Van Kenia tot Nigeria

ImageBarry and Me

 

Ilona Eveleens werkt sinds 1996 als journalist in Afrika met als standplaats Nairobi, de hoofdstad van Kenia.

 

Zij werkt ondermeer voor de 18 regionale kranten van de Geassocieerde Pers Diensten (GPD), voor Tageszeitung in Berlijn, voor de E.O. en voor het radio 1 programma Wereldnet.

Ze is verliefd.

 

Op Afrika en op Nigeriaanse Barry. Zij verwacht -nee weet zeker- dat ze altijd in Afrika zal blijven, want ze is gefascineerd door het continent, zijn culturen, zijn mensen, zijn ontwikkelingen. En het oneindig bestaan daar wil ze met Barry meemaken.

 


Goedbedoeld racisme en vooroordelen


Ik ben aan deze bijdrage wel tien keer begonnen. Ik kan makkelijk leuke verhalen schrijven over de wilde dieren in mijn achtertuin, ervaringen over corruptie of hoe culturele verwarring kan ontstaan. Maar ik wil liever op de serieuze toer gaan en iets persoonlijks delen.
     
       Ik ben verliefd!

Die constatering veroorzaakte vreugde en opluchting bij familie, vrienden en kennissen. De meesten hadden de hoop opgegeven dat ik het ooit nog eens langdurig met een man zou uithouden. Toen ze echter hoorden wat zijn nationaliteit is, luidde de reactie steevast.
      “Nigeriaan?! Ooooh!..........Wat leuk voor je”. 
De toon van de woorden in die zin, sprak boekdelen. Voor wie het niet weet. Hij is donkerbruin en afkomstig uit een land dat wereldwijd de reputatie heeft, te worden bewoond door meesters in frauduleuze zaken.  
      “Is zijn dokterstitel wel echt?’ vroeg een collega die bijna twintig jaar in Afrika werkte.   
      “Weet je zeker dat hij niet uit is op je geld”, luidde de vraag van een Keniaanse vriendin die ik kon verzekeren dat zijn bankrekening een stuk vrolijker oogt dan de mijne.
      “Heb je z’n familie wel nagetrokken”, wilde een vriend weten. 

                                                                                                    
VOOROORDELEN

Staaltjes van alles over één kam scheren. Ik weet dat racisme anno 2007 nog altijd levendig is en misschien wel levendiger wordt. Ook Afrikanen discrimineren elkaar. Tenslotte kost het mijn vriend negen weken om een visum te krijgen voor Kenia, waar ik woon. Alleen visumaanvragen uit Nigeria en Tsjetsjenië worden niet door de Keniaanse ambassades behandeld maar doorgestuurd naar Nairobi voor goedkeuring.
     
Het “goedbedoelde”racisme en vooroordelen kwamen uit onverwachte hoek. Ik weet zeker dat het blanke deel van vrienden en kennissen hun vragen niet hadden gesteld als mijn vriend een Nederlander, Brit of Fransman was geweest.
      “Weet je zeker dat die John Smith zijn dokterstitel niet gewoon heeft gekocht?” of 
      “Is Jean Mouton niet uit op jouw spaarcenten?”
Nee zulke opmerkingen waren er vast en zeker niet geweest.
      De eerste paar keer dat ik geconfronteerd werd met dergelijke vragen veroorzaakten bij mij slechts opgetrokken wenkbrauwen. Maar na enige tijd begon het pijn te doen. Tenslotte gaat het om de man van wie ik houd. Mijn vriend met wie ik de ervaringen deel, reageert veel beter dan ik. Hij vindt het jammer dat zulke vragen worden gesteld maar gooit het op onwetendheid. 

                                                                                                       
JANKEN              

Ik kan bij tijd en wijle wel janken om wat ik beschouw als racisme of xenofobie. In mijn werk kom ik met enige regelmaat het blanke superioriteitsgevoel tegen. Waarom denken blanken toch dat ze intelligenter of beter zijn dan Afrikanen?  Ik dacht dat hersens in ons hoofd zaten en niet in ons vel. En er zijn weliswaar miljoenen hulpbehoevende Afrikanen maar er zijn ook miljoenen Afrikanen die voldoende geld hebben. Een paar Nigerianen mogen de kunst van de fraude beter beheersen dan wie dan ook maar het overgrote merendeel van de ruim 140 miljoen van hen zijn niet zo sluw.  
      Ik had gewoon niet verwacht dat vrienden en kennissen in meerdere of mindere mate lijden aan racisme en vooroordelen. Ik was in mijn eigen vooroordeel een beetje voorbereid op dergelijke opmerkingen van blanke vrienden die politiek rechts van het midden staan. Maar tot mijn verbazing kwamen de pijnlijke vragen eerder van mensen van een linkse signatuur. De “domme”opmerkingen onder mijn Afrikaanse vrienden kwamen van mensen die weinig hadden gereisd en dus een beperkter wereldbeeld bezitten.    

                                                                                                      
WEGSPOELEN

Ik weet dat mijn vriend zelf aan mijn kennissenkring zal bewijzen hoe dom die opmerkingen waren door gewoon zichzelf te zijn. Maar bij mij heeft het een nare smaak in mijn bek veroorzaakt. Geen idee waarmee ik die moet wegspoelen.  

En als Ronald me nog een keer een kans biedt, beloof ik met een lolliger verhaal te komen.