De teringzooi voorbij
Ik kreeg deze flashmob opgestuurd van een kennis. Niet zozeer vanwege de inhoud, maar meer om de plaats waar het zich afspeelt. Die plaats is een warenhuis in Cluj, een stad in de Roemeense regio Transsylvanië.
We zien een man, die de roltrap afdaalt en een aria uit de opera Il Trovatore (De Troubadour) van Verdi gaat zingen. Er verschijnt een dirigent met een vlinderdasje en een mannenkoor, dat hem ondersteunt. In een tweede deel zingt een gemengd koor een aria uit diezelfde opera. Het publiek vindt het prachtig. Sommige mensen gaan meezingen; anderen gaan dansen.
Waarom keek ik nou met extra belangstelling -nee met toenemende verbazing- naar dat filmpje.
Wel: Ik ben in een wat verder verleden twee maal in Cluj geweest. In de zomer van 1987 en in de winter van 1992. En ik verzeker u: het was er beide keren meer dan verschrikkelijk.
Ik zal direct uitleggen waarom, maar eerst die beelden. We zien modern geklede mensen. Ze zien er goed uit, doen vriendelijk, kijken met sympathie naar de tenor en de koren, maken foto’s en video’s met moderne mobieltjes in een decor waar van alles te koop is.
LATEN WE DE EUROPESE UNIE ZEGENEN DIE DIT MOGELIJK HEEFT GEMAAKT, WANT:
In 1987 was Ceausescu nog aan het bewind. Wij waren voor de VPRO met een select gezelschap radioluisteraars in Cluj Roemenië. We sliepen in tenten op de plaatselijke camping. Er waren nog twee andere tentjes bezet door eenzame mannen. Ze waren van de geheime dienst; de Securitate.
Overal waar wij gingen werden we achtervolgd. Met de plaatselijke bevolking mocht niet gesproken worden. Daar stonden voor die mensen hoge boetes of zelfs gevangenisstraffen op. Mensen keken somber en nors. Ze wantrouwden elkaar, want het was bekend dat één op de drie mensen actief voor de geheime dienst was.
In de winkels was vrijwel niets te koop. Verrot fruit, beschimmeld brood, groen uitgeslagen blikken met vet spek en vleesrestanten. Het openbaar vervoer lag vrijwel stil. ’s Avonds brandden er op straat geen lichten. De sfeer was kil. Op straat lag afval. Huizen en gebouwen stonden slecht in de verf.
Het was kortom een teringzooi.
Dan was er nog de kwestie van de Hongaarse minderheid in Cluj. Transsylvanië behoorde ooit tot de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, maar werd na de Eerste Wereld Oorlog bij Roemenië gevoegd. In Cluj was ongeveer de helft van de bevolking Hongaars. Zij werden gediscrimineerd.
Het Hongaars was geen officiële taal en alle Hongaarse uitingen in het openbare leven waren verboden.
Vijf jaar later
Vijf jaar later ging ik er weer naar toe. Met vriend en collega Klaas Vos, die op het Hongaarstalige Theologisch Instituut in Cluj gestudeerd had.
In Timisoara Transylvanië was de bevolking onder leiding van Hongaren in opstand gekomen tegen het bewind van Ceausescu. De revolutie sloeg over naar andere delen van het land.
De leider en zijn echtgenote werden na een schijnproces door een vuurpeloton geëxecuteerd.
Het was winter en enorm koud. De temperaturen liepen op tot meer dan twintig graden onder nul.
Er was nog steeds een tekort aan alles. De elektriciteit viel af en toe uit en de stadsverwarming werd ’s nachts gewoon uitgezet. Wij lagen in bed met dikke jassen aan. Er lag meer dan een meter sneeuw in de straten. Die sneeuw werd niet opgeruimd.
En de tegenstellingen tussen Hongaren en Roemenen waren natuurlijk niet ineens verdwenen.
Zevenentwintig jaar later kijk ik naar dat filmpje. In de aftiteling wordt Cluj Kolozsvár genoemd. De Hongaarse naam. Op een bord verschijnt de Hongaarse vertaling van Il Trovatore (A Trubadúr).
Het kan dus wel, dat we keurig geklede mensen zien in een modern warenhuis; de etnische en politieke tegenstellingen zijn nog volop aanwezig.