Een ooit onbereikbaar eiland


De ferry van de consul


(Door Rolf Weijburg)

De belangrijkste bestemming tijdens de reis met de filmploeg door het Afrikaanse São Tomé e Príncipe (het op 24 na kleinste land ter wereld -nog altijd ruim 40 keer zo klein als Nederland-), was een bezoek aan het eiland Príncipe.
       In de jaren tachtig was het eiland “voor straf” een tijd lang afgesloten van de rest van het land en onbereikbaar, maar nu, in 2017 was er een ander probleem. Uiteraard wilden we graag per boot naar het eiland maar de ferry naar Príncipe was gezonken waardoor het eiland over zee niet meer te bereiken was.

 

Gelukkig was er echter de honorair Consul van België. Ik had ergens gelezen dat hij in Griekenland een kleine ferry had gekocht, het schip naar São Tomé had gevaren en er een wekelijkse dienst op Príncipe mee zou starten. Omdat het niet helemaal duidelijk was of het schip echt in de vaart was, contacteerde ik de Consul per e-mail. Ik vertelde hem dat we met een filmploeg naar São Tomé zouden komen en dat we graag per schip naar Príncipe wilden oversteken.
      “Geen probleem” antwoordde de Consul per ommegaande. Er was weliswaar vooralsnog geen dienstregeling, maar het schip, de MV Amfitriti, was wel degelijk in de vaart en voer op onregelmatige tijden naar Príncipe. Reserveren was helaas niet mogelijk.

Waarom er nou in godsnaam een Belgische Consul op São Tomé moest zijn is me een beetje een raadsel. Misschien was hij daar wel om de belangen van het deels Belgische bedrijf Agripalma, dat bezig was grote delen van het woud in het zuiden van São Tomé te kappen om er enorme oliepalmplantages neer te zetten, te behartigen. Maar dat bedenk ik zo maar even.

Film

We ontmoetten hem direct al de eerste dag toen we in de stad aan het filmen waren. Hij stopte zijn auto en we maakten een praatje. Daarna zouden we hem nog vele malen op allerlei verschillende plekken ontmoeten. Vaak in gezelschap van een hoge regeringsambtenaar of vriendjes uit België of Duitsland die even waren overgevlogen om wat zaakjes te regelen of te genieten van hun Santomese buitenhuis en lokale vriend of vriendin.
      De Consul was een man van netwerken, iemand die iedereen kende en overal opdook. Als Maltezer Ridder was hij ooit aangesteld als eerste secretaris op de ambassade van de Orde van Malta op São Tomé en later werd hij door de Belgische regering tot honorair Consul van België op het eiland benoemd. Een man met vele agenda’s, een kleurrijk persoon, een graaf ook nog eens, allervriendelijkst maar ook een regelaar, iemand die zijn vele contacten op de juiste manier kon inzetten voor allerlei zaken. En dat ook deed.

James Berisha

Op zijn site Flying for Kosovo raakte James Berisha, een Kosovaar die, nadat bleek dat internationale erkenning van de nieuwe staat Kosovo nogal haperde, vanaf 2009 met een klein vliegtuigje de Europese hoofdsteden, alle landen in Amerika en de Cariben en later ook iedere hoofdstad van Afrika aandeed om de regeringen te overtuigen van de noodzaak om Kosovo als land te erkennen, niet uitgepraat over de Consul die niet alleen een diplomatiek paspoort van de Orde van Malta voor hem regelde, maar hem ook talloze introducties bij de regeringen van menig Afrikaans land had kunnen verstrekken.
      Het project  Flying for Kosovo kwam jammerlijk ten einde toen Berisha in mei 2011 met een defect geraakt vliegtuig ergens in de Soedanese woestijn een noodlanding moest maken.

 

Haven

We waren naar de haven gelopen. De ferry van de Consul lag met open laadklep aan de kade. Vanavond zou het schip vertrekken voor de ruim twaalf uur durende overtocht naar Príncipe. De passagiers begonnen al vroeg de haven binnen te druppelen.

Een enorme heftruck zwaaide containers  over de hoofden van de wachtenden.
      Uiteraard liep de Consul er ook druk regelend rond. Hij was in het gezelschap van een Duitse vriend, een zakenman en de enige die in een benauwd pak met stropdas door de tropische hitte op de kade rondsjouwde. De Consul bemoeide zich met het inschepen van allerlei bouwmateriaal, grote bundels staaldraad, zakken cement, een betonmolen.
      “Er zijn slechts een paar cabines op het schip”, zei hij toen zijn lading aan boord was. “Die zijn helaas allemaal bezet. Als ik eerder van jullie komst had geweten had ik een cabine kunnen aanbieden.Het was zíjn boot, dus dat had zomaar gekund.
“Maar jullie kunnen je bagage en al het filmmateriaal veilig opbergen in de captain’s meeting room. Vraag naar Rasta, die wijst jullie de weg.”

Hij wenste ons een goede reis, stapte samen met zijn overdressed zakenvriend in zijn grote 4x4 en reed het haventerrein af.
      Nadat de vracht was ingescheept - bouwmaterialen, kratten bier, enkele oude containers, houten kisten, een paar grote kunststof watertanks , een vrachtwagentje en een kleine bulldozer -, was het donker geworden en mochten de passagiers aan boord. Iedereen werd op naam afgeroepen. Rasta, een grote donkere man met inderdaad rastahaar, bracht ons naar de captain’s meeting room waar we de bagage veilig achter slot en grendel konden achterlaten.  De scheepskantine was vrijwel direct volgestroomd met passagiers die zich in een mum van tijd alle banken, tafels en grote delen van de vloer als slaapplaats hadden toegeëigend. Wij installeerden ons op een aantal houten banken buiten op het dek.

Stempel

Midden in de nacht brak een heftig onweer los. Bliksem, windvlagen en zware regen dwongen ons naar binnen waar we Rasta ervan konden overtuigen ons in de meeting room te laten slapen. Het was klein en krap en we sliepen half over elkaar op de grond, maar het was er in ieder geval droog. Op het bureau lag een stempel dat ik bij wijze van souvenir afdrukte in mijn notitieboekje.

De volgende ochtend was het rustig en droog. Vanaf het dek zagen we de grillige vormen van Príncipe eiland opdoemen uit de ochtendmist.
      We voeren langs de oostkant van het eiland en draaiden de diepe baai in waar aan het einde het kleine hoofdplaatsje Santo António lag verscholen.

De aanlegsteiger was nog niet aangepast aan de hoogte van de Amfitriti en iedereen moest door een aantal stevige Principers aan land worden geholpen.

Ik stond nog maar net op de kade toen een blanke jongeman op mij afstapte.
      “Are you part of the Dutch filmcrew?” Het was een Zuid Afrikaan.
De Consul van België had hem gestuurd.
      “Onze chauffeur komt u om twaalf uur ophalen bij uw hotel , dan rijdt hij u graag naar het noorden van het eiland voor een bezoek aan ons nieuwe luxe-resort Belo Monte.”

 

 


Rolf Weijburg's
 A
tlas van de 25 kleinste landen in de wereld

KliHIER voor alle afleveringen