De oplossing voor een ongemakkelijke stilte
Het was vrijdag 17 mei 1991. Een wat donkere, koele dag met krachtige windstoten. Geen zon.
Het VPRO-Radioprogramma Het Gebouw was die ochtend om zeven uur begonnen en zou om half vijf eindigen. De medewerkers waren een beetje moe -om niet te zeggen- doorgedraaid.
De avond tevoren was het laat geworden in hotel Hilfertsom. Er was behoorlijk veel drank gebruikt; oude verhalen waren verteld, persoonlijk leed gedeeld; we hadden een beetje gehuild en er was gezongen.
We rookten nog. De voorbereidingen van de uitzending zaten in het geheugen en stonden op papier. Enkele gasten, die vroeg in de uitzending aan het woord zouden komen, bleven ook in het hotel overnachten. Ze verbaasden zich over de uitgelaten stemming en zeiden dat ook, maar benadrukten dat het allemaal toch wel heel gezellig was.
In het laatste uur van de uitzending zou nog een dringende kwestie aan de orde komen. Mensen, die daarvoor aan het woord kwamen, hadden met de snelpost een pakketje gestuurd naar de VPRO. Ik was eindredacteur van dat programma en ging rond het middaguur met de hoogblonde medewerkster B. naar de Postkamer om het pakketje te halen. Zij was gekleed in een mooi robijnrood jurkje.
Er heerste in dat kantoor een merkwaardige stemming nadat we daar gearriveerd waren.
Vier mannen van de Postkamer en twee PTT'ers -allen van middelbare leeftijd- rookten en bespraken op een wat gedragen toon het televisieaanbod van de vorige avond.
Zij namen B. zeer belangstellend op. Het gesprek viel stil. De rook in de postkamer verspreidde een onaangename geur en de sfeer werd enigszins ongemakkelijk.
En toen gebeurde het.
De hoogblonde medewerkster richtte zich tot mij en zei tot verbijstering van al die mannen:
‘’Zullen we neuken’’.
Goedemorgen!