M’n allerliefste klein sopraantje
(Door Els Smit, journalist te Rotterdam)
Het begon een paar weken geleden. Ik keek naar buiten, de tuin in en:
Er zat een vogel in de boom die kon wél kakken.
En ik miste mijn man weer zo erg. Want van hem was (en dat zong hij soms, meestal ongevraagd): ‘Er zat een vogel in de boom en die kon niet kakken’ plus vervolgtekst (ik meen: ‘Er was een strootje aan z’n poeperd blijven plakken’).
Het ging op de melodie van de tango ‘Adiós Muchachos’ van Malando, pseudoniem van de Rotterdamse orkestleider Arie Maasland, die met zijn tango-rumba-orkest in de jaren vijftig van de vorige eeuw zo populair was op de Nederlandse radio en ook in Japan.
Teksten, vaak scabreuze, op klassieke melodieën. Ik had er al vroeg mee kennisgemaakt. Het was 1958 en geprivilegieerde mensen keken toen naar het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker op de televisie. Mijn schoolvriendinnetje Madelon van den Berg toonde me na de kerstvakantie triomfantelijk een tekening van telkens twee boogjes omhoog en twee boogjes naar beneden. ‘Wat staat hier?’ vroeg ze met glinsterogen. Ik geen idee natuurlijk.
Zij wist het: ‘Tietie Kont, Tietie Kont, Tietie Kont Kont, Kont,’ zei ze.
Het was de Radetzky Mars.
Haar vader had dat verzonnen. Het Tietie Kont dan
Zij hadden al televisie.
Het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen gaat tot op de (Nieuwjaars)dag van vandaag door, met altijd dezelfde mars tot slot. Elke gastdirigent maakt er iets van zichzelf van. Zoals in 2023 de licht (hoewel licht?) schmierende Franz-Welser Möst, die behalve het orkest ook de zaal dirigeerde. Ik prefereer Carlos Kleiber, Wenen 1989. Hij tilt de mars naar de dans. En zonder, ha, aanwijsbaar dedain naar de zaal en met alle egards voor orkest en muziek.
Mijn moeder was van huis uit erg netjes. Tietie Kont, Bah. Maar ze had een goed waarnemingsvermogen en ze onthield ook veel. Over de familie Nicodem bijvoorbeeld, halverwege jaren vijftig onze benedenburen op het Mijnsheerenplein in Rotterdam. Het was een muzikale familie. Een piano in huis. Veel klassiek. En als de middag vorderde ook jazz. Het was bij ons boven allemaal te horen. En zo vertelde mijn moeder me de volgende dag giechelend: ‘Ze zongen: “Geef me vijf minuten een Moor”.’
Het was ontleend aan ‘Give me five minutes more’ van Frank Sinatra.
Mijn echtgenoot was naar ik meen van huis uit ook vrij netjes. Maar ja. Van hem hoorde ik, jaren later, een wonderlijke parafrase op een lied van de zanger Max van Praag die in de jaren vijftig populair was op de radio. Het lied heette: ‘Wanneer de deur zacht open gaat, dan weet ik: dat ben jij.’ Peter leerde me: ‘Als je scheur zacht open gaat, dan weet ik … ’. Het was een mannengrap, ik weet het zeker.
Uiteindelijk was er wel dat allerliefste klein sopraantje, ‘met wie ik wandelde in het maantje, maar dat niet meer aan me denkt nu ik niet meer zing.’ Max van Praag zong ook dit jaren vijftig op de radio.
Peter herinnerde zich het lied, tot op hoge leeftijd, steeds bij het tweede deel van het Concert voor Fluit en Harp van Wolfgang Amadeus Mozart. En dan sloeg hij, mijn man dan, met gepaste mimiek en languissante gebaren de maat.
Malando et son orchestre - Adios Muchacho
Radetzky-Marsch op. 228 (Johann Strauss I)
Frank Sinatra - Five Minutes More
Als de Deur Zacht Opengaat - Max van Praag (1955)
Mozart - Flute & Harp concerto, K 299 - 2nd movement - Andantino
Meer van Els: HIER