FARIBA
(Door Peter Flik, photosooph te Hongarije)
Uitgeput nemen we de trein uit Istanbul terug naar het westen. Wel prachtige stad, maar oversteken kan je er beter niet doen.
Reisgenoot J. had al bij aankomst in Istanbul voorgesteld om maar op het station te blijven, die stad zou alleen maar stank, lawaai en moeilijkheden geven.
Er werd een compromis gesloten, één dag te Istanbul. En die stank, lawaai en moeilijkheden kwamen gewoon.
De trein is een restant van de historische Oriënt Expres. Er zijn een paar rijtuigen van die trein overgebleven en daar maakten we gebruik van. Pullman-wagens. Het zegt nu niemand meer wat, maar neem maar aan dat Agatha Christi daar ook mee heeft gereisd. Vriend J. houdt van chique en we dineren in de vallende schemering in het restaurant-rijtuig met de losse stoelen en de damasten tafellakens. De obers zijn zoals ze moeten zijn, ze kunnen zo in de film. We zijn maar met z'n tweeën, maar daar komt spoedig een eind als Zij binnenkomt. Iets verder naar achteren in het schemerlicht van buiten. De laatste zonnestralen verlichten haar opvallende gelaat met de amandelogen. We zouden haar aan onze tafel kunnen uitnodigen, maar zowel J. als ik begrijpen dat dit op de één of andere manier te veel zou zijn. Zonder nog veel te spreken reizen we de Balkan in. Zij en ik kijken elkaar regelmatig aan. Als het helemaal donker is verlaten we het rijtuig om te gaan slapen. Een laatste blik en een glimlach.
De volgende morgen zijn we in Belgrado en zullen daar overnachten. Teveel Oriënt is ook niet goed. Daar in Belgrado kan je beter ook weer niet oversteken, maar het verschil met Istanbul is dat je het wel kan doen. Ontbijt in het staatshotel met de staatseieren en het staatsbrood. Vriend J. wil vroeg naar het station, want daar hebben ze goede wodka wist hij van vorige reizen.
De taxichauffeur is er één van mij maak je niet gek. Behendig loodst hij door het verkeer, waarbij hij steeds zegt dat als je je aan de regels houdt het je dood kan betekenen. Intuitie daar gaat het om.
En dan plotseling, zonder enige waarschuwing vooraf: daar staat Zij midden op een rotonde. Ik roep STOP tegen de chauffeur. Hij ziet de vrouw en begrijpt onmiddellijk waarom het gaat. De hele rotonde stopt en allen begrijpen waarom het gaat. Ik vraag Haar om in te stappen. Zij doet dat en vraagt waarheen we gaan. Ik leg uit dat we naar het station gaan en dat we daar nog een uur hebben. Dat uur breng ik met jou of jullie door, zegt zij.
Eenmaal op het station laat vriend J. ons alleen en ik zit met haar, de mooiste vrouw die ik ooit heb gezien, op het terras buiten. Zonder dat tegen elkaar te zeggen weten we dat we heel veel jaren in één uur moeten inpassen en dat deze intense vriendschap nogal begrensd is door de tijd. Ik begrijp dat zij Iraanse is, dat zij het uit heeft gemaakt met een man in Belgrado en zich een toekomst denkt in Duitsland.
Het kortste uur uit mijn leven is snel opgebruikt en we moeten afscheid nemen. We hebben elkaar geen adressen gegeven, omdat we allebei weten dat illusies geen eten mogen krijgen. Zij brengt me naar de trein. Er breekt een zwaar noodweer uit als we naast de trein staan en elkaar omhelzen. Doornat worden we. De conducteur die moet fluiten wacht tot hij ziet dat we klaar zijn.