Amsterdam: Een Hergeboortestad
De stad in onderstaand gedicht is Amsterdam. Niet zijn geboortestad, maar zijn hergeboortestad.
Sybren Polet werd in 1924 in Kampen geboren en overleed in 2015 in Amsterdam. Daar ging hij in 1949 naartoe, nadat hij in de naoorlogse jaren in Zweden had gewoond en door Europa en Noord-Afrika had gereisd.
Hij voelde zich direct thuis in Amsterdam en publiceerde in 1958 de dichtbundel Geboorte-Stad, waarvoor hij de Jan Campertprijs kreeg.
Van Sybren Polet
Proloog
De stad waar wij in huis zijn
is een gedenksteen vol leven
is een geboortestad.
Is een geboortestad van
wit gehoorsteen.
Ik ken de stad, zij is goed, zij is
welluidend van leven, ik ken haar
zij is goed, zij is
beminnelijk middeleeuws
van zien, van zien
kent zij geen kwaad,
geen goed geen kwaad, want
alle dingen staan er voor
andere dingen en alle dingen
zijn mij en mijn schaduw
even goed. Zijn mij en mijn schaduw even
wit. -Laat daar- en daarom alleen
uit mijn slaap die ene witte schaduw
opstaan en wankelend, lichtwiegend, wankelend
zijn eerste geteende schreden zetten
in het zichtbare, vandaag. Hier zit ik,
blind van slaap, ogen om in te keren
wanneer de dag voorbij is. En nu,
mijn vriend de Geest: tijd
voor je transformatie, tijd voor vlees!
Beide zijn nuttig voor de dichter,-
hoewel misschien een goede lichte
spirituele huid het meest.
Bewustzijnsstad
Op deze site over leven en werk van Sybren Polet, legt de dichter zelf uit wat Amsterdam voor hem betekende:
Amsterdam was na enkele jaren voor mij een ingeleefde stad geworden, een stad die zichzelf steeds meer had ingevuld en die één van de weinige leefbare steden in Europa zou blijven. Stad waar ik mij thuis voelde en waar ik thuis hoorde: mijn geboortestad, met terugwerkende kracht, en ik werd met terugwerkende kracht een geboren-Amsterdammer. Behalve een aantrekkelijke culturele stad was Amsterdam ook een overzichtelijk-chaotische stad, één waarin je verloren kon gaan én jezelf zonder veel moeite kon hervinden, een soort hergeboortestad dus; je trof er je eigen projecties in aan in de vorm van bestaande & veelzeggende symbolen; praktisch alles kon als symbool dienen, al was het maar van zichzelf; en bijna automatisch werd alles tot symbool als je erover ging schrijven, zeker in de poëzie. En toen ik er eenmaal over begon te schrijven en mijn taalfiguren en hun activiteiten, plus mijzelf erin onderbracht, bleek dat ik me er volledig in kon uitleven, op een manier zoals mij nergens anders natuurlijk of denkbaar leek. Ik begon uitzinnig veel van die stad te houden en net als voor een hergeboortebaby werd de realiteit letterlijk en woordelijk een beetje van mij: bewustzijnsstad. Een stad waarin alles kon plaatsvinden, in heden en verleden, waarin zich alles dagelijks voor mijn verliefde ogen transformeerde, metamorfoseerde en waar alles in elkaar over gleed. Die stad kwam centraal te staan in bijna al mijn proza en in vrijwel alle langere poëziecycli.
Klik HIER voor alle ZoekPoëzie