Een klein kuteiland

Marcel komt uit Tholen en staat een paar keer per week met een viskraam op het dorp bij mij in de buurt.
      Hij houdt van zijn vak en weet er veel van. Kent veel recepten ook. Het is er altijd druk, want iedereen weet dat Marcel goede verse spullen verkoopt. Hij geeft van tevoren een tip als hij bijvoorbeeld wilde zalm heeft. Of griet of tarbot. Verse inktvis. En als je helemaal zeker wilt zijn kun je hem een dag van tevoren bellen.
      Het is er mede zo druk, omdat Marcel alles ter plekke fileert en schoonmaakt. Nieuwe haring natuurlijk ook. Dat houdt een beetje op, maar de mensen weten dat en nemen ‘t op de koop toe. Er worden geen nummertjes getrokken, zodat nieuwe klanten steevast vragen:
      ‘Wie was de laatste?’.

De laatste paar weken had hij een assistente, die hij goed geïnstrueerd had. Maar gisteren was ze er niet en moest Marcel het weer alleen doen.

      'Nee’, is het antwoord. ‘Ze had geen zin’.

‘Vind ik ook’, zegt Marcel.’
      ‘Maar ze belde gisteren, dat ze een paar dagen met vriendinnen op pad ging‘.
      Dan zou ze er zaterdag weer zijn.
      Maar ja!. Daar had ik niets aan, dus ik zei: dan hoef je zaterdag ook niet meer te komen’.

De mevrouw (een jaar of zestig) keert zich naar mij en zegt:
     

En dan:

      'Bent u er wel eens geweest?’, vraag ik maar.

       ‘En?’, vraag ik.

      'Maar ze hebben toch wel lekkere vis daar?

      ‘Maar mevrouw , u vindt er dus helemaal niets aan op Malta’.


Goedemorgen!