag.

 “Roel”, zegt hij eenvoudig als hij zich voorstelt. En: “Kan je over het hekje stappen?”
Of eigenlijk: “Kà je òve hat hakje stappe?”

Ex-boer, schat ik. Hier is-ie dus: De Amsterdamse intellectueel die slechts luttele tijd na vertrek uit de hoofdstad geheel gemotiveerd de nageboorte van zijn zoontje tot mest zou verwerken. Roel van Duijn. Ooit genoemd: ‘Eén uit Veele’.
      Over het hekje stappen blijkt inderdaad de enige mogelijkheid om op het erf van de boerderij te komen. Later op de middag zal nog enig klauterwerk volgen. Maar eerst word ik ontvangen in de bijkeuken. 't Kan trouwens ook de woonkamer van de Van Duijns zijn. Want het verschuiven van grenzen ligt in het verschiet en de toekomst heet hier al begonnen te zijn. Thee van een onbekend kruid. En Josti, de kunstschilderende vrouw van de kleine boer.

Roel moet alsmaar lachen. Ginnegappen is één van de twee gemoedsgesteldheden die ik van hem te zien krijg. De andere is Pure Ernst. Maar steeds is er die blik in zijn ogen die op mij nog het meeste overkomt als ‘Moeder, ik ben niet gelukkig’. Ik krijg in ieder geval steeds de neiging om mijn arm om hem heen te slaan, uitroepend: ‘Ah joh, 't valt allemaal wel mee’.

      Maar het vált niet mee.

Ellendig

“Het is ellendig dat het zo ver is gekomen met de PvdA.”

Tja.

“Het ligt niet aan Den Uyl. het is gewoon een andere partij dan voor de oorlog. Het streven naar een andere maatschappij, het is er niet meer bij. Er is geen visie die hen leidt. Ze zijn niet duidelijk. Ze doen niet anders dan het kapitalisme versterken. De PPR en de PSP zijn wat dat betreft toch anders, duidelijker ook.”

Hoe is het nou met jou?

“Ik schrijf. En Josti schildert.”

Je schrijft? Hoe is het dan met het boerenbedrijf. En je zou toch weer de politiek in… je stond op de tweede plaats voor de PPR voor Provinciale Staten van Groningen.

“We waren inderdaad van plan het bedrijf te sluiten. Het werd ons te veel. Én koeien én kaas én twee baby’s verzorgen. Maar gelukkig hebben we een echtpaar gevonden -ze wonen hiernaast- dat het bedrijf wil runnen. Zo hebben wij ons geleidelijk aan terug getrokken.”

En de politiek?

“Ja, de PPR heeft dus iets te weinig stemmen gehaald. Ik ben niet ontevreden over de PPR, want de partij is hier verdubbeld. Maar een tweede zetel zat er niet in.”

En nu schrijf je?

“Ja.”

Maar ik bedoel... inkomsten... ?

“Dat zou een probleem kunnen worden.”

Dan maar een foto. “Tussen de koeien”, suggereert de fotograaf. Niet tussen de koeien natuurlijk. Want de koeien heeft Roel net achter zich gelaten.

“Een portret, gewoon”, stelt Roel voor.

Ben ik het wel mee eens eigenlijk. 't Wordt uiteindelijk een prent van de happy family. Zoontje Balster mag voor de gelegenheid op de schommel die op z'n Ot en Siens in een boom hangt. Vader Roel geeft Balster telkens een zetje: “Schómmele, schómmele.”

(We hebben de bewuste foto niet kunnen achterhalen. Maar wel iets wat ook een mooi tijdsbeeld is. R.v.d.B.)

 

Roel & Josti

(Midden: Jaap van der Doef. P.v.d.A-politicus, destijds staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat))

Voor het intellectuele gedeelte van het gesprek moeten we een ladder op waar ik dus nooit meer af zal komen. Boven: Een kale kamer. Hout, kleed op de vloer, Josti's palet, een paar schilderijen, een schrijfmachine, een boekenrekje met daarin boeken over psychologie, yoga, politiek en - beduimeld - ‘Bloed’ door Roel van Duijn.

      Twee rechte stoelen. En daar zitten wij op.

Milieubederf

“Tien jaar geleden kreeg het probleem van het milieubederf de aandacht. Nu is dat de werkloosheid: Die is tastbaarder. Maar beide verschijnselen zijn twee kanten van hetzelfde: De concurrentiemaatschappij.”

Je hoeft in hem niet eens een kwartje te gooien om een grammofoonplaat te kunnen horen.

“Twaalf jaar geleden was het aan dovemansoren gezegd als we zeiden: ‘Pas op voor de gifstortingen van Philips Duphar of de Chemische Fabriek Naarden’. We moesten ‘Vertrouwen hebben’. Maar er is een intensieve suscampagne gevoerd. Nu vinden ze gifbelten. Toen kregen we geen poot aan de grond.”

Word je daar nou niet treurig van?

“Treurig? Relativerend misschien. Soms heb je het gevoel: Wat baat het? Maar toch: Je moet er mee doorgaan”
      Sommige mensen zijn pessimistisch. Denken aan de ondergang van deze beschaving.
“Dat vind ik juist optimistisch: Dat het kapitalisme ten onder zou gaan. Het zou moeten worden vervangen door een gecentraliseerd stelsel. Maar de beweging die dat wil, is nog te onmachtig.”

De laatste woorden zijn uitgesproken in het trapgat, want er is telefoon. Kan ik nog even lezen in zijn laatste boekje. Het is bijna een dagboek, waarin iedere komma een betekenis heeft. Het is naast een kruistocht tegen het gif en de grootschaligheid in de landbouw het verslag van de strijd in een modern huwelijk, een stadshuwelijk, uitgewerkt op het platteland. Waarom doet hij dat? Waarom mag de hele wereld meebeleven, dat Josti zegt, (citaat uit boek) ‘de knijper uit haar mond halend: “Wanneer doe jij eindelijk eens iets zelfstandigs?”

      Íntussen gaat het gif ook door. Roel is weer de trap opgeklauterd.

Philips Duphar

“Ik krijg net een telefoontje, hadden we het zojuist niet over Philips Duphar? Ik hoor dat ze nog steeds gif in zee gooien. Iedere dag gaat er een stukkie natuur kapot.”

Mensen wennen aan die berichten.

“Natuurlijk. De regen is 25 keer zo zuur als hij moet zijn. ‘Maar’, zo is dan natuurlijk de reactie, ‘wat maakt dat uit als er kernwapens staan die ettelijke keren de aarde kunnen vernietigen’. Ik word er doodziek van. Ik ben er een beetje laconiek onder geworden. Aan de andere kant: we hebben met dit bedrijf laten zien dat het ook anders kan. En er is veel goeds gebeurd. Er zijn honderden boerenbedrijven als dit ontstaan, er zijn honderden winkels gekomen die dit soort verantwoorde producten verkopen en er zijn duizenden consumenten die geïnteresseerd zijn in de artikelen.”

Eten jullie vegetarisch?

“Nee, nee. We eten weliswaar niet iedere dag vlees, maar ieder jaar, ik heb hier gezien, krijgen de koeien kleintjes. Je kan het niet allemaal laten doorleven. Dat is onzinnig. Je bent wel gedwongen te slachten. Anders moet je die beesten begraven. Dat is ook zonde.”

Heb jij ook...?

“Ja.”

Hoe deed je dat dan? Bracht je ze naar het abattoir?

“Nee, er kwam een slager hier.”

Heb je het ooit gezien?

“Nee.”

Nee?

“Ik vind het eng.”

… ?

“Waar ik wel tegen ben is de bio-industrie. Maar als je dieren een goed leven hebt gegeven... .”

Laten we het maar weer eens over de decentralisatie van de landbouw hebben.
     
      “Kleine bedrijven, het kán, maar het is hard werken, je hebt veel verantwoordelijkheid en je moet materieel bescheiden leven. Dat is niet populair. Maar als de economie echt gaat kelderen, dan kan het zijn dat bescheidenheid als nood een deugd wordt. Wij hebben de taak dat voor te bereiden. Ook om te laten zien dat het best leuk kan zijn.”.

Maar je bent nu toch weer aan het schrijven geslagen.

“Jawel. Ik heb in vijf jaar boerenbedrijf veel geleerd. Maar ik ben toch te veel hoofdarbeider. Ik heb willen laten zien dat het kan. Ik denk dat dat  mijn levenswerk is: Het alternatieve bewustzijn verdiepen.”.

Toen je uit Amsterdam wegging, dachten volgens mij veel mensen: Hij vlucht in het boerenbedrijf.

“Ja, nou ja, ik had er ook schoon genoeg van voortdurend met mijn kop tegen de muur te lopen. Als bestuurder kan je zo weinig waarmaken van wat je hebt beloofd. En ik had ook zin om wellicht een miniem gedeelte van wat me voor ogen stond te realiseren.”              

Zie je nog wel eens mensen van Provo?

“Ja hoor, er is zeker een band ontstaan destijds. Wat we toen hebben gedaan, is van belang geweest. Het anti-autoritaire denken bijvoorbeeld. Dat is het wezen van de democratie.”

Maar wat ga jij nou doen?

“Ik ben bezig.”

Maar waarmee dan?

“Ik ben bezig met het op papier zetten van een nieuwe visie op de maatschappij.”.

Dat lijkt me een, eh, niet geheel onpretentieus karweitje.

“Haha, dat is het ook niet. Ach, ik leef materieel misschien heel bescheiden, maar verder niet, hoor.”.

Het trapgat

Telefoon.
      Hij is al naar beneden. Ik wil ook naar beneden, maar ik loop nog minstens een kwartier om het trapgat heen. Ik kom hier nooit meer weg. In het uiterste geval Josti maar geroepen: Kan jij me de techniek van het trappen klimmen uitleggen?

“Achteruit...”, roep Josti. Ja, ja. Maar ze is al weer weg, Ik heb vele wensen, maar niet om in dít harnas te sterven. Het schrikbeeld geeft me vleugels. In ieder geval kom ik op de één of andere manier beneden. Er is niemand te zien. Hoewel, wél het meisje dat eens in de zoveel tijd op de kinderen Van Duyn, Balster en de oudste, Olmen, past.

O ja en Roel nog even. Rukt zich los uit het telefoongesprek. “Ik zal je even uitlaten.”

Of  eigenlijk: ‘Ik za je eve uitlate.”

Ook om in de buitenwereld te komen moet je over het hekje klimmen.

 

 

      ‘k Kan het niet laten. Hierbij ‘Gerrit’, ook een soort van stadse herenboer: Wim Sonneveld, 1964 op tekst van Friso Wiegersma en op muziek van Harry Bannink. (Els)

 

       

         Wim Sonneveld - Gerrit  

 

 Meer van Els: HIER