De Paardenhemel

Even buiten het Noordhollandse dorpje Groet richting zee ligt camping De Paardenhemel. Gerard en Karel van het Reve logeerden hier in hun jeugd regelmatig met hun ouders.

In de roman Het Boek Van Violet En Dood (1996) schrijft Gerard Reve: ’Het kampeerterrein, dat ik mij herinner als een grote rechthoekige weide, bevond zich onder het gehucht Groet, dat achter de Noordzeeduinen lag en grensde aan Camperduin, dat aan zee lag waar de duinen ophielden en een zwarte zeedijk begon die bij Petten eindigde omdat daar wederom duinen lagen. De twee gehuchten hadden iets onschuldigs en idyllisch, zonder de geringste allure van een echte badplaats te zijn‘.

Bij de ingang van de camping is een zwaar ijzeren hek met daarop twee bruine paardenhoofden. Achter de camping bevindt zich een oud karrenspoor, waar vroeger het zand van de duinafgravingen met paard en wagen werd vervoerd naar het Noordhollands Kanaal, om verder naar Amsterdam te worden getransporteerd. De dode paarden werden achter de camping begraven en zo is die naam ontstaan.

Ik was daar voor een radioprogramma in het voorjaar van 2004 met directeur Kees de Bakker van uitgeverij Conserve in Schoorl. Wij maakten een literaire wandeling van Bergen via Schoorl naar Groet. De Bakker noemt het zeer waarschijnlijk dat in De Paardenhemel de grondslag voor De Avonden is gelegd.

Wij beginnen in de Eerste Bergensche Boekhandel, strijken neer in café Het Huis met de Pilaren, waar Adriaan Roland Holst iedere dag te bezichtigen was, bezoeken het graf van Lucebert, waar sinds kort een nieuw monument van de kunstenaar zelf was geplaatst en lopen door de ‘Indische duinen’ van Adriaan van Dis naar Bergen aan Zee.
      We reconstrueren het verhaal Teun de Jager van Nicolaas Beets (Hildebrand), rusten in het schrijvershuis Ruim Blik waar Jan de Hartog zijn Hollands Glorie schreef en eindigen op de camping waar de tenten van de Reves stonden. Recht tegenover het huisje waar Neeltje Maria Min gedichten schreef.
      Anja Meulenbelt leest haar essay Tovertuin, opgenomen in de wilde tuin van haar ‘opa, die niet haar opa’ was.